‘Morgenochtend om tien uur is er sectie. Zorg er in ieder geval voor dat je op tijd bij het sectielokaal bent om dokter Rusteloos te ontvangen. Na afloop zie ik je wel weer op het bureau.’ Hij gebaarde. ‘Ben ik er eventueel niet, dan weet de wachtcommandant wel waar ik te bereiken ben.’

Hij klopte zijn leerling op de schouder. ‘Doe haar de groeten van me.’

Vledder bleef aarzelend staan.

‘En jij?’ vroeg hij achterdochtig. ‘Wat ga jij doen?’ ‘Ik zal zien dat ik vanavond Ronald van Stuchteren nog te pakken krijg.’

‘Ronald van Stuchteren?’

‘Ja.’

‘Waarom?’

De rechercheur glimlachte. ‘Heel simpel, om hem te vragen hoe donderdag jongstleden zijn afspraak met Nanette verliep.’

‘Ben je alleen thuis?’

‘Nee, vader is er ook. Komt u binnen.’

Ronald van Stuchteren ging De Cock voor. Ze liepen achter elkaar door een lange witmarmeren gang. Hun voetstappen klonken hol en weerkaatsten tegen de wanden. Aan het einde van de gang liep een brede trap omhoog.

‘Vader zal verrast zijn.’

‘Hoezo?’

‘Ik denk niet dat hij nog bezoek verwacht.’

‘Mijn bezoek geldt ook eigenlijk u, niet uw vader.’

Ronald keek verbaasd om. ‘Mij?’

De Cock knikte. ‘Als uw vader toch thuis is, lijkt het mij goed dat hij het onderhoud bijwoont. We zouden een aantal misverstanden uit de weg kunnen ruimen.’

Ze bestegen de brede, marmeren trap. Boven, op een zwartgranieten console, stond een bronzen Mercuriusbeeldje, een kopie van de Mercurius in de Effectenbeurs.

Bij een ruime, hoge deur bleef Ronald staan. Hij aarzelde. Het was net alsof hij iets in zichzelf moest overwinnen. Het duurde maar even. Toen deed hij de deur open en stapte naar binnen. ‘Vader,’ riep hij luid, ‘hier is rechercheur De Cock.’ Uit een brede fauteuil met een hoge leuning rees de gestalte van makelaar Van Stuchteren op. Hij zag er heel huiselijk uit, een leesbril half op de neus, in een verkreukelde kamerjas en grote vilten pantoffels aan de voeten. Hij had zo weinig van een grandseigneur.

‘Met… eh, ceeooceekaa.’

De Cock knikte.

‘Inderdaad, u heeft het goed onthouden.’

Van Stuchteren glimlachte beleefd.

‘Gaat u zitten,’ zei hij breed gebarend. ‘Wat verschaft ons het genoegen van uw bezoek? Wenst u iets te drinken? Een sherry, of prefereert u iets anders?’

‘Cognac, graag.’

‘Ronald…’ De stem klonk dwingend, overheersend, autoritair. ‘Ja, pa.’

De jonge Van Stuchteren reageerde onmiddellijk. Hij kiep naar een fraaibewerkte, eikenhouten kast aan de wand en kwam terug met een flonkerend cognacglas en een fles oude Franse cognac. De Cock herkende het etiket.

Ronald keek hem vragend aan.

‘Wilt u het glas verwarmd?’

De Cock schudde het hoofd.

‘Laat maar. Het warmt wel in de hand.’

‘O, zoals u wilt.’

Het klonk schuchter, haast benepen.

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. Dit was niet de Ronald van Stuchteren die hij kende; niet de jongeman die hij spontaan, fel, emotioneel had zien reageren. Onder de spiedende ogen van de vader gedroeg hij zich vreemd, nerveus, slaafs onderdanig. Alsof hij niet zichzelf was, maar een marionet, met duizend onzichtbare draden verbonden aan de strenge wil van die man in zijn grote vilten pantoffels.

Ronald schonk in.

De Cock liet het glas tussen zijn vingers schommelen en snoof de prikkelende geur van de cognac op. Onderwijl liet hij zijn blik door de kamer dwalen. Het zag er smaakvol uit. Hoewel de kamer bijzondere afmetingen had, bijna die van een zaal, en slechts schaars was gemeubileerd, was er toch sprake van een zekere intimiteit, een warme beslotenheid, die weldadig aandeed. De wanden waren bijna geheel met schilderijen bezet. Ze waren er van verschillende grootte. De meeste figuratief. Als concessies aan het strak-figuratieve ontdekte De Cock twee werkjes van Renoir en enige doeken van minder bekende Franse impressionisten. Er was geen open plek. De plaats waar ergens aan de wand het sombere naakt had gehangen, was weer aangevuld.

De oude Van Stuchteren sloeg De Cock nauwkeurig gade. ‘U interesseert zich voor schilderijen?’

De Cock nam een slok van zijn cognac.

‘In zijn algemeenheid, nee, schilderijen hebben niet mijn interesse. Slechts wanneer een doek bepaalde emoties bij mij opwekt, appelleert aan gevoelens die in mij leven, laat ik mij tot een nadere beschouwing verleiden. Eerder niet.’

Van Stuchteren glimlachte.

‘Het is een criterium. Vind je niet, Ronald? Het is een criterium.’

De jongeman was in een fauteuil gaan zitten, keurig, de benen over elkaar geslagen, de slanke handen voor zich uit, met de vingertoppen tegen elkaar.

‘Ja, pa,’ antwoordde hij zacht, ‘het is een criterium.’ Hij herhaalde het zonder enige intonatie, haast mechanisch. De Cock keek naar de beide mannen voor zich. Vader en zoon, totaal verschillend. En in hun beider leven was een Nanette de Bougaerde gekomen, knap, frivool, dartel, en ongetwijfeld een tikkeltje gemeen.

De Cock zette zijn glas even neer en gebaarde.

‘Bijvoorbeeld dat schilderij, dat omstreden naakt op de rode sofa, dat trof mij buitengewoon. Zelfs wanneer ik niet met de oplossing van deze onverkwikkelijke affaire was belast, dan nog zou ik niet aan dit schilderij zijn voorbijgegaan. Het boeide mij vanaf het eerste moment. De intense droefheid in de ogen, de sombere impressie van het naakte lichaam, ontluisterd, haast steriel, zonder leven, zonder enige prikkeling of extase. Het was alsof de schilder, onbewust, rond zijn model al de schaduw van een naderend onheil had gezien en weergegeven. Over het doek hing reeds de zwarte sluier van de dood.’

Nadat hij was uitgesproken, heerste er lange tijd een vreemde stilte. Het leek of de woorden van De Cock in de kamer bleven zweven. Ze ebden niet weg. Ze vermengden zich met het ruisen van de regen buiten. Op de schoorsteenmantel knabbelde een Engelse pendule aan de eeuwigheid.

Ronald zag bleek. Zijn vingers trilden. De oude Van Stuchteren verschoof zijn voeten. Hij was de eerste die het zwijgen verbrak. ‘Pierre Popko,’ zei hij met een wat hese stem, ‘is een bekwaam schilder, ongetwijfeld. Maar ik wil toch niet zover gaan, hem paranormale begaafdheden toe te dichten. Ik geloof, meneer De Cock, dat uw rijke verbeelding u parten heeft gespeeld. U zag in het schilderij bepaald meer dan erin te zien was.’ De Cock glimlachte beminnelijk. ‘Nanette is dood, nietwaar?’ De oude Van Stuchteren knikte. ‘Ronald vertelde het mij. U had tijdens zijn verhoor laten doorschemeren dat ze was vermoord.’ ‘Inderdaad, vermoord, gruwelijk vermoord. Ik wil u de bijzonderheden besparen, althans…’ hij wachtte even voor het effect, ‘voor zover een van u beiden die nog niet kent…’

De reactie kwam niet direct. Het duurde enige seconden. Toen sprong de oude Van Stuchteren op. Zijn vingers bewogen krampachtig. De ogen flikkerden. ‘Wat wilt u daarmee zeggen?’ Iedere vezel van het lichaam van De Cock was gespannen. Hij had nog diezelfde morgen iets van de onstuimige lichaamskracht van de makelaar gezien, herinnerde zich de pijnlijke hals van Vledder en besloot tot uiterste waakzaamheid.

Hij wees in de richting van Ronald.

‘Uw zoon,’ zei hij kalm beschuldigend, ‘had op de dag van Nanettes verdwijning nog een afspraak met haar. Nadien is ze niet meer in leven gezien.’

Het gezicht van de oude Van Stuchteren verstarde. Hij keek van Ronald naar De Cock en terug. ‘Jij, Ronald?’

Вы читаете De Cock en het sombere naakt
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×