“De fout schuilde weer in een kleine onachtzaamheid,” sprak hij verontschuldigend. “Hoelang ik ook in dit vak zit, hoe vaak ik jullie het belang van details uitleg, nu had ik zelf een kleinigheid over het hoofd gezien. Ik vergat dat in de meeste winkels een belcontact onder de voormat ligt. Dat ging af toen Vledder die sigarenzaak binnen stapte. Het verrassingselement was weg. Anton van Heusden zag ons binnenkomen. Hij vluchtte, maar wierp eerst het glas met het door hem samengestelde drankje om.”

“Weg bewijs?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“We konden achteraf nog genoeg vloeistof redden om te bewijzen dat het GHB bevatte.”

Appie Keizer keek naar De Cock.

“Ik kende die Van Heusden. Ik kwam wel eens bij hem in de zaak. Wilde hij die bezoeker ombrengen?”

De oude rechercheur stak vermoeid zijn hand op.

“Voor ik uitleg geef…laten we een traditie in ere houden.”

Hij pakte de fles cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield, en vulde ruim de bodem van diepbolle, voorverwarmde glazen. Hij reikte die zijn vrienden aan. Daarna ging hij rechtop zitten en hield zijn glas plechtig omhoog.

“Een toost,” sprak hij ernstig, “een toost op mijn vriend Smalle Lowietje, die mij na een reeks dwalingen eindelijk in de goede richting stuurde.”

Vledder lachte.

“Naar de IJsselsteinse Bank.”

De Cock knikte.

“Naar een afdeling van die bank waar ruim drie jaar geleden vier mannen werkten die een loterijclubje hadden en maandelijks een klein bedrag stortten voor het kopen van loten. Het waren Victor Handgraaf, de boekhouder en leider van het clubje, Derek van Achterdiep, Cornelis Grijpskerk en als vierde Peter Freedestein. Maar,” hier zweeg De Cock even en keek de kring rond, “daar werkte nog een vijfde man. Let wel, ook deelnemer aan datzelfde loterijclubje: Anton van Heusden. Op het moment dat op een van de door het clubje aangekochte loten een gigantische prijs viel, de zogenaamde jackpot, was Van Heusden ziek. Hij zat overspannen thuis. Het werk op de bank viel hem zwaar, bovendien was zijn enige dochter ernstig ziek.

Volgens Peter Freedestein, die ik gisteren nog eens uitgebreid heb verhoord, stelde Victor Handgraaf voor om de al enige tijd op de bank afwezige Anton van Heusden niet in de prijs te laten meedelen. De anderen stemden daar zonder enig voorbehoud mee in.”

Vledder glimlachte.

“Ha, Anton van Heusden werd misgekleund.”

De Cock sprak verder en genoot van zijn aandachtige gehoor.

“Toen Van Heusden na zijn periode van ziekte op de bank terugkwam, bemerkte hij dat zijn vier collega’s ontslag hadden genomen en een profijtelijke Handgraaf Foundation hadden gesticht. Onder het personeel van de bank ging het gerucht dat de Foundation was opgericht met geld van een gewonnen loterijprijs. Toen Van Heusden vroeg naar zijn deel van die prijs, zeiden de lieden van de Foundation dat hij, Anton van Heusden, nooit lid van het loterijclubje was geweest.”

Adelheid van Buuren reageerde fel.

“Wat een rotstreek!”

“Inderdaad, een pure rotstreek. Van Heusden begreep dat hij zijn aanspraken op een deel van het loterijgeld niet kon bewijzen. Er was geen enkele vorm van administratie, en regels voor de loterijclub waren nooit vastgelegd. Ook de namen van de deelnemers stonden nergens genoteerd. Toen Anton van Heusden van een vriend voor weinig geld het sigarenwinkeltje aan de Oude Hoogstraat kon overnemen, nam hij ontslag bij de bank.”

Fred Prins fronste zijn wenkbrauwen.

“Hij liet de zaak verder rusten?”

Het gezicht van De Cock versomberde.

“Tot bij zijn dochter een tumor in de lever werd geconstateerd. Een zeer kwaadaardige tumor, met een omvang van meer dan vijf centimeter. Van Heusden kreeg te horen dat zo’n grote tumor niet meer door een operatie was te verwijderen. Met andere woorden: zijn dochter was ten dode opgeschreven.”

De Cock zweeg even en nam een slok van zijn cognac.

“Op een dag ontdekte Anton van Heusden dat het een bekwaam chirurg in een peperdure kliniek in Amerika was gelukt om met succes bij een mens een tumor van een omvang van zesenhalve centimeter uit de lever te verwijderen. Omdat aan die operatie ook een lange tijd van toezicht en revalidatie was gekoppeld, kon Van Heusden dat financieel natuurlijk niet opbrengen.”

Vledder knikte.

“Ik begrijp het. Hij stapte naar de directeuren van de Handgraaf Foundation en smeekte hun zijn dochter te redden.”

Adelheid van Buuren steunde en sloeg geemotioneerd haar hand voor haar gezicht.

“Ooo…ze weigerden?”

De Cock liet zijn hoofd zakken.

“Toen zijn dochter na enkele maanden aan de tumor overleed, besloot Van Heusden wraak te nemen.”

De oude rechercheur nam een kleine pauze.

“Van zijn vroegere directe chef bij de IJsselsteinse Bank,” ging hij verder, “heb ik gehoord dat Anton van Heusden bekendstond als een zeer gelovig man. Vermoedelijk is uit dat geloof het denkbeeld ontstaan dat de zondaren die naar zijn overtuiging voor de dood van zijn enige dochter verantwoordelijk waren, God nog in hun dood zouden moeten bidden om genade.”

Vledder zuchtte.

“De dood in gebed.”

“Dat zeg je mooi, Dick,” reageerde De Cock, “maar de gevouwen handen met de gelijmde vingers berustten ook op praktische overwegingen. De lichamen van Handgraaf en Cornelis Grijpskerk legde hij na de bedwelming in zijn eigen bad, dat hij vulde met leidingwater. Daar liet hij ze verdrinken. Van Heusden wist niet precies hoelang de bedwelming van zijn slachtoffers zou duren. Met vastgelijmde handen en vastgebonden schoenveters zouden ze…als ze eventueel te snel uit hun bedwelming zouden ontwaken, toch niet aan de dood kunnen ontsnappen.”

Vledder zwaaide met een gestrekte arm om aandacht te vragen.

“Waarom wilde Anton van Heusden ook Freedestein ombrengen? Hij had hem toch niet om geld gevraagd?”

De Cock zuchtte. De lange uiteenzetting vermoeide hem.

“Peter Freedestein,” legde hij uit, “bleek bereid om Van Heusden te bellen en hem te zeggen dat hij wist dat hij de moorden had gepleegd, en waarom.”

Vledder knikte begrijpend.

“Juist, want die bereidheid was door de heilige hermandad in de persoonlijke vorm van De Cock afgedwongen.” Hij grinnikte en trok zijn gezicht in een waarderende grijns. Dit was zijn oude leermeester in optima forma. Zo wilde hij ook worden.

De Cock ging door.

“Dat was voor Anton van Heusden de reden om Peter Freedestein bij hem thuis voor een drankje uit te nodigen.”

“Met voor Van Heusden de verrassing van nog een stel ongenode gasten en een einde met zijn gezicht op de stoeptegels,” zei Fred Prins lachend.

De Cock keek ernstig en schonk nog eens in. Hij had zijn uitleg gegeven.

Vledder fluisterde zijn vriendin toe: “Denkwerk, Adelheid, combineren en deduceren, zo word je groot in dit vak.”

“Dat gaat jou wel lukken, Dick,” antwoordde ze met een liefdevolle blik.

Ze mengden zich in het gesprek net de anderen en de onderwerpen werden algemener. De gruwelijke moorden zakten wat naar de achtergrond.

Mevrouw De Cock kwam uit de keuken met schalen vol lekkernijen.

“Misdaad loont!” riep Appie Keizer haar toe.

Вы читаете De Cock en de dood in gebed
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×