‘Ze had hem gezien.’
‘Wat?’
‘Ja. Ze moet hem al vrij spoedig hebben opgemerkt. Vermoedelijk al in de tijd dat hij het huis bespiedde. Je kunt je indenken hoe ze schrok. Ze begreep deksels goed wat haar te wachten stond. Maar ze kon er niets aan doen. Ze kon niemand waarschuwen. Ze kon niemand in vertrouwen nemen zonder haar eigen positie prijs te geven.
Alida van Soomeren, kind uit de sloppen van Antwerpen, had het ver gebracht. Ze had een mooi huis aan de gracht, was rijk, genoot aanzien. De geest uit het verleden zou haar dat niet ontnemen. Maar het onheil kwam steeds nader. Toen ze op een middag met haar man in een auto over het Damrak reed, zag ze Tjeerd Talema op het brede trottoir. Aan zijn arm liep een meisje. Een meisje dat zij kende… Mabel Paddington. Nog dezelfde avond maakte Robert d’Hovenier tijdens de maaltijd tegen Mabel een heftige scene. Hij zei dat hij zich niet met haar amoureuze affaires wilde bemoeien, maar raadde haar toch aan niet elke zwerver die op haar pad kwam, in huis te halen.’ Vledder knikte. ‘Mevrouw d’Hovenier begreep dat het gevaar al binnen de muren van haar eigen huis was geslopen.’ ‘Ja, en ze begreep nog meer! De scene leerde haar dat onder haar eigen dak iemand huisde die een redelijk motief had de zwerver te vermoorden.’
De ogen van Vledder glinsterden. ‘De jaloerse Robert.’ De Cock pauzeerde even en vulde de glazen nog eens met zijn kostelijke cognac. ‘Ze wist,’ zo ging hij verder, ‘dat Tjeerd eens zou komen. En ze maakte het hem gemakkelijk. Onder voorwendsel dat ze in haar eigen kamer zo slecht sliep, betrok ze een kamer op dezelfde verdieping als Robert. Een kamer die vanaf de straatzijde via een balkon gemakkelijk was te bereiken. Gelaten wachtte ze af. Ze rekende erop dat Tjeerd haar niet zomaar in haar slaap zou verrassen, maar dat hij zich eerst kenbaar zou maken als de man die zij had bedrogen. Dat gebeurde ook. Op de late avond van de 14de maart klom Tjeerd Talema haar slaapkamer binnen. Of hij toen nog het voornemen had haar te vermoorden, weten we niet. Uit zijn onafgemaakte brief aan zijn vriend weten we dat zijn haat inmiddels was verflauwd en dat hij twijfelde of hij zijn plan nog wel zou uitvoeren.’
De Cock staarde wat droevig voor zich uit. ‘Hij heeft weinig kans gekregen. Ze sloeg hem van achteren met een pook neer.’ ‘En toen?’
‘Om bloedvlekken tegen te gaan wond ze een grote badhanddoek om zijn hoofd. Daarna sleepte zij het lijk over de gang naar de kamer van Robert. Ze wist dat hij nog niet thuis was. Haar bedoeling was duidelijk. Wanneer het lijk van de zwerver, de rivaal in de liefde, in de kamer van Robert werd gevonden, zou het volle licht van het politieonderzoek op de jongeman vallen.’
Van Dijk grijnsde. ‘Een duivelse opzet.’
‘Maar het lijk werd in de gracht gevonden!’ riep Vledder. De Cock knikte. ‘Dat kwam door Mabel Paddington. Ze betrapte mevrouw d’Hovenier.’
‘Wat?’
‘Ja! Op weg naar het toilet kwam Mabel voorbij de kamer van Robert. De deur stond open. Onwillekeurig keek ze naar binnen en zag mevrouw d’Hovenier gebogen over het lichaam van een man. Ze was juist bezig de bebloede handdoek van het hoofd te wikkelen.
Mabel dacht dat er iets met Robert aan de hand was en kwam de kamer in. Tot haar schrik herkende ze haar Marcel… en trok een verkeerde conclusie.’
‘Ze dacht dat Robert haar Marcel had gedood?’
‘Precies. En mevrouw d’Hovenier verstevigde die indruk. Ze zei dat ze plotseling wakker was geworden van een klap. Toen ze op onderzoek uitging, trof ze de deur van Roberts kamer open en zag die vreemde man op de vloer. Mabel zei dat ze die vreemde man kende, dat ze omgang met hem had. Waarop mevrouw d’Hovenier meende dat het toch verschrikkelijk zou zijn, wanneer die arme Robert de gevangenis in ging voor iets dat hij toch kennelijk uit liefde voor Mabel had gedaan! Ze kreeg het meisje zo ver haar te helpen het lijk uit het huis te dragen en in de gracht te werpen. Zie je, dit leek haar nog beter dan de aanvankelijke opzet. Wanneer Mabel verder haar mond hield, zou zelfs niemand ooit kunnen vermoeden dat de moord in huize d’Hovenier had plaatsgevonden.’
‘Wat een tegenwoordigheid van geest,’ riep Van Dijk bewonderend. ‘Een normaal mens zou in paniek zijn geraakt. Die Mabel Paddington! Hield ze haar mond?’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ze was niet zo koel, zo geraffineerd als Alida van Soomeren. De artistieke, emotionele Mabel Paddington kon het gebeurde geestelijk niet verwerken. Er was een mens gedood en dat feit kon men niet afdoen door het lichaam achteloos in een gracht te laten glijden. Haar hele natuur kwam ertegen in opstand.
Na een verschrikkelijke nacht en een dag vol twijfels stapte ze naar het politiebureau in de Warmoesstraat. Ze vroeg naar mij en vertelde na een verward, aarzelend begin dat neef Robert haar Marcel had vermoord. Misschien had ik haar toen steviger aan de tand moeten voelen. Ik weet het niet. Ik wist toen nog zo weinig. Bovendien weigerde ze mij details te geven. Ik vermoed dat ze zich bezwaard voelde door haar eigen rol in de affaire. Ze had immers meegeholpen het lichaam te laten verdwijnen. Ik kwam in ieder geval geen steek verder dan haar wat loze kreet dat Robert de dader was.’
Van Dijk glimlachte. ‘Robert was de dader niet.’
‘Nee,’ zei De Cock nadenkend. ‘Robert niet. Ik vraag me af wanneer ze tot de ontdekking kwam dat ze hem vals had beschuldigd. Ik denk dat ze in haar kamertje aan het Kattegat het gebeurde steeds weer opnieuw heeft overdacht en uiteindelijk tot de conclusie kwam dat Marcel niet door Robert, maar door mevrouw d’Hovenier was vermoord. Het feit dat wij Robert na zijn verhoor weer vrijlieten, moet haar in die gedachte hebben gesteund. Toen ze zover was, moet ze naar motieven hebben gezocht. Motieven voor mevrouw d’Hovenier om een totaal onbekende man, een zwerver, zoals Robert hem noemde, naar het leven te staan. Misschien dat Marcel, alias Tjeerd Talema, haar in vertrouwen mededelingen had gedaan of opmerkingen had geplaatst die haar achteraf tot nadenken stemden. Het kan ook zijn dat ze op een dag ongezien naar de Keizersgracht is teruggegaan om in oude papieren te snuffelen.’
Vledder keek hem verwonderd aan. ‘Oude papieren? Wat voor papieren?’
‘Het trouwboekje, en dat uittreksel uit het Zoetekampse overlijdensregister. Ik weet van mevrouw d’Hovenier dat ze deze papieren pas enige dagen voor haar arrestatie heeft vernietigd. Hoe het ook zij, Mabel Paddington wist dat drieeneenhalf jaar geleden in Utrecht ene Tjeerd Talema met ene Alida van Soomeren trouwde. Ze zal hebben vermoed dat haar Marcel en Adele d’Hovenier dezelfde personen waren, maar had daarvoor, net als ik, geen bewijzen.’
‘Waarom kwam ze niet naar ons?’ riep Vledder verbeten. ‘Met de aanwijzingen die zij had, hadden wij het bewijs wel kunnen leveren.’
De Cock knikte. ‘Zij was, en voelde zich ook, medeplichtig! Ik denk dat ze op clementie rekende, wanneer door haar toedoen de moord werd opgelost.’ Hij streek met zijn handen over zijn grijze haren. ‘Zover is ze niet gekomen. Mevrouw d’Hovenier greep bijtijds in.’
‘Bedoel je,’ vroeg Vledder, ‘dat mevrouw d’Hovenier ook Mabel Paddington heeft vermoord?’
‘Dat bedoel ik,’ antwoordde De Cock gelaten.
Van Dijk fronste zijn wenkbrauwen. ‘Hoe wist ze haar adres?’ De Cock tastte in zijn binnenzak en wierp Van Dijk een bruine envelop toe. De jonge rechercheur schudde de inhoud op zijn knieen. ‘Trouwfoto’s!’
De Cock knikte. ‘Genomen voor het stadhuis in Utrecht, bij het huwelijk van Alida van Soomeren en Tjeerd Talema. Toen mevrouw d’Hovenier een paar dagen geleden besloot om voor alle zekerheid haar verleden volledig uit te wissen, dacht ze plotseling aan de fotograaf die bij haar huwelijk met Talema foto’s had genomen. Ze ging naar Utrecht en hoorde daar tot haar schrik dat ene juffrouw Paddington uit het Kattegat in Amsterdam naar dezelfde foto’s had gevraagd.’
Vledder nam zijn glas op en nipte aan zijn cognac. ‘Wanneer halen we dokter Hoekstra op?’
De Cock krabde zich wat verlegen in de nek. ‘Nooit… Ik bedoel: dat zal moeilijk gaan.’
‘Hoezo?’
‘Ik heb vanmorgen een telegram van hem gekregen.’ Hij zocht nerveus, onhandig, in de zakken van zijn colbert. ‘Ik geloof dat ik het formuliertje alweer kwijt ben. Het kwam uit Kenia, Nigeria of Oeganda… Ik kan die Afrikaanse landen zo moeilijk uit elkaar houden.’ Hij glimlachte. ‘De dokter maakt het goed. Ze hadden onmiddellijk werk voor hem.’
Vledder klapte met zijn hand op de leuning van zijn fauteuil. ‘Je hebt hem laten vluchten, natuurlijk. Ik had het kunnen weten…’ De Cock keek hem hoofdschuddend aan. ‘Soms,’ zei hij zacht bestraffend, ‘kun jij zulke