zeg hem, dat ik vermoedelijk de enige man ben die hem van een zekere wurgdood kan redden. Een man of een vrouw die twee moorden heeft gepleegd… deinst voor een derde moord niet terug.’

Ze reden met hun Golf over de A4 van Den Haag naar Amsterdam terug.

Het was razend druk op de snelweg. Het spitsuur was in volle gang. Het gedrag van sommige weggebruikers leek op dat van bezoekers aan een kermisattractie met botsautootjes. Wagens passeerden hen links en rechts en zo nu en dan liep de zaak met piepende remmen muurvast.

Vledder zat gespannen achter het stuur.

‘Je had absoluut gelijk om zelf naar Den Haag op onderzoek te gaan. Het was anders echt niets geworden. Voor een Haagse rechercheur met minder interesse in de zaak dan wij, had die oude man de deur van zijn woning beslist dichtgesmeten.’

De Cock gniffelde.

‘Ik verwachtte het min of meer. Daarom had ik er op tijd mijn voet tussen.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Het was achteraf toch geen onaardige man.’

De Cock glimlachte.

‘Zelfs aardige mensen zijn niet altijd bereid om ons te helpen.’

Vledder keek even opzij.

‘Denk je dat het gesprek van vanmiddag wat oplevert?’

De Cock ademde diep.

‘Ik… eh, ik dacht,’ antwoordde hij voorzichtig, ‘dat ik overtuigend genoeg ben geweest. Ik geloof ook in mijn argumenten.’

‘Jij denkt dat Hendrik Noorddijk werkelijk gevaar loopt om te worden gewurgd?’

De Cock knikte.

‘Als ik het goed zie, dan is een van de vier rendez-vousgangers opgewekt bezig de andere drie uit de weg te ruimen.’

Vledder staarde voor zich uit.

‘In theorie kan dat ook Hendrik Noorddijk zijn.’

De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan.

‘Heel goed. Ik sluit hem ook niet uit. Die oude Noorddijk schijnt nog veelvuldig contact met zijn zoon te hebben. Ik ben ook benieuwd hoe zoonlief op de berichten van zijn vader reageert.’

‘Als hij niet reageert?’

‘Dan is hij vermoedelijk de dader en verkeert de vierde man, die wij niet kennen, in levensgevaar.’

Vledder klapte zijn vuist een paar maal op de rand van zijn stuur.

‘Allemachtig,’ riep hij opgewonden, ‘wat een rotzaak! Hoe komen we hier ooit uit?’

De Cock antwoordde niet.

‘Ik heb Gerard van Kastelen van ons lijstje van verdachten geschrapt.’

Vledder reageerde verwonderd.

‘Waarom?’

De Cock schoof zijn onderlip vooruit.

‘Als hij min of meer getuige was geweest van de moord op Charmaine Dupuitrain, dan had hij voor de moord op Albertus van Zoggel een motief… wraak omdat hij een mogelijke geldwinning kwijt was. Maar nu Charles van Milschot op dezelfde wijze stierf, kan ik in hem niet langer een verdachte zien.’

‘Jammer.’

De Cock lachte.

‘Dat, Dick… moet je afleren.’

Ze reden een tijdje zwijgend voort. De oude rechercheur keek met gemengde gevoelens om zich heen naar het voortrazende verkeer. Bij Schiphol bezag hij vanaf de weg het landen en opstijgen van enorme viermotorige vliegtuigen. Het was hem een gruwel. Naar zijn gevoel was hij te laat geboren. Hij hoorde niet thuis in deze woelige eeuw. Zijn gemoed kende nog de rust en de waardigheid van de trekschuit en de diligence.

Hij keek opzij.

‘Weet je, Dick, wat wij in Amsterdam gaan doen… nog voor wij teruggaan naar de Kit?’

Om de mond van Vledder gleed een glimlach.

‘Smalle Lowietje.’

De Cock lachte vrolijk.

‘Je mag nooit meer raden.’

Smalle Lowietje schudde De Cock hartelijk de hand en gniffelde.

‘Soms zie ik je in weken niet en ineens lijkt het alsof je een frequent bezoeker van mijn dierbare etablissement bent geworden.’

De Cock glimlachte.

‘Ik denk, Lowie, dat ik jou zelfs vanuit de hemel zou bezoeken.’

Smalle Lowietje keek hem verschrikt aan.

‘Liever niet. Ik ben bang voor geesten. Ik zie je liever als man van vlees en bloed.’

De Cock schuifelde naar het einde van de bar en hees zijn negentig kilo op een kruk. Vledder nam naast hem plaats.

Smalle Lowietje schoof achter de bar.

‘Hetzelfde recept?’

De Cock wist dat er geen antwoord van hem werd verwacht en zweeg.

De tengere cafehouder dook aalglad onder de toonbank en kwam glunderend tevoorschijn met een fles verrukkelijke cognac Napoleon. Daarna schoof hij drie diepbolle glazen bij. Smalle Lowietje dronk uit eerbied voor de grijze speurder altijd een glaasje mee.

‘Wat een consternatie hier verder op de gracht,’ riep hij, terwijl hij klokkend inschonk. ‘Drie doden in een klein peeskamertje. Ongelooflijk. Zit er al een beetje schot in de zaak?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Weinig. Ik moet je eerlijk bekennen dat ik er nog niets van begrijp.’

Smalle Lowietje boog zich iets naar hem toe.

‘Een van de slachtoffers was toch Haagse Bertus?’

De Cock knikte.

‘Albertus van Zoggel.’

Smalle Lowietje boog zich nog verder over de bar.

‘Ik heb horen vertellen,’ fluisterde hij, ‘dat Haagse Bertus en zijn kornuiten jaren geleden een paar grote klappers hebben gemaakt.’

De Cock nam een slok van zijn cognac.

‘Kende jij Haagse Bertus?’

Smalle Lowietje trok zijn schouders iets op.

‘Niet zo best. Hij heeft hier bij mij wel eens aan de bar gezeten. Maar ik heb nooit zaken met hem gedaan. Ik vond hem een beetje klef.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Ken jij nog mensen die wel zaken met hem deden?’

Smalle Lowietje schudde zijn hoofd.

‘Hij was hier bij de Amsterdamse penoze niet zo getapt. Te veel Haagse bluf.’

De Cock glimlachte.

‘Bluf… daar weten ze hier in Amsterdam ook wat van.’ Hij zweeg even. ‘Ken… eh, ken jij ene Hendrik Noorddijk?’

Smalle Lowietje fronste zijn wenkbrauwen.

‘Weet je geen bijnaam?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Hij kwam ook uit Den Haag… Was vroeger een vriend van Haagse Bertus.’

‘Zegt mij niets.’

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×