De Cock glimlachte.

‘En die gedachte laat je nu los?’

Vledder grinnikte.

‘Je kunt er toch niet van uitgaan,’ sprak hij hoofdschuddend, ‘dat Witte Gijssie zichzelf zo’n dreun op zijn kanis heeft gegeven?’

De Cock trok een grimas.

‘Het blijft oppassen,’ antwoordde hij ernstig. ‘Ik ken tal van voorbeelden waarbij de daders zichzelf verwonden om de verdenking van hen af te wentelen.’

Vledder keek zijn oude mentor aan.

‘Ken jij een motief voor Witte Gijssie?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik ken nog voor niemand een motief. Ik ga er voorlopig van uit, dat de man met de snor die Witte Gijssie een mep op zijn kanis gaf, ook verantwoordelijk is voor de moord op Haagse Bertus en Juwelen Charles.’

Vledder snoof.

‘Maar voor die prachtige stelling,’ sprak hij cynisch, ‘heb je geen stuiver bewijs.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat heb ik ook niet. Het is gevoelsmatig.’

Vledder liet zijn hoofd zakken. Vette regendruppels kletterden in zijn nek.

‘Wat een baaldag,’ gromde hij nors. ‘Het is vandaag een en al treurnis… het onderzoek en het weer.’

De Cock bezag de gelaatstrekken van zijn jonge collega.

‘Je moet straks eens in de spiegel kijken. Je hebt een gezicht van oude lappen.’

‘Ik voel mij belazerd. Er zit totaal geen schot in deze zaak.’

‘In ons vak,’ sprak De Cock bemoedigend, ‘moet je tegenslagen kunnen verdragen, anders loop je gauw tegen een maagzweer op.’

Vledder mokte.

‘Ik ga onmiddellijk naar huis.’

De Cock lachte vrijuit.

‘We gaan eerst nog even langs de Kit. Je weet nooit of er nieuwe ontwikkelingen zijn.’

Vledder stemde morrend in.

Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, kwam Jan Kusters zwaaiend van zijn stoel omhoog.

De Cock liep op hem toe.

‘Als je nog meer ellende hebt,’ grinnikte hij, ‘dan jaag je Vledder naar de psychiater.’

De wachtcommandant negeerde de opmerking. Hij wees omhoog.

‘Er zit boven een man op je te wachten.’

‘Wat voor een man?’

Jan Kusters trok zijn schouders op.

‘Weet ik niet.’

‘Naam?’

De wachtcommandant schudde zijn hoofd.

‘Het spijt me… geen naam. Ik heb er wel naar gevraagd, maar hij wilde zijn naam niet noemen. Hij vroeg alleen naar jou.’

De Cock draaide zich met een ruk om. Opmerkelijk vief bestormde hij de twee stenen trappen.

Vledder volgde.

Op de tweede etage, op de bank voor de deur van de recherchekamer, zat een man in een natte beige regenjas. De Cock schatte hem op voor in de veertig. Toen de oude rechercheur naderbij kwam, stond de man op. Met zijn lichtgroene ogen keek hij hem peilend aan.

‘U bent rechercheur De Cock?’

De grijze speurder knikte.

‘Met… eh, met ceeooceekaa.’

De man trok zijn mond iets scheef.

‘Ik ben Hendrik Noorddijk.’

In zijn zo typische slenterpas beende De Cock de grote recherchekamer op en neer. De oude rechercheur deed dat graag. Soms was zijn gedachtenwereld een flitsende chaotische warboel. Maar in de cadans van zijn tred lieten zijn denkbeelden zich gewillig ordenen. Een tintelend gevoel van nervositeit maakte zich van hem meester. Hij besefte ineens welke risico’s hij liep. Alles moest vanavond goed gaan. Hij kon zich geen missers veroorloven.

Bij het bureau van Vledder bleef hij staan. Hij legde even zijn hand vertrouwelijk op de schouder van zijn jonge collega.

‘Is de geluidsman van de televisie al gearriveerd?’ vroeg hij vriendelijk.

Vledder knikte.

‘Zit beneden in de kantine aan de koffie. Samen met Fred Prins en Appie Keizer.’

‘Maakten onze collega’s nog bezwaren?’

Vledder glimlachte.

‘Integendeel. Die twee zijn altijd blij als ze aan ons slotoffensief mogen meedoen. Appie Keizer loopt weer in zijn outfit van boerenmannetje.’

‘En Hendrik Noorddijk?’

Vledder gebaarde.

‘Is door de televisieman geinstrueerd. Hendrik Noorddijk krijgt een minuscuul microfoontje in de oksel van zijn rechterarm. Als de ander komt, dan moet hij die zo veel mogelijk rechts van hem houden. Anders komt het geluid niet goed door.’

De jonge rechercheur keek op.

‘Krijgen we er geen last mee?’

‘Waarmee?’

‘Zo’n microfoontje en een zender?’

De Cock grijnsde.

‘In de grote studio’s waar ze televisie maken, gebruiken ze die zendertjes al jaar en dag.’ De oude rechercheur grinnikte. ‘En zal ik het dan niet mogen gebruiken om een meervoudige moordenaar te ontmaskeren?’

Vledder maakte een sussend gebaar.

‘We zien wel waar het schip strandt.’

De Cock keek hem onderzoekend aan.

‘Geen vertrouwen?’

Vledder trok een grimas.

‘Zo bedoel ik het niet. Het is in het verleden vrijwel altijd goed gegaan.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Heb je de tekst nog met hem doorgenomen?’

Vledder knikte.

‘Hendrik Noorddijk zal in ieder geval aan de vierde man vragen waarom hij Haagse Bertus en Juwelen Charles om het leven bracht.’

De jonge rechercheur keek opnieuw omhoog.

‘Loopt hij geen gevaar?’

‘Je bedoelt Hendrik Noorddijk?’

‘Ja.’

De Cock zuchtte.

‘Dat is onvermijdelijk. Op straat kunnen we die twee vrij aardig volgen. In het peeskamertje wordt het moeilijker. Voor alle zekerheid heb ik Jaap Alberts, een jonge diender, bereid gevonden om in het peeskamertje onder het bed te gaan liggen. Als het moet kan hij onmiddellijk ingrijpen.’

‘Die Jaap Alberts heeft ons toch al meer bijgestaan?’

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×