De Cock knikte.

‘Diverse malen. Ik zal er eens met commissaris Buitendam over praten. Ik zie in Jaap Alberts wel een toekomstige rechercheur.’

‘Waarom heb je als ontmoetingspunt dat bronzen beeld van de Spaanschen Brabander op de Nieuwmarkt gekozen?’

De Cock glimlachte.

‘Bij dat beeld, aan de rand van de Geldersekade, is het in de regel erg rustig. Dat komt het geluid ten goede. Bovendien loopt men vanaf de Nieuwmarkt via de Monnikenstraat snel naar het peeskamertje op de Achterburgwal.’

De oude rechercheur blikte op zijn horloge.

‘Het wordt tijd. Trommel het spulletje bij elkaar en laat ze hun posities innemen.’

‘Waar staan wij?’

‘In ons observatiebusje. Dat heb ik op de Achterburgwal aan de wallenkant tegenover het beruchte peeskamertje laten plaatsen.’

Vledder stond vanachter zijn bureau op.

‘Dan… eh, dan gaan we maar.’

Zijn stem trilde een beetje.

Het was aardedonker in de laadruimte van het kleine observatiebusje. De geluiden van de gracht drongen gedempt tot hen door. Door de kijkgaten was het beruchte peeskamertje met het witte laken voor het raam heel goed te zien.

De Cock scheen met zijn zaklantaarn even op zijn polshorloge. Er restten nog vijf minuten voor het moment van de afspraak. De oude rechercheur voelde hoe de spanning bezit van hem nam en de druk in zijn aderen opzwiepte. Hij hoopte vurig dat de vierde man op de lokroep van Hendrik Noorddijk zou reageren. Maar hij was er niet gerust op.

Hij keek nog eens op zijn horloge. De seconden vergleden traag.

De mobilofoon in de hand van Vledder begon te kraken. Het was de rustige stem van Appie Keizer: ‘De ontmoeting bij het beeld van Bredero heeft plaatsgevonden. Ze praten nu met elkaar.’

Vledder stootte De Cock aan.

‘Het beeld van Bredero?’ vroeg hij verwonderd.

De Cock knikte.

‘De Spaanschen Brabander,’ legde hij uit, ‘is een stuk van Gerbrand Adriaanszoon Bredero… een Amsterdamse schrijver en dichter uit het einde van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. Hij werd slecht 33 jaar oud.’

De stem van Appie Keizer was terug.

‘Ze lopen in de richting van de Monnikenstraat. Volgens de televisieman is het geluid uitstekend.’

De Cock ademde diep. Het pulseren van zijn hart tintelde in de toppen van zijn vingers.

‘We moeten ze al snel in zicht krijgen,’ zei hij.

‘Wanneer grijpen we in?’ vroeg Vledder.

‘Als ze binnen zijn… Als ze binnen zijn stapt de geluidsman bij ons in het observatiebusje en dan kunnen we precies horen wat er in het peeskamertje gebeurt. Voor de bewijsvoering zou het mooi zijn als die vierde man probeerde om Hendrik Noorddijk in het peeskamertje te wurgen… zoals hij die anderen heeft gedaan.’

‘Is dat geen uitlokking?’

De Cock gromde kwaadaardig.

‘Larie.’

Vledder tuurde door een kijkgat en hijgde.

‘Daar zijn ze. Hij heeft een snor… hij heeft een snor. Ik zie het van hier af duidelijk. Die vent met de snor maakt de deur open.’

‘Dan heeft hij een sleutel… of een apparaatje.’

Vledder reageerde niet.

‘Ze gaan naar binnen.’

Iemand bonsde met zijn vuist op een zijkant van het busje. De Cock schoof de laaddeur open en de geluidsman stapte in. Hij grinnikte vrolijk. ‘Jullie hebben al een bekentenis. Het staat op de band.’

Ineens verstarde hij… verschoof de koptelefoon op zijn hoofd.

‘Vlug… vlug. Er wordt om hulp geroepen.’

Vledder stormde het busje uit en rende naar de deur van het peeskamertje.

De Cock en de geluidsman volgden.

In het kamertje vochten drie mannen. Jaap Alberts nam de man met de snor in een wurgende houdgreep en drukte hem met een uiterste krachtsinspanning op de vloer.

Hendrik Noorddijk stond met verschrikte ogen tegen de muur en voelde aan zijn hals. Een stuk wit elektriciteitsdraad viel van zijn schouder op de grond.

Vledder knielde naast Jaap Alberts bij de man met de snor neer en keek in zijn gezicht. Met open mond blikte hij omhoog naar De Cock.

‘Johan-Pieter Berkenhout.’

In zijn stem trilde verbazing.

De oude rechercheur knikte. ‘Onze vierde man… De Shovel.’

15

De Cock deed de deur van zijn woning open. Op de stoep stond Vledder. De jonge rechercheur lachte wat verlegen. In zijn linkerhand bungelde een bos fraaie rode rozen.

‘Voor jouw vrouw. Hoe langer ik jou ken… hoe meer ik haar ga bewonderen.’

De Cock kon het grapje wel waarderen. Lachend deed hij een stap opzij.

‘Kom erin.’

‘Zijn de anderen er al?’

De Cock knikte.

‘Appie Keizer en Fred Prins zitten bij mijn vrouw en hebben het hoogste woord. Ik heb ook Jaap Alberts uitgenodigd. Ik vind dat hij zich in het peeskamertje kranig heeft gedragen.’

Ze stapten de woonkamer binnen. Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Vledder ter begroeting de hand. Met een gebaartje van verrukking nam ze de rozen in ontvangst. Ze wuifde uitnodigend naar een diepe leren fauteuil.

‘Ga zitten,’ riep ze hartelijk. ‘Ik behoef je niet aan de anderen voor te stellen.’

Vledder lachte.

‘Dat geboefte ken ik.’

De Cock pakte de fles cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield, en vulde ruim de bodem van diepbolle, voorverwarmde glazen. Hij reikte die zijn vrienden aan. Daarna hield hij zijn glas omhoog.

‘Op het duistere mysterie van het peeskamertje,’ toostte hij lachend.

Nadat ze allen een slok hadden genomen, keek Fred Prins de oude rechercheur verwonderd aan.

‘Wat hadden al die kerels in dat kamertje aan de Achterburgwal te zoeken?’

De Cock grijnsde.

‘Een schat.’

Fred Prins grinnikte.

‘Een schat?’

De Cock knikte.

‘Een heuse schat. Luitjes van de Technische Dienst hebben vanmorgen de vloer van het peeskamertje opengebroken. Op het hoofdbureau zijn ze nu bezig om drie koffers met kostbare sieraden te sorteren. En op

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×