‘Ja. Ze vroeg foto’s van het bruidspaar Talema-Van Soomeren. Ik zei dat ik de negatieven in mijn archief zou opzoeken en dat ze de foto’s over een paar dagen kon komen ophalen.’ ‘En toen?’

‘Ze betaalde vooruit en ging weg. De dag daarop kwam er een vrouw, die vroeg of ik de negatieven van de trouwfoto’s van het bruidspaar Talema-Van Soomeren had bewaard. Ik zei ja en vertelde dat ik ze toevallig een dag tevoren in mijn archief had opgezocht, omdat er iemand naar die foto’s had gevraagd. De vrouw was hoogst verbaasd en vroeg wie er dan nog meer belangstelling voor diezelfde trouwfoto’s had.’

De Cock staarde de fotograaf met grote ogen aan. ‘En toen,’ vroeg hij angstig, ‘hebt u die vrouw de naam en het adres van juffrouw Paddington gegeven?’

‘Ja,’ zei de man benepen, ‘dat heb ik.’

De Cock sloeg zijn handen voor zijn gezicht. Een moment stond hij besluiteloos, toen griste hij de fotograaf de envelop uit handen en rende de zaak uit.

Een seconde later was hij terug. De fotograaf staarde hem aan, met open mond.

‘Hebt u telefoon?’ vroeg De Cock. ‘Het is een zaak van leven en dood.’

22

Rechercheur Vledder staarde somber naar het ontzielde lichaam van Mabel Paddington.

Na het dringende telefoontje van De Cock was hij met rechercheur Van Dijk in een wervelende rit met gillende sirene naar het Kattegat gereden. ‘Een zaak van leven en dood,’ had De Cock gezegd en Vledder wist dat zijn oude mentor nooit overdreef. Nog voor de wagen goed en wel stilstond was Van Dijk al weggesprongen en de smalle trap op gerend, met twee, drie treden tegelijk. Hijgend was Vledder gevolgd.

Ze lag dwars in het kamertje, niet ver van de deur, een roodzijden sjaal om haar hals. Het was een haast vredig beeld. Geen tekenen van geweld, geen sporen van een worsteling. Een weelde van lang, kastanjebruin haar bedekte het gezicht. Vledder boog zich over haar heen en schoof het haar wat opzij. Ze was gewurgd. Zonder twijfel. En het was snel gedaan, krachtig, doelbewust. Voordat het slachtoffer zich had gerealiseerd wat er gebeurde, had de dood haar al in zijn greep. Onontkoombaar. Verzet was er niet geweest, bijna niet. De roodzijden sjaal, diep in de hals gedrongen, had onmiddellijk de bloedtoevoer naar de hersenen gestuit.

Vledder legde de rug van zijn hand tegen de wang van het meisje. Het lichaam was koud. Hij nam een spiegeltje uit zijn zak en hield het voor de halfopen mond. Het glas bleef schoon, werd niet bewasemd.

Langzaam kwam hij overeind. ‘We hadden niet zo hard hoeven rijden,’ zei hij hoofdschuddend. ‘Ze was toch niet meer te redden geweest… Ga naar beneden en vraag via de mobilofoon in de wagen om een dokter, een fotograaf, de Dactyloscopische Dienst… enfin, alles wat we nodig hebben.’

Robert Antoine van Dijk staarde naar de vloer.

‘Het is een mooi kind,’ lispelde hij afwezig, verward. ‘Een heel mooi kind.’

Vledder keek hem aan. ‘Je bedoelt: te mooi om te worden vermoord.’

‘Zoiets… ja.’

‘Geloof me, mooie vrouwen maken tienmaal meer kans om vermoord te worden dan lelijke.’ Hij wees naar de deur. ‘Maak voort, dan kunnen we samen nog wat rondneuzen voordat de meute komt.’

Van Dijk holde weg.

Vledder liet zijn blik door het kamertje dwalen. Het was schaars gemeubileerd. Armoedig. Rechts naast de deur bevond zich een granieten aanrecht met een gootsteen en een vervuild gasstel. In een zwartgeblakerde pan zat een restje van een volledige maaltijd uit blik.

Dus hier had Mabel Paddington zich dagen achtereen verborgen gehouden. Waarom? Voor wie? En hoe was De Cock achter haar adres gekomen? In Utrecht? Vledder wreef met zijn hand langs zijn kin. Vragen stormden op hem af. Wie had haar vermoord? Hij deed een paar passen opzij, bekeek het slachtoffer vanuit een andere hoek. Plotseling werd zijn aandacht getrokken door iets op de vloer. Het lag vrij dicht bij het hoofd, glinsterde tussen het kastanjebruine haar. Het leek van metaal. Hij liet zich op een knie zakken en duwde het voorwerp met de achterkant van zijn ballpoint voorzichtig tussen de haren vandaan. Van Dijk, weer boven gekomen, keek vanuit de hoogte op Vledder neer. ‘Heb je wat?’

Vledder knikte. ‘Een aansteker… Een mooie, lijkt wel echt zilver.’ ‘Door de dader verloren?’

‘Misschien… Heb je een loep?’

Van Dijk graaide nerveus in zijn zakken. ‘Hier.’

Vledder nam de loep aan, schoof haar uit de houder en boog zich over de aansteker op de vloer. Van Dijk keek gespannen toe.

‘Staat er wat op?’

‘Ja, letters. Ze zijn wat uitgesleten, maar je kunt ze toch duidelijk onderscheiden.’

‘Welke letters?’

‘R. d’H.’

Vledder kwam wat traag overeind. Rond zijn mond lag een wat verbeten trek. ‘R. d’H,’ zei hij bitter, ‘de initialen van Robert d’Hovenier.’

In de grote wachtkamer van het politiebureau aan de Warmoesstraat luisterde De Cock aandachtig naar de uiteenzetting die de beide jonge rechercheurs van hun vondst in het kamertje aan het Kattegat gaven.

‘Mabel Paddington werd dus gewurgd?’

Vledder knikte. ‘Met een roodzijden sjaal. De aanval moet vanachter het slachtoffer zijn ingezet. De uiteinden van de sjaal lagen op de rug.’

De Cock krabde zich in de nek. ‘En nu wilden jullie Robert d’Hovenier voor de moord arresteren?’

Vledder klemde zijn lippen op elkaar. ‘Hij moet ons maar eens uitgebreid verklaren hoe zijn zilveren aansteker bij het lijk van Mabel kwam.’

De Cock tuitte zijn lippen. ‘Die verklaring kan ik je wel geven.’ De rechercheurs keken hem verward, achterdochtig aan. ‘U?’

De Cock knikte traag. ‘Het was een vals spoor. De aansteker werd bij het lijk gelegd… na de moord.’

Van Dijk slikte. ‘Door wie?’

De Cock antwoordde niet. Hij stond van zijn stoel op en liep langs de bureaus. Bij het verhoorkamertje bleef hij staan. Hij wachtte een moment. Toen trok hij de deur open.

Met haar rug tegen de elektrische radiator, bleek, ontluisterd, zat een slanke, blonde vrouw.

Vledder staarde haar verbaasd aan.

De Cock knikte. ‘Mevrouw d’Hovenier…! Drie jaar geleden nog Alida van Soomeren… de wettige vrouw van Tjeerd Talema.’

23

‘Vermoordde zij Mabel Paddington? Wanneer heb je haar gearresteerd? Waar? Wie vertelde je dat zij Alida van Soomeren was? Waarom wilde Tjeerd Talema haar doden? Wist zij dat…’ De Cock bracht beide handen naar zijn oren. ‘Zoveel vragen kan ik niet ineens beantwoorden,’ riep hij lachend. ‘Geniet eerst van mijn kostelijke cognac. Het is inderdaad iets bijzonders.’ Hij hield het glas tegen het licht. ‘Proost… op de misdaad.’ Hij had Vledder en Van Dijk uitgenodigd voor een laatste bespreking bij hem thuis. Zittend in zijn brede fauteuil, genoot hij zichtbaar van het ongeduld van zijn beide collega’s.

Vledder schudde bedroefd het hoofd. ‘Ik begrijp er nog steeds weinig van.’

De Cock lachte. ‘Wees gerust. Tot voor kort tastte ook ik volkomen in het duister.’ Hij nam een teug van zijn cognac. ‘Voor een juist begrip lijkt het me het beste terug te gaan naar Utrecht… ongeveer drieenhalf jaar geleden, toen op een kwade dag in augustus Tjeerd Talema Alida van Soomeren ontmoette.’ Hij zette zijn glas neer en leunde achterover. ‘Het was een van die toevallige ontmoetingen die ’s mensen lot en leven bepalen. We hoeven daar geen zwaarwichtige betogen aan vast te koppelen, maar een babbeltje in Utrecht bij een bushalte had grote gevolgen, Alida van Soomeren had op het moment van de ontmoeting al een rijk crimineel verleden. Ze had in Belgie een reeks verduisteringen en oplichtingen gepleegd en was, toen de grond onder haar mooie voetjes

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×