De Cock glimlachte.

“Toen ik hem eens vroeg hoeveel lijken hij al gerechtelijk had opengepeuterd, antwoordde hij met zijn typische kraakstem: ‘Als ze allen nog leefden, De Cock, zou je er een aardig dorp mee kunnen bevolken’.”

“Ik zal het hem vanmiddag nog eens vragen,” zei Vledder.

“Misschien geeft hij nu een andere versie.”

De Cock grijnsde.

“Bijvoorbeeld in plaats van een aardig dorp, nu een kleine stad.”

“Zoiets.”

De jonge rechercheur zweeg even.

“Na de sectie kom ik gewoon met de Golf terug naar de Kit.”

“Met dolk.”

Vledder stond van zijn stoel op.

“Zo u wenst…met dolk.”

Het klonk wat sarcastisch.

De Cock slenterde vanuit de Warmoesstraat naar de Oudebrug-steeg, stak de rijbaan van het Damrak over en vervolgde zijn weg in de richting van het Centraal Station. Het was nog steeds prachtig mooi weer. De zon straalde of ze in Amsterdam nog wat had goed te maken, en een zacht briesje verwijderde de geurtjes die uit het vuile water van het Damrak stegen.

Met zijn handen diep in de steekzakken van zijn oude regenjas, zijn vilten hoedje nonchalant achter op het hoofd, slofte de oude rechercheur over het brede trottoir en genoot van de meisjes en jonge vrouwen, die in luchtige toiletjes hun niet geringe bekoorlijkheden tentoonspreidden. Het maakte hem jaren jonger.

Bijna aan het einde van het Damrak sloeg hij linksaf de Haring-pakkerssteeg in. Vandaar sjokte hij via de Nieuwendijk en de Stromarkt naar de drukke Haarlemmerstraat. Toen hij aan het gebouw van de voormalige West — Indische Compagnie voorbijtrok kwamen tal van oude moordzaken terug in zijn herinnering. Hoe vaak, vroeg hij zich af, was hij tijdens zijn onderzoeken langs dat oude gebouw geslenterd? De grijze speurder drukte opstormende gedachten daaraan weg, stak de rijbaan over en ging rechtsaf via de Buiten Brouwersstraat naar de Haarlemmer Houttuinen.

De deur van nummer 745 stond halfopen. De Cock ging naar binnen en hees zijn negentig kilo langs de vettige leuning omhoog. Op het portaal van de tweede verdieping pauzeerde hij even om zijn ademhaling op orde te brengen. Hij had nog maar net enige treden op de trap naar de derde etage gezet, toen de deur van de woning op de tweede etage openging. De Cock keek achterom en bezag het rimpelig gelaat van Klaas van der Vaart. De kleine, bijna kale man grijnsde.

“O, bent u het?”

De Cock glimlachte.

“Ja, ik ben het,” reageerde hij totaal overbodig. Van der Vaart zwaaide voor zich uit.

“Ik heb het aan dat hulpje van u beloofd…ik houd hier een beetje toezicht.”

De Cock lachte om ‘dat hulpje van u’ en liep enige treden terug.

“Zijn er nog mensen boven aan de deur geweest?”

De oude man knikte.

“Gisteravond…een vrouw.”

“Wat voor een vrouw?”

Van der Vaart trok zijn schouders op.

“Ik heb haar niet gezien. Ik lag al op bed en wilde niet in mijn pyjama op de trap verschijnen. Ik heb toen gauw een jas over mijn pyjama aangetrokken, maar toen ik op de trap kwam, was ze alweer verdwenen.”

“Weet u zeker dat het een vrouw was?”

“Absoluut.”

“Hoe?”

Van der Vaart gebaarde.

“Het klikken van haar hoge hakken op de traptreden. Bovendien was het portaaltje boven vergeven van haar parfum.”

“Herkende u die geur? Ik bedoel, heeft u dat parfum wel eens meer op de trap geroken?”

Van der Vaart schudde zijn hoofd.

“Als Jasper met een mokkeltje naar boven kwam, ging ik niet kijken en ruiken.”

De Cock glimlachte.

“Straks komt na mij een man van de dactyloscopische dienst. Hij gaat kijken of de moordenaar van Jasper misschien vingerafdrukken heeft achtergelaten.”

“Ik…eh, ik hoef dus niet te kijken als ik iets op de trap hoor?”

De Cock schudde zijn hoofd en de benedenbuurman ging weer naar binnen.

De oude rechercheur nam de derde trap en deed met de sleutel van Vledder de deur van het flatje open. In de keuken stond op het aanrecht nog het bord met etensresten en een vuile pan.

De Cock keek op zijn horloge. Het was kwart over twee. Hij had nog ruim een kwartier voordat Ben Kreuger kwam. Hij besloot op zijn gemak nog eens wat in de woning rond te neuzen. De oude rechercheur sloot met de sleutel van Vledder de toegangsdeur weer af en liep vanuit de keuken de verlichte huiskamer binnen.

In een eerste impuls wilde hij het licht uit doen, maar hij bedacht dat Vledder bij het afsluiten van de flat met opzet het licht had laten branden omdat mogelijk vingerafdrukken op de schakelaar stonden.

Om de plas bloed heen liep hij naar het raam en schoof de gesloten gordijnen open.

De Cock bekeek de open deuren van twee kasten en het opengebroken bureau. De laden waren met grof geweld uit hun glijders gerukt. De oude rechercheur vroeg zich af waarnaar de moordenaar had gezocht. Geld, bescheiden, brieven, documenten? Bewaarde Jasper, zo bedacht hij, wellicht een geheim…was het dat geheim waarvoor de moordenaar belangstelling had? Wat was de feitelijke aanleiding voor de moord…het motief? De Cock hoorde voetstappen op de trap. Hij wilde naar de keuken lopen om de deur voor de dactyloscoop open te maken, maar hij bedacht zich plotseling. Een vreemd, onberedeneerd gevoel van angst maakte zich van hem meester. Zijn verstand corrigeerde het als onterecht, maar het snelle pulseren van zijn hart waarschuwde hem voor een naderend gevaar. Hij sloop op zijn tenen naar de deur van de kamer, deed die wijd open en posteerde zich pal naast de deur tegen de muur aan de kant van de scharnieren.

Hij hoorde hoe een sleutel voorzichtig in het slot van de flat-deur werd gestoken en beluisterde hoe die deur licht krakend openging. De Cock spitste zijn oren. In de keuken hoorde hij nog voetstappen. Daarna dempten ze in hoogpolig tapijt van de woonkamer.

De Cock duwde de deur van de woonkamer iets van zich af en keek tegen de rug van een breedgeschouderde man. Hij stond ongeveer midden in de kamer en keek naar de plas geronnen bloed.

Met een krachtige zwaai van zijn rechterarm wierp De Cock de kamerdeur knallend dicht. De man verstijfde een moment, daarna draaide hij zich met een ruk om en keek met open mond naar De Cock, die met iets gespreide benen voor de dichte kamerdeur stond.

De oude rechercheur herkende de man en glimlachte.

“Petertje…Petertje de Knoet…goedemiddag.”

Ben Kreuger keek stomverbaasd toen hij de kamerdeur opende en binnenstapte. Hij bezag de man in het gezelschap van De Cock en draaide zich snel om naar Klaas van der Vaart, die achter hem in de keuken stond.

“Wat is dit…een reunie?”

Voordat De Cock kon antwoorden, wendde Klaas van der Vaart zich tot de grijze speurder.

“Ik hoorde een tweede man achter u de trap op gaan.”

Hij schudde zijn hoofd.

“Ik dacht bij mijzelf: dat is niet goed.”

Hij gebaarde voor zich uit naai- Ben Kreuger.

“Toen ben ik maar achter hem aan gegaan.”

De Cock knikte hem bemoedigend toe.

“Heel goed.”

Вы читаете De Cock en een veld papavers
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×