“Als je straks op Westgaarde bent, bedank dan de patholooganatoom dat hij zo attent was om bij de gerechtelijke sectie van Victor Handgraaf zelf al aan een toxicologisch onderzoek te denken.”

Vledder knikte.

“Dat doe ik.”

“Ik was op dat moment nog niet zover,” sprak De Cock verontschuldigend. “Vraag aan dokter Rusteloos waarom hij na afloop van de gerechtelijke sectie wel aan een mogelijke bedwelming dacht.”

Vledder trok denkrimpels in zijn voorhoofd.

“Ik…eh, ik denk,” sprak hij schuchter, “dat ik het antwoord wel weet.”

“Nou?”

De jonge rechercheur sloeg zijn hand tegen zijn borst.

“In de longen van het slachtoffer trof hij geen vervuild water uit de gracht aan.”

De ogen van De Cock lichtten op.

“Heel goed, Dick,” riep hij bewonderend. “Heel goed. Erg knap. Schrander. Dokter Rusteloos zocht een antwoord op de vraag hoe bij een drenkeling uit de gracht het water in de longen zo helder kon zijn.”

Vledder glimlachte.

“En dus dacht hij aan bedwelming vooraf.”

De Cock ademde diep.

“Bedwelming voordat het slachtoffer verdronk. Dat is slim van dokter Rusteloos.”

Vledder grinnikte.

“Verdronken in leidingwater?”

De Cock stak zijn handen open naar voren.

“Die analyse hebben we nog niet.”

De oude rechercheur keek toe hoe Vledder enkele uren later vrij opgeruimd de grote recherchekamer binnenkwam en met een vrolijke grijns op zijn gezicht achter zijn bureau ging zitten.

“Dokter Rusteloos was erg ingenomen met jouw compliment, dat hij als patholoog-anatoom eerder aan de mogelijkheid van bedwelming dacht dan jij. ‘Zijn wij als lijkensnijders toch nog ergens goed voor’, reageerde hij spottend.”

De Cock glimlachte vermoeid.

“Hoe was vanmiddag de sectie op het lijk van Cornelis Grijpskerk?”

“Niet verrassend,” antwoordde Vledder. “Een getrouwe kopie van de moord op Victor Handgraaf.”

De Cock knikte begrijpend.

“Gevouwen handen met vastgelijmde vingers, zoals we al dachten, en helder water in de longen?”

“Precies.”

“Of ook hij met GHB werd gedrogeerd moeten we nog afwachten.”

“En voor een uitgebreid toxicologische onderzoek gaan de gebruikelijke lijkdelen van Grijpskerk via dokter Rusteloos naar het lab in Rijswijk. Normale procedure.”

De jonge rechercheur boog zich naar voren.

“Heb je nog iets bereikt bij je bezoek aan de vrouw van Derek van Achterdiep?”

De Cock maakte een lichte schouderbeweging.

“Hij is weg.”

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

“Van Achterdiep is nog steeds niet boven water?”

“In het verband van ons onderzoek klinkt dat niet zo grappig, Dick. Laten we het zo zeggen, zijn vrouw heeft na zijn vertrek niets meer van hem vernomen.”

“Weet ze ook niet waar hij naartoe is gegaan, of hij een afspraak met iemand had, een of ander plan?”

De Cock zuchtte.

“Hij is ‘s-morgens net na negen uur zonder iets te zeggen — zelfs zonder een gemompeld afscheid, zei ze — te voet van huis vertrokken. Zijn auto, een Mercedes, staat nog voor de deur geparkeerd. Het gebeurde volgens haar wel vaker dat hij met de tram naar het kantoor van de Foundation aan de Keizersgracht ging — ”

“Heeft ze bij de politie van haar district melding van zijn vermissing gedaan?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Ik heb haar aangeboden dat te doen, maar dat wil ze niet…nog niet. Ze is er heilig van overtuigd dat haar man een dezer dagen weer komt opdagen.”

Vledder snoof.

“Als je mij vraagt…een ijdele gedachte. Ik denk eerder aan bovendrijven.”

De Cock negeerde de opmerking.

“Ik heb nog naar de geloofsovertuiging van Derek van Achterdiep gevraagd.”

“Wat zei ze daarop?”

De Cock glimlachte.

“Zo’n dertig jaar geleden zijn de heer en mevrouw Van Achterdiep, bezield van vrome gedachten, wel in de kerk getrouwd, maar of die inzegening de basis van een gelukkig huwelijk was, waag ik te betwijfelen.”

“Waar leid je dat uit af?” vroeg Vledder.

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

“Ze was niet echt bedroefd of angstig. Ook niet bezorgd. Ze sprak nogal afstandelijk over haar man. Zonder emotie. Ik heb haar niet een keer zijn voornaam horen gebruiken.”

Vledder grinnikte.

“Maar ze is ervan overtuigd dat hij wel weer boven water komt?”

De Cock grinnikte droog.

“Ik ook.”

Vledder keek hem verwonderd aan.

“Hoezo, jij ook?”

De Cock knikte opnieuw. Hij keek op zijn horloge, kwam uit zijn stoel overeind en liep schommelend naar de kapstok.

Vledder kwam hem achterna.

“Waar ga je heen?”

De Cock gebaarde voor zich uit.

“Na mijn teleurstellende bezoek aan mevrouw Van Achterdiep heb ik iets georganiseerd.”

“Wat?”

“We gaan varen.”

Vledder trok een gek gezicht.

“Varen? Je zal toch niet bedoelen dat we er een dagje van gaan maken?”

De Cock glimlachte.

“Wil je met de rondvaartboot? Dat doe je dan maar in je eigen tijd. Nee, we gaan varen met een schuit van de Rijkspolitie te Water.”

“Waarheen?”

“Naar de onheilsplek aan de Keizersgracht waar Victor Handgraaf en Cornelis Grijpskerk met gevouwen handen boven kwamen drijven. Daar gaan we dreggen.”

Vledder knikte met een opgetrokken neus.

“Een stinkende klus, De Cock. Je wilt kijken of het lukt om daar ook Derek van Achterdiep letterlijk boven water te halen.”

Toen De Cock, gevolgd door Vledder, het kantoor van de Rijkspolitie te Water aan de Westerdoksdijk binnenstapte, blikte hij verbaasd naar de lange statige man die vanachter zijn bureau was opgestaan.

“Rijpkema!” riep hij verrast. “Hans Rijpkema.”

De man liep op hem toe en knikte traag.

“Je hebt nog steeds een goed geheugen voor gezichten,” stelde hij kalm vast.

De Cock glimlachte.

“En voor namen,” reageerde hij gevleid. “Een prettige beroepsdeformatie.” De oude rechercheur bezag de

Вы читаете De Cock en de dood in gebed
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×