Bladeren kraakten onder hun hakken en bij elke stap boorde zich een pijnlijke priem in Merrets slaap. Ze liepen in stilte voort, terwijl er zo nu en dan een windvlaag langs streek. Het laatste licht van de ondergaande zon scheen in zijn ogen toen hij over de bemoste hobbels klauterde die alles waren wat er restte van de burcht. Daarachter bevond zich het godenwoud.
Petyr Pukkel hing aan een dikke eikentak met een strop om zijn lange, dunne nek gesnoerd. Zijn ogen puilden uit een zwart geworden gezicht en staarden beschuldigend op Merret neer.
‘Een kiene kerel,’ zei de man met het ene oog.
Er denderde een oeros door Merrets hoofd.
‘Uitstekend,’ zei de zanger minzaam. ‘We zullen zorgen dat het goed terechtkomt.’
Merret wendde zich van Petyr af. Hij proefde een galsmaak achter in zijn keel. ‘Jullie… jullie hadden geen recht…’
‘We hadden een touw,’ zei geelmantel. ‘Dat was recht zat.’
Twee van de vogelvrij en grepen Merrets armen en bonden ze stevig op zijn rug vast. Hij was te diep geschokt om verzet te bieden.
‘Nee,’ was alles wat hij kon uitbrengen. ‘Ik kwam alleen maar om Petyr los te kopen. Jullie hadden gezegd dat hem niets zou overkomen als jullie met zonsondergang het goud hadden…’
‘Tja,’ zei de zanger, ‘daar hebben we niet van terug, heer. Dat was dus eigenlijk een leugentje, zogezegd.’
De eenogige vogelvrije kwam aanlopen met een lang, hennepen touw. Hij sloeg het ene uiteinde om Merrets nek, trok het aan en legde er onder zijn oor een stevige knoop in. Het andere uiteinde wierp hij over de eikentak. De grote man met de gele mantel ving het op.
‘Wat doen jullie nou?’ Merret besefte hoe dom dat klonk, maar hij kon zelfs op dat moment nog niet geloven dat dit echt gebeurde. ‘Jullie wagen het toch niet, een Frey op te hangen?’
Geelmantel lachte. ‘Die andere, die knaap met de pukkels, die zei precies hetzelfde.’
De zanger zuchtte. ‘Heer Walder mag dan half blind en jichtig zijn, hij is heus niet zo dom om twee keer in hetzelfde lokaas te happen. De volgende keer stuurt hij honderd zwaarden in plaats van honderd draken, vrees ik.’
‘Inderdaad!’ Merret probeerde streng te klinken, maar zijn stem verried hem. ‘Hij stuurt wel duizend zwaarden, en dan gaan jullie er allemaal aan.’
‘Hij zal ons toch eerst moeten vangen.’ De zanger keek op naar de arme Petyr. ‘En hij kan ons geen twee keer opknopen, lijkt mij.’
Hij tokkelde een melancholiek deuntje op de snaren van zijn houtharp. ‘Kom kom, doe het nou niet in je broek. Het enige wat je hoeft te doen is een vraag voor me te beantwoorden, dan zal ik tegen ze zeggen dat ze je moeten laten gaan.’
Merret was bereid, hun wat dan ook te vertellen als hij daardoor maar in leven zou blijven. ‘Wat wil je weten? Ik zal naar waarheid antwoorden, dat zweer ik.’
De vogelvrije lachte hem bemoedigend toe. ‘Wel, het toeval wil dat we op zoek zijn naar een weggelopen hond.’
‘Een hond?’ Merret kon het niet volgen. ‘Wat voor hond?’
‘Hij luistert naar de naam Sandor Clegane. Volgens Thoros was hij op weg naar de Tweeling. We hebben de veerlui gevonden die hem de Drietand hadden overgezet, en de arme stakker die hij op de koningsweg had beroofd. Ben jij hem misschien op de bruiloft tegengekomen ?’
‘De Rode Bruiloft?’ Merret had het gevoel dat zijn schedel elk moment kon splijten, maar hij deed zijn best het zich te herinneren. De verwarring was enorm geweest, maar als Joffry’s hond bij de Tweeling had rondgesnuffeld moest iemand daar toch melding van hebben gemaakt. ‘Hij was niet in het kasteel. Niet op het grote feest… hij was misschien op het bastaardfeest, of in de kampen, maar… nee, dan zou iemand wel gezegd hebben…’
‘Hij had waarschijnlijk een kind bij zich,’ zei de zanger. ‘Een mager meisje van een jaar of tien. Of misschien een jongen van die leeftijd.’
‘Ik geloof van niet,’ zei Merret. ‘Niet dat ik weet.’
‘Nee? Ach, wat jammer nou. Omhoog dan maar.’
‘Volgens mij zou ik tegen ze zeggen dat ze je moesten laten gaan.’
De zanger keek naar geelmantel. ‘Liem, laat hem gaan.’
‘Sodemieter op,’ antwoordde de forse vogelvrije bruusk. De zanger haalde hulpeloos zijn schouders tegen Merret op en begon ‘De dag dat ze Zwarte Robin ophingen’ te spelen.
‘Ik heb jullie niets gedaan. Ik heb het goud meegebracht, precies zoals jullie gezegd hebben. Ik heb je vraag beantwoord. Ik heb
‘Die zal de Jonge Wolf nooit hebben,’ zei de vogelvrije met het ene oog.
Merret was nauwelijks in staat om te denken, zo hard bonsde zijn hoofd. ‘Hij had ons voor gek gezet, het hele rijk lachte, we moesten de smet op onze eer uitwissen.’ Dat had zijn vader allemaal gezegd, en nog veel meer.
‘Kan wezen. Wat weet een troep stomme boeren van de eer van een edelman?’ Geelmantel wond het uiteinde van het touw drie keer om zijn hand. ‘Maar van moord weten we wel het een en ander af.’
‘Geen moord.’ Zijn stem klonk schril. ‘Het was wraak, we hadden het recht ons te wreken. Het was
‘Dus hebben jullie zijn kop op Robb Starks nek genaaid toen ze allebei dood waren,’ zei geelmantel.
‘Dat was mijn vader. Ik dronk alleen maar. Je doodt een man toch niet omdat hij gedronken heeft?’ Toen schoot Merret iets te binnen, iets wat hem misschien zou redden. ‘Ze zeggen dat heer Beric iemand altijd een proces gunt, dat hij nooit iemand doodt zonder bewijs. Jullie kunnen niets tegen mij bewijzen. De Rode Bruiloft was mijn vaders werk, en dat van Ryman en heer Bolten. Lothar had de tenten zo laten opzetten dat ze zouden instorten en de kruisboogschutters bij de speellieden in de galerij gezet, Bastaardwalder heeft de aanval op de kampen geleid… die moeten jullie hebben, niet mij, ik heb alleen wat wijn gedronken…
‘Toevallig heb je dat mis.’ De zanger keerde zich naar de vrouw met de kap toe. ‘Vrouwe?’
De vogelvrijen weken uiteen toen ze zwijgend kwam aanlopen. Toen ze de kap liet zakken, kreeg Merret een beklemmend gevoel in zijn borst dat hem even de adem benam.
‘Praten doet ze niet meer,’ zei de forse man met de gele mantel.
‘Daarvoor hebben jullie smeerlappen te diep in haar keel gesneden. Maar ze weet het nog heel goed.’ Hij keerde zich naar de dode vrouw toe en zei: ‘Wat zegt u, vrouwe? Hoorde hij er ook bij?’
Vrouwe Catelyns ogen wendden zich geen ogenblik van hem af. Ze knikte.