hoofd.

17

‘Zou Bram ter Wielingen zich aan zijn afspraak houden? Zou hij het bericht van de moord op Nanette echt niet in zijn krant publiceren? Het is tenslotte groot nieuws,’ merkte Vledder op. Ze liepen van het huis van de journalist door de binnenstad terug naar het politiebureau aan de Warmoesstraat. Het regende nog steeds. De felle kleuren van de lichtreclames weerspiegelden in het natte asfalt.

De Cock tilde de kraag van zijn regenjas wat omhoog en trok zijn oude vilthoed dieper op zijn oren. ‘Ik heb hem als tegenprestatie een primeur beloofd,’ bromde hij. ‘Als ik weet wie Nanette heeft vermoord, is hij de eerste die het bericht krijgt.’ ‘Waarom ben je er eigenlijk zo op gebrand dat het bericht van Nanettes dood uit de pers blijft? Er zijn toch al genoeg mensen die het weten?’

‘Broeder Laurens?’

Vledder haalde zijn schouders op. ‘Als de broeder haar heeft vermoord, heeft hij geen persbericht meer nodig.’

‘Precies, daarom. Het interesseert me wat broeder Laurens weet. Is hij al op de hoogte van haar dood? Zo ja, vanwaar die wetenschap?’

Vledder knikte peinzend. ‘Beschouw je hem als verdachte?’ De Cock zuchtte. ‘Och, niet meer of minder dan de anderen met een redelijk motief.’

‘Zoals?’

‘Makelaar Van Stuchteren…’

Hij sprak de naam zo achteloos uit, dat Vledder zijn pas even inhield.

‘De oude?’

De Cock knikte traag.

Ineens begon het te stortregenen. Ze liepen midden op de Dam, op de kleine steentjes. Het was een plotselinge felle plensbui. Vledder rende het open plein af. Aan het Damrak vluchtte hij de hal van De Roode Leeuw binnen. Daar bleef hij hijgend staan en keek naar De Cock, die als een vreemd waggelende eend achter hem kwam aanhollen. Vledder schoot in de lach. De Cock in draf was nu eenmaal een koddig gezicht. Bij de ingang bleven ze een tijdje staan en keken naar de bui, die ineens alle mensen van de straat had verdreven.

De Cock sloeg zijn hoed uit en veegde met een zakdoek zijn gezicht droog. Daarna pakte hij Vledder bij zijn arm. ‘Kom, jongen,’ zei hij wat rillerig. ‘Ik heb iets nodig wat de kilte uit mijn botten jaagt. Ik trakteer op koffie met cognac.’ Ze gingen door de draaideur naar binnen.

Er waren niet veel mensen in de gelagkamer. De rechercheurs hingen hun natte regenjassen aan een kapstok en vonden zonder veel moeite een onbezet tafeltje bij het raam.

Een haast geruisloze ober bracht de bestelling.

Toen hij was verdwenen, zei Vledder: ‘Je meent toch niet in ernst dat makelaar Van Stuchteren een redelijk motief had om Nanette te vermoorden?’

De Cock antwoordde niet. Hij lurkte met zichtbaar welbehagen aan zijn met cognac verzwaarde koffie.

‘Drink eerst,’ zei hij joviaal, ‘dat doet je goed. Mensen in ons beroep hebben zo’n opkikkertje op z’n tijd nodig.’

‘Maar de oude Van Stuchteren wilde met haar trouwen. Je vermoordt toch geen vrouw met wie je van plan bent in het huwelijk te treden!’

De Cock nam nog een slok van zijn koffie.

‘Wraak, gekwetste ijdelheid. Als je goed naar het verhaal van Ter Wielingen hebt geluisterd, dan heb je gehoord dat onze Nanette nu niet bepaald vleiend over de oude Van Stuchteren sprak. Ze maakte hem zelfs belachelijk en noemde hem spottend die Oude Keuvelaar. En dat getuigt toch van weinig eerbied voor je aanstaande echtgenoot.’

Hij zweeg even.

‘Stel nu eens,’ ging hij docerend verder, ‘dat Nanette de Bougaerde inderdaad in een huwelijk met Van Stuchteren had toegestemd en de makelaar was er daarna op een of andere manier achtergekomen dat het meisje geen enkele genegenheid voor hem koesterde, integendeel, dat ze hem bedroog en in gesprekken met anderen bespottelijk maakte… dan heb je aardig wat voorwaarden voor een crime passionnel.’

Vledder keek zijn leermeester bewonderend aan.

‘Inderdaad, je hebt gelijk. Aan die mogelijkheid had ik nog niet gedacht.’

Hij kauwde peinzend op zijn onderlip.

‘Als we daar nu eens van uitgaan, jouw redenering volgend, met wie zou Nanette hem dan hebben bedrogen? Ter Wielingen? Uit de gesprekken die wij met hem hebben gevoerd, blijkt nauwelijks iets van een verhouding.’

De Cock schudde het hoofd.

‘Niet Ter Wielingen, maar Pierre Popko.’

Vledder keek hem verbaasd aan.

‘Wie is Pierre Popko?’

‘De maker van het schilderij het sombere naakt. Ik heb dat van Ronald. Hij vertelde mij ook dat zijn vader Nanette controleerde.’ ‘Controleerde?’

De Cock knikte.

‘Zie je, toen Van Stuchteren eenmaal besloten had Nanette te trouwen, wilde hij niet dat zij voor de schilder nog langer model stond. Hij vertrouwde die Pierre Popko niet.’

De ogen van Vledder begonnen te glinsteren.

‘Maar dat is prachtig,’ riep hij enthousiast, ‘gewoon prachtig. Dan hebben we de zaak toch rond. Makelaar Van Stuchteren ontdekt bij een van zijn controles dat Nanette hem bedriegt, ontsteekt daarover in woede en vermoordt haar.’

De Cock stak afwerend een hand op.

‘Ho, ho,’ riep hij lachend, ‘Zo eenvoudig is het niet. Je bent weer veel te haastig. Zoals altijd zie je in je jeugdig enthousiasme een paar simpele feiten over het hoofd. Je moet bedenken…’ Plotseling stokte hij, midden in de zin. Zijn grijze ogen kregen een wat vreemde uitdrukking, haast schichtig. Hij keek langs Vledder heen. ‘Kijk niet om,’ zei hij hees, ‘nog niet. Achter je staat Christel van Daele. Ze komt net de gelagkamer binnen. Er is een man bij haar, een lange vent met een baard.’

Ze stonden weer buiten op het Damrak. Het regende nog wel, maar de plensbui had opgehouden. Langs hen heen schuifelden mensen onder paraplu’s.

Vledder trok een verongelijkt gezicht.

‘Was dat nou nodig?’ vroeg hij brommerig. ‘Moest dat nou? Verdomme nog aan toe. En al had ze ons gezien, wat dan nog? Het is zaterdagavond, weet je. Gewoon zaterdagavond. Kijk om je heen. De mensen gaan uit. Wat is daar nu voor vreemds aan? Christel van Daele is op stap met een vriend, een lange vriend met een baard. Nou en?’ Hij haalde zijn neus op, een gebaar vol minachting.

‘Jij zoekt overal wat achter. Bespottelijk. Sluipen wij daar als dieven de gelagkamer uit, alleen maar omdat jij niet wilt dat Christel van Daele ons ziet. Gewoon idioot. Het viel me waarachtig nog mee dat je de ober betaalde.’

De Cock floot tussen zijn tanden door een St. Nicolaasliedje. Als hij floot, floot hij altijd een St. Nicolaasliedje, of de goedheilig man nu in het land was of niet. Het maakte geen verschil. De protesten van Vledder gingen langs hem heen. Ze deerden hem niet. Hij wist wel wat zijn leerling bezighield. De jongen dacht natuurlijk aan Celine, zijn meisje. Het was ook voor haar zaterdagavond. En zolang de zaak Nanette niet was opgelost… Hij bleef plotseling midden op het trottoir staan en keek op zijn horloge. Het was goed negen uur.

‘Je moest maar naar haar toe gaan, jongen,’ zei hij vriendelijk. ‘Ze zal wel op je zitten te wachten. Denk je niet?’

Vledder monsterde het gezicht van zijn leermeester. Het leek hem toe dat De Cock eenvoudig zijn gedachten las. Het was soms griezelig. Hij slikte iets weg. ‘Ik… eh, ik denk het wel, ja.’ De Cock knikte hem toe.

Вы читаете De Cock en het sombere naakt
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату