voor de arrestatie van de dader geen vierentwintig uur meer nodig gehad. Misschien wist ik dan nu al wie de moordenaar was.’
Zijn toon werd scherper.
‘Beste Ter Wielingen, u hebt nu lang genoeg padvindertje met ons gespeeld. Het wordt tijd dat u opening van zaken geeft.’ Hij boog zich dreigend naar voren. ‘En geloof me, als u van nu af aan ook maar iets voor mij verzwijgt… laat ik geen spaan meer van u heel.’
Onder de diepzwarte snor van de journalist schemerde iets van een glimlach. ‘U hebt gelijk,’ zuchtte hij. ‘Ik heb het aanvankelijk niet zo ernstig ingezien. Ik dacht meer aan een primeur voor mijn krant dan dat ik werkelijk bezorgd was om Nanette. Ziet u, Nanette was in mijn ogen helemaal niet zo’n meisje dat gemakkelijk in moeilijkheden raakt. Ze was daarvoor te zelfstandig, te ongrijpbaar. Begrijpt u, ze was als… eh, als kwikzilver. Op dat moment waarop je dacht dat je haar vast in de hand had, glipte ze door je vingers. Zo was ze, als kwikzilver, niet het type om in zeven sloten tegelijk te lopen.’
‘Om te verdrinken, is een sloot al voldoende.’
Ter Wielingen knikte traag. ‘Inderdaad,’ zei hij somber, ‘dat is nu wel gebleken. Ze was achteraf toch niet zo ongrijpbaar als ik dacht. Iemand heeft haar te pakken gehad…’
Een tijdlang zwegen zij. De Cock was de eerste die de stilte verbrak. ‘Uw houding in deze affaire is mij toch niet geheel duidelijk. Bijvoorbeeld, waarom vertelde u ons wel van een bezoek van haar aan de Walletjes, iets wat veertien dagen tevoren had plaatsgevonden, terwijl u een afspraak van haar met Ronald van Stuchteren op de dag van haar verdwijning eenvoudig voor ons verzweeg? Het lijkt mij toe dat u ons bewust om de tuin hebt geleid.’ ‘Dat is ook zo. Ziet u, ik hield van Nanette. Ik wist van haar heimelijke bezoeken aan de walletjes. Het intrigeerde mij. Uiteraard. Maar ik heb er nooit een oplossing voor kunnen vinden.’ De Cock grijnsde. ‘En toen dacht u: dit is een mooie gelegenheid. Als ik de recherche een hint geef, dan zoeken ze dat en passant wel even voor mij uit. Is het niet?’
Ter Wielingen zuchtte. ‘Het had toch verband kunnen houden met haar verdwijning,’ zei hij verontschuldigend.
De rechercheur knikte. ‘Maar u geloofde daar zelf niet in.’ ‘Nee, eerlijk gezegd hechtte ik helemaal geen geloof aan Nanettes verdwijning. Ik beschouwde het eenvoudig als een grap, een grap van Nanette om van die Oude Keuvelaar af te komen.’ De Cock trok zijn wenkbrauwen omhoog. ‘Die Oude Keuvelaar?’
‘Zo noemde ze makelaar Van Stuchteren.’
‘Waarom?’
‘Hij vervolgde haar dag en nacht met huwelijksaanzoeken. Van Stuchteren is een rijk man. Hij vertelde haar bij herhaling wat hij haar buiten zijn eigen charmante persoonlijkheid allemaal te bieden had.’
‘En?’
Ter Wielingen keek wat verstoord op. ‘Wat en?’ zei hij kriegel. ‘Hoe reageerde Nanette?’
‘Ze wilde natuurlijk niets van die oude Van Stuchteren weten. Hij was ook bijna driemaal zo oud als zij. Toen hij almaar bleef aandringen, heeft ze ten einde raad een afspraak met Ronald gemaakt om hem te vragen zijn vader te verzoeken haar verder met rust te laten. Begrijpt u?’
De Cock knikte. ‘Ik begrijp het. En die afspraak was op de dag van haar verdwijning?’
‘Precies. Ik was die dag nog bij haar in De Drie Rooskens en kocht, zoals u gisteren zo scherpzinnig opmerkte, dat fraaie veldboeketje. Ze vertelde mij toen van haar afspraak met Ronald.’ ‘Vandaar uw conclusie dat Ronald van Stuchteren Nanette heeft vermoord?’
‘Ja, dat spreekt toch voor zich. Nanette is nadien niet meer in leven gezien. Hij moet haar hebben vermoord.’
‘En het motief?’
Ter Wielingen haalde zijn schouders op.
‘Misschien,’ zei hij aarzelend, ‘misschien was hij wel bang dat zijn vader uiteindelijk toch met Nanette zou trouwen.’ ‘Tegen haar wil?’
Het gezicht van Ter Wielingen kreeg een wat pijnlijke uitdrukking. ‘Je weet het nooit,’ zei hij haast onwillig. ‘Geld, geld vormt tenslotte een niet te loochenen verleiding.’
De Cock glimlachte.
‘Uw vertrouwen in haar liet ruimte voor twijfels?’
Ter Wielingen maakte een triest gebaar.
‘Nanette was een vrouw, nietwaar?’
De Cock keek de jongeman aan. In zijn hart groeide iets van een milde genegenheid, een vorm van sympathie. Het was alsof hij in het wezen van de journalist iets van zichzelf ontdekte, een gelijke gerichtheid.
‘Vertel mij van het schilderij,’ zei hij na een poosje. Zijn stem klonk vriendelijk.
‘Dat naakt?’
De Cock knikte. ‘Inderdaad, dat naakt op de rode sofa.’ ‘Nanette,’ zei de journalist loom, ‘verhuurde zich als model. Ze verdiende er op die manier wat bij. Ik was erop tegen.’ Hij maakte een hulpeloos gebaar. ‘Maar wat kon ik doen? Ik had tenslotte niets over haar te zeggen. Ze was geen type die je iets kon verbieden.
Pierre Popko, de schilder voor wie zij het meest model stond, had haar eens geschilderd, naakt op een sofa. Het was een bijzonder fraai schilderij. Ik heb het gezien toen het bijna klaar was.’ ‘Waar?’
‘In het atelier van Popko op het Prinseneiland. Ik haalde Nanette daar wel eens af.’
‘En?’
‘Ik denk dat Nanette er op een of andere manier met de oude Van Stuchteren over heeft gesproken. In ieder geval kocht hij het schilderij van Popko op en hing het in zijn kamer. Ik was woest toen ik het hoorde. Wat moest die vent met Nanette naakt aan de wand? Op een dag ben ik in een balorige bui naar Van Stuchteren gestapt. Ik had tevoren wat moed ingedronken en deed brutaalweg een bod op het schilderij. Ik bezat wel niet zoveel, maar geloof me, ik had er al mijn spaarduitjes voor over gehad.’ Om zijn lippen speelde een glimlach.
‘Van Stuchteren keek mij eerst verbaasd aan. Toen het tot hem doordrong wat ik bedoelde, lachte hij mij vierkant uit. “Neet, zei hij, kale neet, armtierige pennenvoerder…” En toen liet hij mij al zijn kostbare schilderijen zien. Ik wou hem op zijn poenige snuit timmeren, maar ik sloeg mis. Ik denk dat ik toch wat te veel had gedronken.’
Hij pauzeerde even.
‘Gisteravond, nog laat,’ zo ging hij verder, ‘hing ik wat rond in de buurt van de Keizersgracht.’
‘Bij het huis van Van Stuchteren?’
‘Ja, u was ’s morgens geweest en had mij gezegd dat Nanette was verdwenen en dat Christel haar opsporing had gevraagd. Ik wist dat ze de avond tevoren een afspraak had met Ronald en hoopte een spoortje van haar te vinden. Ik had er een aardig artikeltje van kunnen maken voor de krant:
De Cock grijnsde. ‘Het werd geen artikeltje.’
‘Nee,’ zuchtte hij, ‘het werd geen artikeltje. Ik heb Nanette niet gezien. Ook Ronald niet. Ik zag alleen zo tegen half twaalf de oude Van Stuchteren thuiskomen. Dat was alles. Uiteindelijk gaf ik het op en besloot te gaan slapen. Morgen, zo dacht ik, zou Nanette wel weer boven water komen. Op weg naar huis liep ik langs de stille zijde van de Spiegelgracht. Ik kom daar wel meer. Ik houd van antieke zaken en snuffel graag langs de etalages.’
‘En toen ontdekte je het schilderij?’
‘Ja, ik wist niet wat ik zag. Ik begreep er geen draad van. Mijn eerste gedachte was: dat schilderij moet ik hebben. Dit is mijn kans. Ik liep naar de dichtstbijzijnde telefooncel, belde de antiquair en vroeg hem het schilderij voor mij vast te houden. Ik gaf hem ook mijn naam. Hij vroeg erom.
Toen ik terugliep naar de Spiegelgracht om het nog eens goed te bekijken, bedacht ik dat het eigenlijk maar vreemd was dat Van Stuchteren het schilderij zo plotseling had verkocht. Er moest iets zijn voorgevallen. Iets waardoor de makelaar plotseling van mening was veranderd en het schilderij niet meer in huis wilde hebben.
Na enig nadenken besloot ik het hem botweg te vragen. Waarom ook niet? Ik liep terug naar de telefooncel, belde hem op en vroeg waarom hij zijn Nanette had verkocht.
Van Stuchteren toonde zich niet eens verbaasd. Hij zei dat het schilderij uit zijn huis was gestolen. Hij had de diefstal nog geen tien minuten tevoren bemerkt. “Wel,” zei ik, “het hangt bij de antiquair.” ’
De Cock knikte. ‘En toen je aldus,’ zei hij somber grijnzend, ‘Jan en alleman had wakker geschud, gaf je ook nog een vage tip aan de recherche, een raadseltje om de jongens bezig te houden.’ Ter Wielingen boog het