‘U was van mening dat zijn gedrag de gezondheid van uw moeder had ondermijnd?’

‘Ja.’

‘Hebt u hem dat wel eens gezegd?’

Ronald zuchtte. ‘Nee, ik heb het hem nooit gezegd. Hij heeft mij daarvoor eenvoudig de kans niet gegeven.’

Vledder keek hem wat verward aan. ‘Dat… eh, dat begrijp ik niet.’ Ronald zuchtte opnieuw. ‘Toen mijn moeder was gestorven, besloot ik hem eens onomwonden de waarheid te zeggen. Het werd toch eindelijk wel eens tijd, vond ik, dat iemand dat deed. Zolang moeder nog leefde, had ik ter wille van haar gezwegen.’ ‘En?’

De jonge Van Stuchteren streek met zijn hand langs zijn blonde haren. Daarna trok hij zijn schouders iets op en maakte een mistroostig gebaar.

‘Toen het erop aankwam,’ zei hij wat somber, ‘kon ik het niet. Ziet u, tot mijn grote verbazing toonde hij oprecht verdriet. De dood van mijn moeder had hem diep aangegrepen. Daarmee nam hij mij alle wapens uit de hand. Hij was er werkelijk kapot van. Hij sloot zich op in zijn kamer en liet zich dagenlang niet zien. Het was een vorm van berouw, dacht ik.’

Vledder keek hem onderzoekend aan. ‘Hoezo, dacht ik?’ De jongeman snoof verachtelijk.

‘Nog geen jaar na haar dood papte hij alweer met een jong meisje aan.’

‘Nanette?’

‘Ja,’ zei hij wat afwezig, ‘Nanette de Bougaerde. Op een avond kwamen ze naar mij toe, hand in hand, en vader… weerzinwekkend… verkondigde met bibberende stem, dat ze het eens waren geworden en binnenkort zouden gaan trouwen.’

Vledder stond van zijn stoel op.

‘En daarmee,’ sprak hij plechtig, ‘begon het drama. Het dramaNanette, of: de dans om het gouden kalf.’

14

De jonge Ronald van Stuchteren reageerde scherp. Hij trok zijn lippen samen tot een smalle lijn. Zijn knap, jong gezicht stond strak. ‘Welk gouden kalf?’

Met het hoofd een beetje schuin keek Vledder hem enige tijd aan. ‘Kom toch, mijnheer Van Stuchteren,’ zei hij vriendelijk geduldig. ‘U weet best wat ik bedoel… het bepaald aanzienlijke vermogen van uw vader.’

‘Wat heeft dat ermee te maken?’

‘Alles. U heeft het ons zelf duidelijk uiteengezet. U bent enig erfgenaam. Het was de uitdrukkelijke wens van uw moeder, dat dit zo bleef. Nietwaar? Zij verdroeg daartoe zelfs de vernederingen van uw vader. Het is heel begrijpelijk dat u als zoon haar wens ook na haar dood eerbiedigde, met andere woorden: dat u ervoor zorgde dat u enig erfgenaam bleef.’

Over de linkerwang van Ronald van Stuchteren trilde een zenuwtrek.

‘U… eh,’ zei hij voorzichtig, ‘u insinueert.’

‘Wat?’

Van Stuchteren draaide zijn hoofd van zijn ondervrager weg. Hij slikte een paar maal. Zijn adamsappel wipte op en neer. ‘U insinueert. U insinueert dat ik iets te maken zou hebben met de verdwijning van Nanette de Bougaerde.’

Vledder trok zijn neus op.

‘Laten we heel voorzichtig stellen,’ zei hij zacht cynisch, ‘dat u voor moord een klemmend motief had.’

De jongen richtte zijn hoofd op. ‘Moord?’

‘Precies. Moord. En u zou uzelf en ons een hoop moeite en last besparen wanneer u ons zonder omwegen zou vertellen hoe, waar en wanneer u Nanette de Bougaerde om het leven bracht.’ Van Stuchterens ogen werden plotseling groot en angstig. Verbaasd keek hij naar Vledder. Hij ontmoette een strak masker. ‘Ik…?’

Vledder knikte zwijgend.

Van Stuchteren kon er niet omheen. Hij zag geen uitweg. Hij voelde zich gevangen. Vreemd, nerveus, als een dwaas begon hij te grinniken. Uit zijn knap gezicht was alle kleur verdwenen. Hij keek angstig om zich heen. Smekend blikte hij van Vledder naar De Cock en terug. In zijn ogen lag een uitdrukking van hondse onderdanigheid. ‘Ikke…?’ zei hij stotterend. ‘Ik… Nanette? Het is… eh, het is zot. Het is… eh… U meent het niet. Nee, u meent het niet.’ Hij schudde aanhoudend het hoofd. ‘Nee!’ gilde hij. ‘Ik niet… ik niet…’

Vledder ging staan. De ontkenning deed hem niets. Integendeel. Hij had het gevoel dat Ronald van Stuchteren rijp was voor een bekentenis. De weerstand van de makelaarszoon achtte hij niet groot meer. Hij moest, zo redeneerde hij, nog even doorzetten. Tot nu toe had hij het verhoor netjes opgebouwd. Precies volgens het boekje. Na het vaststellen van het motief was hij gekomen tot een duidelijke beschuldiging. Nog even de puntjes op de i en de zaak Nanette was rond, opgelost. Het zou zijn eerste grote triomf zijn.

Vanuit de hoogte keek hij naar de angstige jongeman op de stoel. Het felpaarse jack met de bloemetjes vormde geen uitdaging meer. Het was alleen nog maar bespottelijk.

‘Ik begreep eerst niet,’ zei hij wat aarzelend, ‘waarom u dat schilderij van Nanette van de wand nam en verkocht. Ik had daar geen verklaring voor. Het leek mij aanvankelijk zo zinloos.’ Hij zuchtte demonstratief.

‘Maar ik begrijp het nu. Het is mij volkomen duidelijk. Dat schilderij moest weg… weg uit het huis. U kon de aanblik niet meer verdragen. Het mooie, gave, naakte lijf op het doek deed u voortdurend denken aan haar dood, hoe u haar vermoordde, gruwelijk verminkte…’

Vledder had steeds luider en sneller gesproken, groeiend naar een climax in zijn betoog. Zijn laatste woorden dreunden na, echoden tegen de kale wanden van het verhoorkamertje. Toen was er stilte. Ronald van Stuchteren zat er als verdoofd bij. Het leek alsof hij Vledders pertinente beschuldigingen niet vatte. Wezenloos staarde hij voor zich uit. Zijn mond halfopen. Vledder wond zich steeds meer op. Het bloed steeg naar zijn hoofd, bonsde tegen zijn slapen. Hij strekte zijn arm beschuldigend naar de jonge Van Stuchteren uit. Het was een theatraal gebaar.

‘Jij…’ schreeuwde hij, ‘jij vermoordde haar. Jij! Nanette stond jou in de weg. Je zag je erfdeel in gevaar. Je wilde niet dat je vader zou hertrouwen. Je realiseerde je hoe vitaal hij nog was.’ Vledder imiteerde spottend Ronalds stem: ‘En wie weet hoeveel wettige nakomelingen daarvan weer het gevolg zouden zijn geweest. Het zijn je eigen woorden.’

Van Stuchteren reageerde niet. Hij bleef hangen in een nevelige wolk van apathie, een apathie die hem beschermde, hem afsloot van de wereld rondom hem.

Vledder schudde woedend het hoofd. Hij voelde hoe hij zijn greep op de jongeman verloor. Zijn woorden misten hun uitwerking. Ze troffen geen doel. Het maakte hem woest. Hij had zich zo dicht bij de oplossing gewaand, zo dicht bij zijn triomf, en nu vloeide het weg.

In een wilde actie greep hij de jonge Van Stuchteren bij het paarse jack en tilde hem van zijn stoel. Zijn woede gaf hem extra kracht. De zijdeachtige stof van het jack kraakte tussen zijn vingers.

‘Waarom…’ siste hij tussen zijn tanden door, ‘Verkocht je dat schilderij? Waarom?’ Hij schudde Van Stuchteren krachtig heen en weer. ‘Verdomme, vent, doe je bek dan open, waarom verkocht je dat schilderij?’

De jongeman antwoordde niet.

Vledder veranderde van toon. Zijn ogen vernauwden zich tot spleetjes. ‘Ik zal het je zeggen,’ zei hij zacht dreigend. ‘Het was pure angst, pure angst. Dat was het. Angst voor dat vervloekte schilderij, dat naakt, ja, een beschuldiging aan de wand.’ Het leek alsof Ronald van Stuchteren plotseling ontwaakte en zich losweekte uit een verdoving. Hij keek Vledder in de ogen. Zijn blik was helder. Zacht, haast toonloos, zei hij: ‘Het was geen angst. Nee, het was geen angst.’

De ontkenning prikkelde Vledder nog meer. Zijn ogen schoten vuur. In een wilde krachtsexplosie drukte hij Van Stuchteren tegen de muur van het verhoorkamertje. De stoel viel kletterend op de vloer.

‘Het was angst,’ brulde hij. ‘Je liegt, het was angst. Zeg het… zeg het… zeg het…!’

Vledder brulde het uit. Hij was kennelijk zichzelf niet meer. Zijn stem sloeg over.

De Cock zag het gevaar. ‘Vledder…!’

Het klonk streng, bestraffend.

Вы читаете De Cock en het sombere naakt
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату