‘Hoe deed Jacqueline het?’
‘Als callgirl?’
‘Dat bedoel ik.’
‘Goed.’
De Cock keek haar onderzoekend aan.
‘Ik… eh, ik mis wat aan u,’sprak hij bedachtzaam.
Henriette trok haar schouders iets op.
‘Zeg het maar,’sprak ze nonchalant. ‘Wat mankeert er aan mij?’
De Cock aarzelde even.
‘U… eh,’sprak hij hoofdschuddend, ‘u bent niet erg onder de indruk van de dood van uw vriendin. Ik zie en hoor geen spoor van verdriet.’
Henriette keek naar hem op.
‘Ik ben ook niet onder de indruk,’reageerde ze koel. ‘Haar dood heeft mij niet verrast. Ik wist dat het eens zou gebeuren.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘U wist,’riep hij verbaasd, ‘dat het eens zou gebeuren?’Henriette knikte.
‘Ik kan u ook vertellen hoe ze is gemold… gewurgd met een sjaal.’
De Cock drukte zijn verwarring weg. ‘Waar haalt u die wijsheid vandaan?’Henriette zuchtte diep.
‘Ik heb meer dan vijf jaar omgang gehad met een man, Karel, een boom van een vent. Een knap smoel en een kei in bed.’
Om haar mond gleed een glimlach.
‘Als vrouw zou je dan tegen jezelf moeten zeggen: meid wat wil je nog meer?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Maar zo zit het leven niet in elkaar. Ik kwam op een dag een aardig gozertje tegen, eigenlijk nog een broekie. Ik viel op hem. Toen mijn eigen Karel erachter kwam dat ik meer belangstelling had voor dat broekie dan voor hem… was mijn lot bezegeld.’
De Cock trok een vies gezicht.
‘Uw lot was bezegeld?’herhaalde hij niet-begrijpend.
Henriette knikte.
‘Karel bezwoer me dat hij mij koud zou maken als ik met dat broekie verder ging.’
‘En u ging verder?’
‘Ik nam de opmerking van Karel niet serieus. Mannen zeggen wel meer dingen die ze niet nakomen. Maar niet veel later sloeg hij werkelijk een sjaal om mijn hals en trok die van achteren stijf aan. Ik besefte op dat moment dat mijn einde was gekomen.’
‘En?’
‘Ik heb werkelijk het geluk van de wereld gehad, dat op dat moment Jacqueline aanklopte, anders had ik hier nu niet gezeten,’zei Henriette met een vage glimlach om haar mond.
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
‘Het was naar uw gevoel een serieuze moordpoging?’
‘Absoluut.’
‘Heeft Jacqueline daar iets van gezien… bemerkt?’
Henriette schudde haar hoofd.
‘Karel had de sjaal weer om zijn eigen nek toen Jacqueline binnenkwam. Ik had striemen in mijn hals. Maar die heb ik haar nooit laten zien.’
‘U hebt haar ook niet verteld wat er met u was gebeurd?’
‘Nee.’
‘Ook niet later?’
Henriette schudde weer haar hoofd.
‘Ik ben vrijwel onmiddellijk daarna gevlucht, de stad uit. Maanden heb ik mij niet laten zien. Tot ik hoorde dat mijn Karel met Jacqueline had aangepapt. Toen durfde ik mij weer te vertonen.’De Cock keek haar onderzoekend aan.
‘Hebt u van die poging tot verwurging aangifte gedaan bij de politie?’
‘Nee.’
‘Waarom niet?’
Ze verschoof iets op haar stoel.
‘Ik heb daar wel aan gedacht. Maar ik besefte dat ik het nooit waar kon maken. Er was niemand bij. Er waren geen getuigen.’
‘U had toch striemen in uw nek?’
Henriette maakte een hulpeloos gebaar.
‘Ons soort meisjes denkt niet direct aan de politie. Luitjes van het gezag behoren niet tot onze vriendenkring. Toen ik wel aan de politie dacht was er van die striemen niet veel meer te zien.’
De Cock zweeg. Hij trok een diepe denkrimpel in zijn voorhoofd.
‘Jacqueline Verpoorten,’ging hij toen gedragen verder, ‘heeft omgang gehad met jouw Karel… de man die jou probeerde te wurgen?’
‘Ja.’
‘Dat is… was uit?’
‘Wat bedoelt u?’
‘Tussen Jacqueline en Karel?’
‘Jacqueline liet haar oog vallen op ene Robert van Eijsden. In mijn ogen een kwal van een vent,’zei Henriette.
‘En Karel?’
Ze grijnsde.
‘U mag raden.’
De Cock slikte.
‘Hij… eh, hij bezwoer Jacqueline dat hij haar koud zou maken als zij haar relatie met die Robert van Eijsden voortzette.’’Juist.’
‘En Jacqueline nam dat niet serieus.’
‘Nee.’
‘Jacqueline zette haar relatie met Robert van Eijsden gewoon voort?’
‘Precies.’
De Cock kneep even zijn ogen dicht.
‘Het werd haar dood.’
Henriette keek hem grijnzend aan.
‘Voor een rechercheur,’sprak ze spottend, ‘ben je toch vlug van begrip.’
Vledder tikte op een notitie voor zich op zijn bureau.
‘Ik heb hem bij onze administratie opgevraagd.’
‘En?’
‘Karel van Montfoort,’las hij hardop, ‘oud zevenendertig jaar, ongehuwd, een veroordeling terzake diefstal en twee terzake mishandeling.’
De Cock luisterde.
‘Meer niet?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Vind je het niet genoeg?’
De Cock negeerde de opmerking.
‘Wie waren de slachtoffers van zijn mishandelingen?’
‘Vrouwen.’
De Cock schoof zijn onderlip naar voren.
‘Wurgpogingen?’