Vledder tikte met zijn wijsvinger op het blad met aantekeningen.

“Ik heb ook contact gezocht met de burgerlijke stand. De vader van deze Joseph Achterveld is ruim zeven jaar geleden gestorven. De verklaring van overlijden is afgegeven door een orthopedisch arts van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam.”

De ogen van De Cock lichtten op.

“Prachtig. Dat klopt met het…eh, het zotte verhaal van Alex van Wijngaarden.”

“Het is blijkbaar toch niet zo zot als ik dacht,” sprak Vledder deemoedig. Hij zweeg even.

“Ik heb via het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis geprobeerd om de orthopedisch arts die de verklaring van overlijden heeft afgegeven, te bereiken. Dat lukte niet. De arts is niet meer aan dat ziekenhuis verbonden. Waar hij nu zijn beroep uitoefent, wist men niet. Die man moet toch te traceren zijn.”

De Cock keek hem bewonderend aan.

“Je hebt in een korte tijd veel bereikt.”

Vledder glimlachte.

“Ik heb in onze administratie veel hulp en steun gehad van Afra Molenkamp. Als ik niet al lange tijd een relatie had met Adelheid…”

De Cock wuifde een verdere uiteenzetting weg.

“Hebje zijn adres?”

“Van Joseph Achterveld?”

Vledder raadpleegde zijn notities.

“De Vierwindenstraat nummer 982.”

De Cock stond van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok. Vledder kwam hem na.

“Waar ga je heen?”

De oude rechercheur draaide zich half om.

“Weet jij de Vierwindenstraat te vinden?”

“Blindelings.”

De Cock snoof.

“Ik zou er toch mijn ogen maar bij open houden.”

Vledder reed de oude Golf vanaf de houten steiger achter het bureau naar het Damrak en vandaar via de Prins Hendrikkade, achter het Centraal Station om over de De Ruijterkade naar de Westerdoksdijk.

Het begon weer te regenen. Vledder zette de ruitenwissers aan en De Cock zakte diep onderuit. De jonge rechercheur blikte opzij.

“Gaan we hem arresteren?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Ik ben alleen benieuwd naar zijn verhaal.”

“Meer niet?”

De Cock gniffelde.

“Tenzij hij twee moorden opbiecht.”

Van de Westerdoksdijk reed Vledder links het Barentszplein op en vandaar weer links naar Bokkinghangen. Via het bruggetje over de Zoutkeetsgracht bereikten ze de Zandhoek. Vledder vond een parkeerplaatsje voor de Golf aan de rand van het Westerdok.

Ze stapten uit en sloften via de Taanstraat en het Jan Mensplein naar de Vierwindenstraat.

De Cock trok de kraag van zijn regenjas omhoog en drukte zijn hoedje iets naar voren. Daarna bleef hij staan en keek om.

“Weet jij wie Jan Mens was?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Nooit van gehoord.”

De Cock zwaaide naar het peuterige pleintje.

“Jan Mens was in mijn jeugd zeer populair. Hij zal volgens kenners wel weer geen echte literatuur hebben bedreven, maar hij schreef prachtige romans over de Gouden Reaal, over Griet Manshande en andere volkse mensen hier uit deze buurt. Ik vind dit pleintje feitelijk te klein…volgens mij voor Jan Mens een te schriel eerbetoon.”

Vledder moest glimlachen om de vermakelijke opmerking.

“Als we deze moorden hebben opgelost, ga ik eens iets van hem lezen.”

“Doen.”

Ze liepen verder. Vierwindenstraat 982 bleek een tot appartementen omgebouwd voormalig pakhuis. Vledder wees naar een reeks naambordjes.

“Het is op de eerste etage. Ik hoop dat die Achterveld thuis is en opendoet.”

De Cock keek hem wantrouwend aan.

“Waarom?”

Vledder gromde.

“Dan kan jij dat vervloekte apparaatje van je eens in je zak houden.”

De Cock reageerde niet. Hij liep voorzichtig de houten trap op. Vledder volgde. Het was erg donker op de trap. De verlichting was blijkbaar uitgevallen. De Cock pakte zijn zaklantaarn en liet het lichtovaal dansen. Boven aan een klein portaal was een lichtgroen gelakte deur, in het midden was een koperen plaatje aangebracht met J. Achterveld in verzonken zwarte letters. De Cock zocht, maar vond geen bouton voor een elektrisch belletje. Met de knokkels van zijn rechterhand klopte hij stevig op deur.

Het duurde even. Slechts luttele seconden. Toen werd de deur geopend door een stevig gebouwde man. De Cock schatte hem achter in de twintig. Hij droeg een wat versleten blauwe spijkerbroek, en daarop een groezelige, zwarte trui. Zijn donkere haren waren ongekamd en over zijn gezicht lag een stoppelige baard van enige dagen.

De oude rechercheur lichtte beleefd zijn hoedje.

“Mijn naam is De Cock,” sprak hij vriendelijk.

“De Cock met…eh, met ceeooceekaa.”

Hij duimde over zijn schouder.

“En dat is mijn collega Vledder. We zijn als rechercheur verbonden aan het politiebureau in de Warmoesstraat.”

De man trok zijn neus iets op.

“Warmoesstraat?”

De Cock knikte.

“Het meest geliefde politiebureau van Amsterdam.”

Hij glimlachte.

“U bent Joseph Achterveld?’ ‘Ja.”

“Wij wilden even met u praten.”

“Waarover?”

“Dat zullen we u vertellen.”

De man deed de deur verder open.

“Kom binnen. Kijk niet naar de rotzooi. Sinds ze weg is, is het hier een puinhoop.”

De Cock keek hem niet-begrijpend aan.

“Wie weg is?”

Joseph Achterveld maakte een breed armgebaar.

“Ik heb hier een tijdje met een vrouwtje samengewoond. Het ging niet meer. Steeds heibel en verwijten. Ik heb haar buiten de deur gezet.”

De Cock negeerde de opmerkingen. Hij liet zich in een van de versleten fauteuils zakken, legde zijn hoedje op de vloer en knoopte zijn regenjas los.

Joseph Achterveld ging tegenover hem zitten. Ook Vledder nam plaats.

De oude rechercheur glimlachte beminnelijk.

“Ze zijn dood.”

Achterveld hield zijn hoofd iets schuin.

Вы читаете De Cock en een veld papavers
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×