“Wie?”

“De broertjes Janszen.”

Achterveld grinnikte.

“Dat weet u zeker?”

“Absoluut.”

“Allebei?”

“Ja.”

“Vermoord?”

De Cock knikte traag.

“Inderdaad…vermoord.”

Achterveld grijnsde breed.

“Fijn…zeg, een zalig bericht…vermoord…hoef ik het niet meer te doen.”

Hij boog zich iets naar voren.

“Hebben ze flink geleden?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Bijna niet.”

Achterveld liet zich weer terugvallen.

“Jammer.”

Het kwam duidelijk uit de grond van zijn hart.

De Cock onderdrukte een glimlach.

“U hebt hen destijds een dreigbrief geschreven?”

Achterveld knikte.

“De viezeriken…ze hebben mijn vader vermoord.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Het was geen moord.”

Achterveld streek met de rug van zijn hand langs zijn neus.

“In jullie ogen niet. Jullie hanteren andere normen. Maar voor mij was het moord.”

De Cock liet de nuances rusten.

“Was u werkelijk van plan om uw dreigementen uit te voeren?”

“Zeker.”

“Wanneer?”

Achterveld trok zijn brede schouders iets op.

“Als de tijd daarvoor rijp was. Je moet zoiets grondig voorbereiden. Ik had nog geen vast plan. Volgens de laatste berichten die ik kreeg, waren ze omgeturnd en brave werknemers geworden bij een expeditiebedrijf.”

Achterveld maakte een grimas en schudde zijn hoofd.

“Daar geloof ik niet in. Die jongens hebben van huis uit geen greintje fatsoen meegekregen…geen respect voor hun medemens. Dat komt nooit meer goed.”

Hij zweeg even, keek van De Cock naar Vledder en terug.

“Zitten jullie achter de daders aan?”

De Cock knikte.

“Wij zijn met het onderzoek belast.”

Achterveld glimlachte.

“Als jullie de daders hebben gevangen, doe ze dan de complimenten van mij…van Joseph.”

De Cock glimlachte.

“Als het zover is, zal ik eraan denken. U hebt met deze moorden niets te maken?”

Achterveld schudde traag zijn hoofd.

“Niets.”

“Dat weet u zeker?”

Joseph Achterveld spreidde zijn machtige armen.

“Ik ben geen brave jongen,” antwoordde hij gelaten.

“Echt niet. Je moet mij ook niet vragen hoe ik aan de kost kom, want dat vertel ik je niet.”

Achterveld stak de wijs- en middelvinger van zijn rechterhand omhoog.

“Maar ik zweer je, De Cock,” sprak hij plechtig, “bij de dood van mijn oude vader…tot aan zijn dood een prachtmens…dat ik de broertjes Janszen, die twee ettertjes, geen haar heb gekrenkt.”

De Cock keek hem strak aan.

“Ik ben geneigd om u te geloven.”

De oude rechercheur pakte zijn hoedje van de vloer en kwam uit de fauteuil overeind.

“Hebt u er bezwaar tegen dat we toch even bij u rondneuzen?”

Joseph Achterveld zwaaide om zich heen.

“Ga je gang.”

De Cock en Vledder startten een routineonderzoek in de woning. De rechercheurs handelden slordig, zelfs een tikkeltje nonchalant en zonder de hoop en de overtuiging iets te vinden. Plotseling slaakte Vledder vanuit de slaapkamer een scherpe kreet.

De Cock liep snel naar hem toe en trof de jonge rechercheur staande met armen omhoog. Op zijn gezicht lag een trek van diepe verbazing en in elke hand hield hij een vreemde dolk van Bulgaarse import.

13

Ze reden vrijwel stapvoets uit de smalle Vierwindenstraat weg. Het regende nog steeds en Vledder zette de ruitenwissers aan. De Cock liet zich onmiddellijk diep onderuitzakken en schoof de rand van zijn hoedje tot op de rug van zijn neus. De zwiepende ruitenwissers hadden op hem een hypnotische uitwerking. Als hij niet wegdook bleef hij ze met zijn ogen volgen tot zijn nekspieren pijn deden. Vledder blikte opzij en snoof.

“Het wordt hoog tijd,” gromde hij, “datje die tic kwijtraakt. Het is een onhebbelijke gewoonte om steeds naast mij weg te duiken.”

De Cock glimlachte.

“Zelfprotectie. Ik bescherm mijn nekspieren tegen overmatig gebruik.”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Hoe doe je het als je zelf rijdt?”

De Cock grinnikte.

“Ik rijd zelf niet zo veel meer. Ik stoor me eraan als andere automobilisten steeds hun rechterhand naar mij uitsteken met de middelvinger omhoog.”

Vledder lachte.

“Ben jij zo’n slechte chauffeur?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Ik houd mij strikt aan de regels van het verkeer. Dat is ongewoon. Het wordt door anderen blijkbaar als onbehoorlijk ervaren.”

Vledder liet het onderwerp rusten. Voorzichtig wipte hij de Golf over de smalle ophaalbrug van de Zandhoek naar de Bokkinghangen. Na het Barentszplein, op de iets bredere Wester-doksdijk drukte de jonge rechercheur wat dieper op het gaspedaal.

“Wil je terug naar de Kit?”

De Cock knikte.

“Misschien hebben zich nieuwe ontwikkelingen voorgedaan.”

Vledder blikte opnieuw even opzij.

“Ik moet je zeggen dat ik wel even schrok toen ik die twee vreemde Bulgaarse dolken bij Joseph Achterveld in de kast van zijn slaapkamer zag liggen.”

De Cock grijnsde.

“Jij dacht…nu hebben we de dader.”

Вы читаете De Cock en een veld papavers
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×