De heer Van Heusden schudde zijn hoofd.

“Door allerlei schrikaanjagende campagnes over een te verwachten dood na het roken, wordt het aantal gebruikers van tabakswaren steeds kleiner. Bovendien worden rookwaren zo zwaar belast, dat steeds meer mensen hun rookbehoefte niet meer kunnen bekostigen.”

“Geen vetpot dus?”

Van Heusden trok een grijns.

“Om het hoofd boven water te houden verkoop ik er af en toe wat wiet bij.” Hij krabde even achter in zijn nek. “Ik zal u niet vertellen waar ik dat spul vandaan haal, maar dat vormt tot nu toe geen probleem.”

De Cock spreidde zijn handen.

“Ik zal u er niet naar vragen,” reageerde hij vriendelijk. “Wat…eh, wat komt u mij wel vertellen?”

Arnold van Heusden verschoof iets op zijn stoel.

“Met een van die wietgebruikers heb ik een min of meer vertrouwelijke relatie opgebouwd. Het is een aardige jongen, waar geen kwaad bij zit. Ik wil ook niet dat hij in de problemen komt.”

De Cock keek de man onderzoekend aan.

“Is daar kans op?”

Op het gezicht van de man verscheen een pijnlijke trek.

“Je vraagt je af hoeveel weerstand zo’n jongen heeft. Wat kan die knaap verwerken? En, heel belangrijk, hoe groot is de verleiding?”

De Cock grinnikte.

“Wie is de verleider?”

“Verleidster.”

“Een vrouw?”

Arnold van Heusden knikte.

“Een jonge, aan de drugs verslaafde vrouw, dochter van een puissant rijke man in Heemstede.”

De Cock spitste zijn oren.

“Heemstede?”

“Ja.”

“Waarmee verleidt zij hem?”

“Geld.”

“Heeft ze dat?”

Van Heusden schudde zijn hoofd.

“Ik zei al, haar vader is stinkend rijk. Haar moeder is een paar jaar overleden en zij is enig kind.”

“En?”

“De dochter erft bij het overlijden van haar vader zijn gehele vermogen.”

De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

“Met de consequentie dat het voor dochterlief aangenaam zou zijn als vader heel snel het leven liet.”

Arnold van Heusden knikte.

“Precies, u zegt het, heel snel. Ze heeft die jongen, van wie ik u sprak, vijftigduizend euro aangeboden om haar vader van kant te maken. Dat geld krijgt hij als zij na het overlijden van haar vader over zijn gehele vermogen kan beschikken.”

“Allemachtig.”

“Inderdaad. Het is om van te schrikken. Ik heb de jongeman aangeraden om elk contact met die drugsverslaafde vrouw te mijden.”

“Lukt dat?”

Van Heusden trok een bedenkelijk gezicht.

“Ze laat hem vrijheden toe.”

“Zoals?”

“Welke vrijheden heeft een knappe jonge vrouw te bieden?” sprak Van Heusden glimlachend.

De Cock wreef met zijn vlakke hand over zijn brede gezicht.

Daarna boog hij zich iets naar hem toe.

“Weet u ook de naam van die rijke vader?”

“Ja, hij heet Handgraaf, Victor Handgraaf, uit Heemstede.”

Hij zuchtte en schudde zijn hoofd.

“Ik wilde met dit verhaal niet naar de recherche. Ik heb geprobeerd om die man te bereiken. Ik wilde hem waarschuwen en vertellen dat zijn leven gevaar liep. Ik wilde aan hem de keus laten om aangifte tegen zijn dochter te doen.”

“En?”

De heer Van Heusden schudde opnieuw zijn hoofd.

“Het is me niet gelukt. Die Victor Handgraaf is, zo ben ik te weten gekomen, mede-eigenaar van een grote textielonderneming. Ik heb contact gezocht met dat bedrijf. De directeur met wie ik sprak, wist niet waar ik Handgraaf kon bereiken. Volgens de directeur was hij op zakenreis, vermoedelijk ergens in China.”

De Cock snoof.

“Moeilijk zoeken.”

Arnold van Heusden knikte.

“Mijn komst naar u hier in bureau Warmoesstraat is in feite een noodsprong. Ik wil voorkomen dat die jongen in moeilijkheden komt. Als hij voor de verleiding van die jonge verslaafde vrouw bezwijkt, betekent dat ongetwijfeld het einde.”

“Hoe bedoelt u?”

“Ik acht hem niet in staat om een eventuele moord ongemerkt en ongestraft uit te voeren.”

De Cock grimaste en trok zijn schouders op.

“Als ik iets tegen de dochter van die rijke Victor Handgraaf wil ondernemen, dan zult u mij toch de naam van de door haar benaderde jonge wietgebruiker moeten noemen.”

Van Heusden schudde zijn hoofd.

“Dat doe ik niet,” riep hij geemotioneerd. “Dat kan ik niet doen. Tussen mij en die jongen bestaat een relatie van respect en vertrouwen. Ik kan dat niet schenden. Je kunt me een ouderwetse moraalridder noemen, wat natuurlijk niet geheel klopt, maar ik heb zo mijn principes. Ik ga u de naam van die jongen niet prijsgeven. Absoluut niet. Ik ben dan mijn geloofwaardigheid kwijt.”

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

“Ik ben een rechercheur van politie. Ik moet een bewijsvoering opbouwen. Dat is mijn taak. Als ik met het verhaal dat u mij hebt geopenbaard, de dochter van die rijke man uit Heemstede benader en zij ontkent, dan is dat voor mij einde verhaal. Ik heb dan geen mogelijkheden meer om die jongedame onder druk te zetten.”

Arnold van Heusden stond op.

“Dat is uw probleem. Ik heb aan mijn verhaal niets toe te voegen.” Hij knikte naar De Cock.

De Cock wees naar de stoel naast zijn bureau.

“Gaat u weer zitten. Misschien kan ik u toch tot andere gedachten brengen.”

Arnold van Heusden nam weer plaats.

“Dat betwijfel ik.”

De Cock keek de man veelbetekenend aan, rechtte zijn rug en zweeg even voor het effect.

“Gisteravond hebben we het lijk van Victor Handgraaf uit het water van de Keizersgracht opgevist.”

4

Arnold van Heusden staarde van De Cock naar Vledder en terug. De mededeling van De Cock had hem zichtbaar getroffen.

Zijn gezicht zag bleek en zijn adem stokte. Het duurde seconden voor hij reageerde.

“U…eh, u weet heel zeker,” vroeg hij zacht, weifelend, “dat het slachtoffer…dat die drenkeling Victor Handgraaf is?”

Вы читаете De Cock en de dood in gebed
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×