toestemming en een escorte van twee, dat moet ik zeggen, prettige collega’s.’
De Cock keek hem fronsend aan.
‘Jullie zijn toch niet zelf gaan graven?’
Vledder lachte.
‘Een van de dienders, die tevens als fotograaf fungeerde, kende een plaatselijke doodgraver, een sombere vijftiger op zwartgelakte klompen, die het graven in het Speulder- en Sprielderbos wel spannend vond.’
‘Hindernissen?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Moeilijkheden bij het graven?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Toen we de zwerfkeien die de dochters op het graf van hun moeder hadden gestapeld, hadden verwijderd, was het gauw gebeurd. Ze lag niet diep. Nog geen halve meter.’
‘De ambulance?’
‘Dat gaf ook geen moeilijkheden. Een telefoontje vanuit de villa van Christina was voldoende.’
De jonge rechercheur leunde in zijn stoel achterover en stak zijn wijsvinger omhoog.
‘Ik heb nog iets gedaan.’
‘Wat?’
‘De vijverfolie waarin het lijk lag, gedeeltelijk opengesneden. Bij het hoofd.’
‘Waarom?’
‘Voor de herkenning. Een van de dienders heeft Alida van Boskoop wel eens aan de Brouwersgracht geconsulteerd voor een migraine, waar hij niet van afkwam.
Toen hij mij dat vertelde, leek het mij een goed idee om hem voor de herkenning als getuige te gebruiken.
Ik heb het lijk, dat er nog redelijk goed uitzag, later ook aan dochter Christina laten zien. Beide herkenningen waren positief.’
De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan.
‘Prima!’ riep hij enthousiast. ‘Je ontplooit al eigen initiatieven. Fantastisch. Nog even en ik kan met pensioen.’
Vledder grijnsde.
‘Wacht daar nog even mee.’
De Cock lachte.
‘Goed… nog even dan.’
De oude rechercheur trok rimpels in zijn voorhoofd. ‘Hoe reageerde dochter Christina op het weerzien met haar dode moeder?’
‘Tamelijk onbewogen. Kil, afstandelijk. Ik heb bij haar geen spoortje van rouw of verdriet gezien.’
‘Heb je tijdens jullie rit naar het Speulder- en Sprielderbos nog met haar over de moord op haar moeder gesproken?’ Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik verhoor niet zo graag. Dat laat ik liever aan jou over.’ ‘Ze heeft ook niets uit zichzelf gezegd?’
‘Nee.’
De Cock plukte aan zijn neus.
‘Ik heb met Beatrijs gesproken. Terwijl ik aan de Brouwersgracht op Bram van Wielingen en Ben Kreuger wachtte, kwam ze naar me toe.’
‘En?’
‘Ze wist wie haar moeder had vermoord.’
Vledder keek hem gespannen aan.
‘Ze kent de moordenaar?’
In zijn stem trilde ongeloof.
De Cock knikte.
‘Beatrijs is getrouwd geweest met ene Patrick Nederveldt. Het huwelijk heeft maar twee jaar geduurd. Toen volgde de scheiding. De schuld van het stranden van het huwelijk lag volgens Beatrijs bij haar moeder en haar zuster Angela. Die twee hebben net zolang gestookt… Patrick Nederveldt van buitenechtelijk geknutsel beticht… tot Beatrijs met een scheiding instemde.’
Vledder gebaarde ongeduldig.
‘En?’
‘Toen Patrick Nederveldt na jaren de achtergronden van de scheiding vernam, probeerde hij Beatrijs te bewegen om opnieuw met hem te trouwen. Moeder Alida wilde daar niets van weten. Zij wilde onder geen beding een tweede huwelijk. Zij en zuster Angela belemmerden vrijwel elk contact. Ze stonden zo nu en dan een telefoongesprek toe. Meer niet. Verder hielden ze Beatrijs min of meer gevangen.’
Vledder keek hem ongelovig aan.
‘Dat kan toch niet in deze tijd?’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
‘Blijkbaar wel. Ik geloof dat wij de invloed van moeder Alida en zuster Angela niet mogen onderschatten. Ze hebben dominante karakters.’
‘Hoe reageerde Patrick?’
‘Die was des duivels. Hij zon op wraak, beraamde plannen voor ontvoeringen. Hij had het vooral op moeder Van Boskoop gemunt. Volgens Patrick was vooral zij schuld aan alles. Diverse malen heeft hij gedreigd haar te zullen vermoorden. Soms kwam hij de volle wachtkamer aan de Brouwersgracht binnenstormen en schold haar de huid vol.
Letterlijk zou hij, in bijzijn van vele getuigen, hebben gezegd:
Vledder keek hem onderzoekend aan.
‘Zie je er wat in?’
De Cock knikte traag.
‘Beatrijs en Patrick Nederveldt hebben een paar maanden samen aan de Brouwersgracht gewoond. Hij heeft nog een sleutel van het huis.’
‘Heb je hem opgevraagd?’
‘Ja.’
‘Zit hij in onze administratie?’
De Cock knikte.
‘Terzake dierenmishandeling.’
‘Dierenmishandeling?’
De Cock knikte opnieuw.
‘Toen hij vijftien jaar was, heeft hij een kat aan een deurknop opgehangen.’
De vrouw die de grote recherchekamer binnenstapte, droeg zwarte wollen kousen en liep op platte schoenen. Ze had lang, sluik haar, dat nat en onverzorgd langs haar hoofd hing. Van de groene loden jas die ze droeg, drupte het regenwater. Voor het bureau van de grijze speurder bleef ze staan. ‘U bent rechercheur De Cock?’
De oude rechercheur knikte.
‘De Cock… eh, met ceeooceekaa.’
De vrouw glimlachte. Er gleed een kuiltje in haar wang en haar lippen krulden. Het gaf aan haar lang bleek gezicht een lieflijke uitstraling.
‘Dat weet ik. Mijn man heeft mij gezegd hoe uw naam gespeld moet worden.’
‘Uw man?’
De vrouw knikte.
‘Hij was gisteravond laat nog bij u… Andries Korreman. Wij wonen in Ouderkerk aan de Amstel, aan de Willem van Egmontlaan.’
De Cock bedacht zich een moment en strekte toen zijn wijsvinger naar haar uit.
‘Dan bent u Nanette?’
‘Inderdaad.’
‘Hoe gaat het met Elisa?’