ongekamde baard en te felle ogen.

‘Edmar,’ zei Catelyn ongerust, ‘je ziet er niet goed uit. Is er iets gebeurd? Zijn de Lannisters de rivier overgestoken?’

‘Ik heb ze teruggeslagen. Heer Tywin, Gregor Clegane, Addam Marbrand. Ik heb ze rechtsomkeert laten maken. Maar Stannis…’ Hij trok een gezicht.

‘Stannis? Wat is er met Stannis?’

‘Die heeft de slag bij Koningslanding verloren,’ zei Edmar ongelukkig. ‘Zijn vloot is in brand gevlogen en zijn leger uiteengeslagen.’

Een overwinning voor de Lannisters was slecht nieuws, maar Catelyn deelde de zichtbare verslagenheid van haar broer niet. Ze had nog steeds nachtmerries over de schaduw die ze door Renlings tent had zien glijden en de manier waarop het bloed tussen de stalen stroken van zijn hals beschermer doorgelopen was. ‘Stannis was net zomin onze vriend als heer Tywin.’

‘Je snapt het niet. Hooggaarde heeft zich voor Joffry verklaard. Dome ook. Het hele zuiden.’ Zijn mond werd een streep. ‘En jij ziet kans de Koningsmoordenaar te laten lopen. Je had het recht niet.’

‘Ik had het recht van een moeder.’ Haar stem was kalm, al bracht het nieuws omtrent Hooggaarde Robbs verwachtingen een zware klap toe. Maar daar kon ze nu niet bij stilstaan.

‘Het recht niet,’ herhaalde Edmar. ‘Hij was Robbs gevangene, de gevangene van je koning, en Robb had mij opgedragen hem goed te bewaken.’

‘Brienne zal hem ook goed bewaken. Dat heeft ze gezworen op haar zwaard.’

‘Dat vroowmens?’

‘Zij zal Jaime in Koningslanding afleveren en Arya en Sansa veilig bij ons terugbrengen.’

‘Cersei zal ze nooit laten gaan.’

‘Niet Cersei. Tyrion. Hij heeft het gezworen, in aanwezigheid van het hof. En de Koningsmoordenaar heeft het ook gezworen.’

‘Het woord van Jaime is waardeloos. En wat de Kobold betreft, ze zeggen dat die tijdens de slag een bijl in zijn hoofd heeft gekregen. Tegen de tijd dat die Brienne van jou Koningslanding bereikt — als ze dat al doet — is hij dood.’

‘Dood?’ Konden de goden echt zo genadeloos zijn? Ze had Jaime honderd eden laten zweren, maar het was de belofte van zijn broer waarop ze haar hoop had gevestigd.

Edmar had geen oog voor haar ontsteltenis. ‘Jaime was mijn verantwoordelijkheid, en ik wil hem terug. Ik heb raven gestuurd…’

‘Raven, naar wie? Hoeveel?’

‘Drie,’ zei hij, ‘om er zeker van te zijn dat het bericht heer Bolten bereikt. Over water of over de weg, de route van Stroomvliet naar Koningslanding leidt vlak langs Harrenhal.’

‘Harrenhal.’ Het woord alleen al leek de kamer te verduisteren. Met een van ontzetting verstikte stem zei ze: ‘Edmar, weet je wat je hebt gedaan?’

‘Wees maar niet bang, ik heb jouw rol weggelaten. Ik heb geschreven dat Jaime ontsnapt was en duizend draken uitgeloofd voor wie hem weer vangt.’

Het wordt steeds erger, dacht Catelyn wanhopig. Mijn broer is een idioot. Ongevraagde en ongewenste tranen sprongen haar in de ogen. ‘Als dit een ontsnapping was,’ zei ze zachtjes, ‘en geen uitwisseling van gijzelaars, waarom zouden de Lannisters mijn dochters dan aan Brienne meegeven?’

‘Zover komt het niet. De Koningsmoordenaar wordt teruggebracht, daar heb ik voor gezorgd.’

‘Het enige waarvoor je hebt gezorgd is dat ik mijn dochters nooit meer terug zal zien. Brienne zou hem veilig naar Koningslanding hebben gebracht, zolang niemand jacht op ze maakte. Maar nu…’ Catelyn was niet in staat om verder te spreken. ‘Ga weg, Edmar.’ Ze had het recht niet om hem te commanderen, hier in dit slot dat weldra van hem zou zijn, maar toch duldde haar toon geen tegenspraak. ‘Laat me alleen met vader en met mijn verdriet, jou heb ik niets meer te zeggen. Ga. Ga.’ Ze wilde alleen nog maar liggen, haar ogen sluiten en slapen, en bidden dat ze niet zou dromen.

Arya

De hemel was net zo zwart als de muren van Harrenhal achter hen, en de regen, die zacht en gestaag neerdaalde, dempte het geluid van de paardenhoeven en droop over hun gezicht.

Ze reden noordwaarts, bij het meer vandaan, over een karrenspoor tussen de geteisterde velden door naar de bossen en beken. Arya nam de leiding. Zonder enige voorzichtigheid in acht te nemen dreef ze haar gestolen paard tot een stevige galop aan tot het geboomte zich om haar heen sloot. In de verte huilden wolven en ze kon de zware ademhaling van Warme Pastei horen. Niemand zei iets. Zo nu en dan wierp Arya een blik over haar schouder om er zeker van te zijn dat de twee jongens niet te ver achterop raakten en om te kijken of ze achtervolgd werden.

Dat zou gebeuren, wist ze. Ze had drie paarden uit de stallen en een kaart en een dolk uit Rous Boltens bovenzaal gestolen, en ze had de wachter bij het zijpoort je gedood door hem de keel af te snijden toen hij knielde om het versleten muntje op te rapen dat ze van Jaqen H’ghar had gekregen. Iemand zou hem vinden, dood, in een plas bloed, en dan zou er groot alarm geslagen worden. Heer Bolten zou gewekt worden en Harrenhal zou van de nok tot de kelder doorzocht worden, en dan zouden ze ontdekken dat de kaart en de dolk weg waren, en ook een paar zwaarden uit de wapenkamer, brood en kaas uit de keukens, een bakkersjongen, een leerling-smid en een schenkster die Nans heette… of Wezel, of Arrie, afhankelijk van degene aan wie je het vroeg.

De heer van Fort Gruw zou hen niet zelf achtervolgen. Rous Bolten zou in bed blijven, zijn weke lijf bezaaid met bloedzuigers, maar hij zou met zijn fluisterzachte stem bevelen geven. Zijn knecht Walten zou de jacht leiden, degene die Staalpoot werd genoemd omdat hij altijd scheenbeschermers om zijn lange benen droeg. Of misschien werd het de kwijlende Vargo Hoat met zijn huurlingen, die zich de Dappere Gezellen noemden. Anderen noemden hen de Bloedige Mommers (zij het nooit in hun gezicht) en soms de Voetmannen, vanwege heer Vargo’s gewoonte degenen die hem niet bevielen de handen en voeten af te hakken.

Als ze ons krijgen hakt hij ook onze handen en voeten af, dacht Arya, en daarna stroopt Rous Bolten ons vel eraf. Ze droeg nog steeds haar page kostuum, met op de voorkant, ter hoogte van haar hart, het wapenteken van heer Bolten geborduurd, de gevilde man van Fort Gruw.

Telkens als ze omkeek verwachtte ze half en half een toortsgloed uit de verre poorten van Harrenhal te zien stromen of over de torenhoge muren te zien snellen, maar er was niets te zien. Harrenhal sliep door, totdat het was opgeslokt door het donker en onzichtbaar was geworden achter de bomen.

Toen ze het eerste stroompje overstaken liet Arya haar paard van de weg zwenken en reed een kwart mijl langs de kronkelende waterloop, waarna ze er weer uit klauterde, een stenige oever op. Als de jagers honden bij zich hadden zouden die daardoor het spoor misschien bijster raken, hoopte ze. Ze konden niet op de weg blijven. Op de weg loert de dood, zei ze bij zichzelf, die loert op alle wegen.

Gendry en Warme Pastei trokken haar keus niet in twijfel. Zij had tenslotte de kaart, en Warme Pastei leek haar bijna evenzeer te vrezen als de mannen die misschien achter hen aan zouden komen. Hij had de wachter gezien die ze had gedood. Hij kan maar beter bang voor me zijn, zei ze bij zichzelf. Dan doet hij wat ik zeg, in plaats van iets stoms.

Ze zou zelf banger moeten zijn, wist ze. Ze was pas tien, een broodmager meisje op een gestolen paard met voor zich een donker woud en achter zich mannen die haar met plezier de voeten zouden afhakken. Toch was ze kalmer dan ze ooit in Harrenhal was geweest. De regen had het bloed van de wachter van haar vingers gespoeld, ze had een zwaard op haar rug, wolven slopen als slanke grijze schimmen door het donker en Arya Stark was onvervaard. Vrees snijdt dieper dan het zwaard, prevelde ze onhoorbaar, de woorden die ze van Syrio Forel had geleerd, en ook Jaqens woorden, valar morghulis.

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ОБРАНЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×