‘Al kloppen de feiten, dan blijft toch de vraag waarom hij haar volgde en overviel.’
Vledder trok een droevig gezicht.
‘We kunnen het hem niet meer vragen.’
Het gezicht van De Cock verhelderde.
‘Weet je, Dick,’ sprak hij vermoeid, ‘we hebben in deze zaak ten minste een moord opgelost: de moord op Charmaine Dupuitrain.’
10
Vledder grijnsde breed.
‘We hebben nog nooit op een zo eenvoudige wijze een moordzaak opgelost. Iemand komt ons even vertellen wie het heeft gedaan… klaar.’
De Cock knikte.
‘We mogen onze Sylvia van Rosmalen wel dankbaar zijn voor haar openhartigheid. Ik denk dat veel vrouwen in haar situatie hadden gezwegen.’
Vledder lachte.
‘En weet je wat mij zo blij maakt,’ riep hij juichend, ‘de moordenaar is dood… morsdood. Geen ellenlange verhoren meer, geen zeurende officieren van justitie… geen rechter-commissarissen om het onderzoek nog eens dunnetjes over te doen. Geen duffe terechtzittingen met vervelende advocaten… geen onleesbare rapporten van psychiaters… geen gedoe met reclassering en een mogelijk cellentekort… gewoon einde.’
De Cock luisterde geamuseerd naar het betoog van zijn jonge collega.
‘Volgens artikel 69 van ons aller Wetboek van Strafrecht,’ vulde hij plechtig aan, ‘vervalt het recht tot strafvordering door de dood van de verdachte.’
Vledder grinnikte.
‘Ik vind het zo stom,’ sprak hij hoofdschuddend, ‘dat dit in de wet staat.’
‘Waarom?’
Vledder reageerde verwonderd.
‘Wat wil je na de dood van de verdachte nog tegen hem ondernemen?’
De Cock gebaarde.
‘Er zijn tijden geweest dat dit niet in de wet was opgenomen. Dan begon de staat na de dood van de verdachte nog een strafzaak tegen hem.’
Vledder grinnikte.
‘Wat had dat voor zin?’
De Cock glimlachte.
‘In een schijnproces werd de dode verdachte alsnog schuldig verklaard en al zijn bezittingen werden gerechtelijk in beslag genomen… geconfisqueerd. Die vervielen dan aan de Staat.’
‘En de erfgenamen?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Die kregen niets. De toenmalige heersers haalden die grap zelfs uit nadat de verdachte al tientallen jaren was overleden en zijn bezittingen allang in andere handen waren overgegaan. Dan werd dat bezit onrechtmatig verklaard en afgenomen.’
Vledder gromde.
‘Dat was pure roof.’
De Cock knikte.
‘Wettelijk toegestaan. We mekkeren wel eens over onze Nederlandse wetgeving, maar in doorsnee is die uiterst zorgvuldig.’
De oude rechercheur staarde even voor zich uit.
‘Al laat de huidige wetgeving,’ ging hij bedachtzaam verder, ‘nog voldoende ruimte voor de roofzucht van de Staat.’
‘Hoe?’
De Cock trok een grimas.
‘Denk maar eens aan de successierechten… In feite een ordinaire confiscatie van een groot deel van iemands vermogen na diens dood.’
Vledder wuifde het onderwerp weg.
‘In ieder geval behoeven wij niets meer tegen Albertus van Zoggel te ondernemen. En wat de Staat met zijn bezit doet, laat mij Siberisch.’
De Cock glimlachte.
‘Heb jij geen suikeroom?’
Vledder gromde opnieuw.
‘Ik heb welgeteld vier ooms: twee van mijn moeders en twee van mijn vaders kant. Maar alle vier zo arm als de mieren.’
De Cock verzonk enige tijd in gepeins.
‘Ik begrijp alleen niets,’ sprak hij na een poosje, ‘van het motief van de dode Albertus van Zoggel. Zijn gedrag is mij een raadsel. Tegen Gerard van Kastelen zegt hij niet geinteresseerd te zijn in Charmaine. Zijn interesse gold het pandje dat hij wilde kopen. Maar als Charmaine dood is, onderneemt hij onmiddellijk stappen om haar peeskamertje voor zijn vriendin te huren en vestigt hij de verdenking op zich. Hij geeft dan niet zijn ware naam, Van Zoggel, op, maar noemt zich Bertus van het Hooft… een valse naam.’
Vledder keek hem glimlachend aan.
‘Vind je het belangrijk?
‘Wat?’
‘Het motief en het gedrag van wijlen Albertus van Zoggel… alias Bertus van het Hooft… alias Haagse Bertus. Veel belangrijker vind ik de vraag wie hem om zeep hielp. Dat de moord uitgerekend in het oude peeskamertje van Charmaine plaatsvond, is volgens mij puur toeval.’
De Cock keek hem nadenkend aan.
‘Jij ziet geen enkel verband tussen de moord op Charmaine en de moord op Albertus van Zoggel?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Dat verband is er niet.’
‘En wat denk je van de suggestie van Sylvia van Rosmalen, dat de pooier van Charmaine verantwoordelijk is voor de dood van haar Bertus?’
Vledder antwoordde niet direct.
‘Je hebt zelf gezegd dat je je persoonlijke gevoelens niet met je werk mag verweven, maar als wij die Gerard van Kastelen de moord op Albertus van Zoggel in zijn schoenen kunnen schuiven, dan…’
De Cock schudde afkeurend zijn hoofd.
‘Zo mag je niet denken,’ onderbrak hij kalm. ‘Dat leidt tot dwaalwegen. Je moet zuiver uitgaan van feiten en omstandigheden.’
Vledder trok een nors gezicht.
‘Dan hebben we niets om van uit te gaan,’ riep hij kribbig.
‘Er bestaat,’ formuleerde de oude rechercheur voorzichtig, ‘een theoretische mogelijkheid dat Gerard van Kastelen getuige is geweest van de moord op Charmaine Dupuitrain.’
‘Wat?’
De Cock knikte.
‘Denk maar eens na.’
De blik van Vledder verhelderde.
‘Allemachtig!’ riep hij geschrokken. ‘Daar heb ik nog in het geheel niet aan gedacht. Het is waar… Gerard van Kastelen zwierf voortdurend in de nabijheid van het peeskamertje van Charmaine. Het is niet ondenkbaar dat hij heeft gezien dat Haagse Bertus uit het peeskamertje stapte.’
De Cock knikte.