oplossing te komen.’

Bram van Wielingen grijnsde. ‘Misschien was de moordenaar daar wel bang voor.’

De Cock zuchtte diep. ‘Naar mijn stellige overtuiging wist deze man waarom en door wie Albertus van Zoggel werd vermoord.’

Bram van Wielingen pakte zijn Hasselblad uit zijn aluminium koffertje en monteerde een flitslicht. Snel en met groot vakmanschap liet hij zijn camera het werk doen.

Plotseling liet hij zijn fraaie Hasselblad verwonderd zakken.

De Cock keek hem verrast aan. ‘Wat is er?’

Bram van Wielingen wees. ‘Die roestige pedaalemmer staat alweer op een andere plek.’

12

De Cock had moeie voeten.

Met een van pijn vertrokken gezicht tilde hij zijn benen omhoog en legde ze heel voorzichtig op zijn bureau. Het was daarbij alsof duizenden kleine duiveltjes met even zovele spelden in zijn kuiten prikten. Het was een slecht teken, wist hij. Telkens wanneer de zaken niet naar wens verliepen, wanneer hij het gevoel had steeds verder van de oplossing weg te drijven, kroop de vermoeidheid in zijn voeten en speelden geniepige duiveltjes hun sadistisch spel.

Wat hem het meest benauwde, was het onheilspellende gevoel dat het nog niet was afgelopen, dat er nog meerdere soortgelijke moorden zouden worden gepleegd. Hoewel hij het rationeel niet kon onderbouwen, bleef dat gevoel hem beheersen.

Vledder keek hem bezorgd aan. Hij kende het beruchte kwaaltje van zijn oudere collega.

‘Is het weer zover?’

De Cock knikte. ‘“Het is psychisch,” zegt Jan van Keulen.’

‘Wie is Jan van Keulen?’

‘Mijn huisarts. Ik heb uitgelegd wanneer ik die pijn voel. Volgens hem vormen mijn voeten een soort barometer, die de stand van het onderzoek aangeeft.’ Hij grijnsde. ‘En dat is niet bepaald zonnig.’

Met duim en wijsvinger kneep De Cock even stevig in zijn kuiten. Soms hielp het. Hij keek op.

‘Hoe was de herkenning op Westgaarde?’

‘Rustig. Dokter Rusteloos had de uitstekende tong van Albertus van Zoggel weggewerkt. Het slachtoffer lag er redelijk ontspannen bij… niet zo gruwelijk meer.’

‘En moeder Van Zoggel?’

Vledder glimlachte.

‘Ze gedroeg zich heel dapper… leek onbewogen. Maar plotseling boog ze zich ver naar hem toe tot pal bij zijn oor. Ik was bang dat ze hem zou aanraken… omhelzen. Maar dat deed ze niet. Ze fluisterde heel zacht… alsof het alleen voor hem bestemd was: “Rotjoch, ik had je voorspeld dat het zo zou aflopen.”’

De Cock staarde even peinzend voor zich uit. Hij had in zijn lange rechercheleven veel moeders van slechte zonen ontmoet en hun verdriet geproefd.

‘Hoe heb je het vervoer geregeld?’ vroeg hij na een poosje.

‘Met Ben Kreuger. Toen ik hem de naam van het slachtoffer noemde, heeft hij met het hoofdbureau gebeld. De vingerafdrukken van Albertus van Zoggel zaten al in de collectie. Hij heeft moeder Van Zoggel en Sylvia van Rosmalen naar huis gebracht. De dactyloscoop had nog plaats genoeg in zijn wagen.’

‘Leverde de sectie nog bijzonderheden?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Het gebruikelijke beeld bij een verwurging,’ antwoordde hij achteloos. ‘Volgens dokter Rusteloos zou Albertus van Zoggel toch niet oud zijn geworden. Hij had een ernstige hartafwijking.’

De Cock glimlachte.

‘Dat wist zijn moordenaar niet.’

De oude rechercheur wreef nog eens over zijn pijnlijke kuiten. ‘Ik was vanmorgen diep teleurgesteld toen ik in het voormalige peeskamertje van Charmaine Dupuitrain het lijk van Charles van Milschot aantrof.’

Vledder knikte.

‘Dat begrijp ik.’

De Cock trok zijn gezicht strak.

‘Dat was het laatste wat ik had verwacht. Ik had gehoopt juist via hem tot de oplossing van de moord op Albertus van Zoggel te komen.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Witte Gijssie had het over een stuk elektriciteitsdraad. Had Charles van Milschot ook een stuk elektriciteitsdraad om zijn nek?’

De Cock antwoordde niet direct. Voorzichtig tilde hij zijn benen van de punt van zijn bureau en liet ze zakken. De prikkende pijnscheuten trokken langzaam weg.

‘Exact hetzelfde witte dunne elektriciteitsdraad. Ik heb nog overdacht of wij er iets mee konden doen… merk, fabrikaat. Maar dat draad komt zo veelvuldig voor dat het de moeite niet loont. In ieder geval dragen de beide moorden dezelfde signatuur… zijn beslist door dezelfde dader gepleegd.’

Vledder grinnikte vreugdeloos.

‘Wat hadden die twee in dat kleine peeskamertje te zoeken?’

De Cock zuchtte.

‘Dat heb ik mij ook afgevraagd. Waarom trok Charles van Milschot gisteravond naar hetzelfde kamertje waar Albertus van Zoggel werd vermoord? Ik heb het bed opzij gehaald, alle wanden afgeklopt, maar ik heb niets kunnen vinden.’

‘Misschien heeft Sylvia van Rosmalen hem het kamertje op de Achterburgwal aangewezen?’

‘Dat is een mogelijkheid. Maar dan nog blijft de vraag: wat hadden ze daar te zoeken?’

‘Als wij gisteravond even sneller waren geweest,’ sprak Vledder spijtig, ‘iets eerder in De Rode Leeuw waren gekomen, dan hadden wij zijn dood wellicht nog kunnen voorkomen.’

De jonge rechercheur maakte een wrevelig gebaar.

‘Ik vind die Charles van Milschot toch een vreemde vent. Hij past er niet in.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Zowel Albertus van Zoggel als de ons nog onbekende Hendrik Noorddijk hebben een crimineel verleden. Van Charles van Milschot is ons dat niet gebleken. Hij leek mij ook een man van een ander kaliber… een andere afkomst… uit een ander milieu. Hij had een beschaafd taalgebruik.’

De Cock glimlachte.

‘Met Albertus van Zoggel hebben wij nog nooit gesproken en Hendrik Noorddijk kennen we nog niet.’ Hij gniffelde. ‘Van Charles van Milschot vermeldt mijn conduitestaat: de slechtste inbreker die ik in mijn hele carriere heb ontmoet.’

Vledder keek hem niet-begrijpend aan.

‘Inbreker?’

De Cock knikte.

‘De wijze waarop hij met een groot model schroevendraaier de gammele deur van het peeskamertje had geforceerd, getuigt niet van vakmanschap. De sponningen waren totaal versplinterd.’

Vledder sloeg zijn rechterhand voor zijn mond.

‘Ik ben wat vergeten.’

De jonge rechercheur trok een klein model breekijzer en een koperen houdertje met uitschuifbaar een keur van stalen sleutelbaarden.

‘Dat had Albertus van Zoggel bij zich. Dat breekijzertje stak heel geraffineerd in een hoesje aan de binnenzijde van zijn broekspijp.’

De Cock boog zich voorover en greep de koperen houder van het bureau van Vledder. Hij bekeek het met een glimlach.

‘Dit komt mij bekend voor.’

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату