Sylvia schudde haar hoofd.

‘Dat heeft hij niet gezegd en ik heb hem dat ook niet gevraagd. Hij zei alleen dat hij het onverantwoord vond om mij alleen naar de Lindengracht te laten gaan. Vandaar die taxi.’

De Cock wreef met zijn pink over de rug van zijn neus.

‘U bent niet met hem op de Achterburgwal geweest?’

Sylvia grinnikte.

‘Wat moet ik daar zoeken?’

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘De plek aanwijzen waar Albertus van Zoggel de dood vond?’

‘Wat heeft Charles van Milschot met de dood van Bertus te maken?’

‘Was hij niet geinteresseerd?’

Sylvia zuchtte.

‘We hebben helemaal niet over die moord gesproken. Hij vroeg mij alleen of Bertus mij wel eens juwelen had geschonken.’

‘En?’

Sylvia maakte een wrevelig gebaar.

‘Ik heb wel eens wat van Bertus gehad.’

‘Kostbaarheden?’

Sylvia grijnsde.

‘Ik weet het,’ sprak ze vermoeid, ‘diamonds are the girl’s best friends. Maar ik interesseer mij niet voor sieraden. Ze spreken mij niet aan. Integendeel, ik vind ze lastig. Je moet er maar op passen.’

De uitdrukking op haar gezicht veranderde plotseling. Ze trok haar lippen strak. Haar houding van welwillendheid verdween.

‘Wat wilt u van mij?’ riep ze fel geemotioneerd. ‘Ik ben niet schuldig aan de dood van Bertus. In geen enkel opzicht. Ik hield van die man. Ik was bereid om alles voor hem te doen.’

De Cock liet zijn hoofd iets zakken.

‘Charles van Milschot is dood,’ sprak hij somber.

Sylvia keek hem verbijsterd aan.

‘Dood?’

De Cock knikte.

‘Terwijl jullie met mijn collega op Westgaarde waren voor de herkenning, vond ik hem met een eind elektriciteitsdraad om zijn nek.’

‘Ook vermoord?’

De Cock knikte instemmend.

Sylvia zag, ondanks haar make-up, plotseling lijkbleek. Haar lippen trilden.

‘Waar… waar gebeurde het?’ vroeg ze hakkelend.

De Cock zuchtte.

‘In hetzelfde kamertje op de Achterburgwal. Waar ook Albertus van Zoggel de dood vond.’

Ze reden met hun Golf van de Lindengracht weg. Het regende nog steeds. Druppels kleefden vettig aan de voorruit. Vledder zette met een somber gezicht de ruitenwissers aan.

‘Ik heb het je toch gezegd,’ sprak hij nors, ‘dat het bezoek aan de Lindengracht weinig nieuws zou brengen.’

De Cock tuitte zijn lippen.

‘We weten dat Sylvia van Rosmalen het kamertje aan de Achterburgwal niet heeft aangewezen. Verder ben ik toch blij met dat adres.’

Vledder grinnikte vreugdeloos.

‘Dat oude adres van de ouders van Hendrik Noorddijk in Den Haag.’

De Cock knikte.

‘Misschien brengt het ons verder. Oudere mensen verhuizen niet zo vaak.’

Vledder grinnikte opnieuw.

‘Dat adres stamt nog uit de tijd dat vader en moeder Van Zoggel tevergeefs probeerden om hun zoon Bertus op het rechte pad te houden en zij Hendrik Noorddijk geen goede vriend voor hem vonden. Het verbaasde mij dat mevrouw Van Zoggel dat adres nog wist.’

De Cock plukte een notitie uit het borstzakje van zijn colbert. ‘De Schalk Burgerstraat 1027. Pal bij het Zuiderpark.’

‘Zou de politie in Den Haag er iets mee kunnen doen?’

De Cock blikte opzij.

‘Heb je nog genoeg benzine?’

‘Waarvoor?’

‘Voor een rit naar Den Haag?’

‘Wat wil je dan?’

De Cock stak zijn kin iets vooruit.

‘We gaan zelf op pad.’

‘Weet je de weg in Den Haag?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik verdwaal er altijd.’

Het duurde meer dan een uur voordat ze al dwalend door de eindeloze Haagse lanen eindelijk de Schalk Burgerstraat hadden bereikt. Vledder vond met veel moeite een plaatsje om de Golf te parkeren. Ze stapten uit en gingen wat nerveus op zoek naar nummer 1027. Toen ze bij het nummer waren gekomen, zochten ze tevergeefs naar een naambordje.

De Cock belde aan en wachtte gespannen af. Na enige minuten werd de deur geopend door een oude man met lang grijs haar. Het reikte golvend tot op zijn schouders. De Cock schatte hem op rond de zeventig jaar. Hij droeg een zwarte trui boven een groene slobberbroek. Zijn voeten staken in pantoffels.

De oude rechercheur nam beleefd zijn hoedje af.

‘Mijn naam is De Cock,’ sprak hij vriendelijk. ‘De Cock met ceeooceekaa.’ Hij duimde opzij. ‘Dat is mijn collega Vledder. We komen uit Amsterdam. We zijn beiden als rechercheur verbonden aan het politiebureau in de Warmoesstraat.’

De man keek argwanend van De Cock naar Vledder en terug.

‘Recherche… uit Amsterdam?’

De Cock knikte.

‘Wij zijn op zoek naar de familie Noorddijk.’

De oude man tikte met een kromme vinger op zijn borst.

‘Ik ben Hendrik Noorddijk,’ sprak hij nors. ‘Wat moeten jullie van me?’

De Cock bracht zijn beminnelijkste glimlach.

‘Van u… niets. We wilden graag in contact komen met een sterk verjongde uitgave van u… ik bedoel een jongere Hendrik Noorddijk.’

‘Mijn zoon?’

‘U hebt een zoon Hendrik?’

‘Zeker.’

‘Weet u waar wij hem kunnen vinden?’

De oude man knikte.

‘Dat weet ik.’

‘Mogen we zijn adres van u?’

De oude man keek De Cock aan. Hij trok zijn neus iets op en het vuur in zijn ogen flikkerde kwaadaardig.

‘Je denkt toch niet,’ sprak hij minachtend, ‘dat ik mijn eigen zoon aan de politie uitlever?’

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату