morfine heeft gezocht?’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Ik weet het niet. Ik weet het echt niet. Het kan zijn. We weten nog te weinig van onze vriend om daarover al iets zinnigs te kunnen zeggen. In ieder geval is hij reeds geruime tijd verslaafd. Gezien zijn lichamelijk verval schat ik op minstens een jaar. Misschien nog wel langer. Het lijkt mij het beste dat wij morgen eens contact opnemen met de dokter die hem in het ziekenhuis behandelt. Intussen kunnen wij ons bezighouden met een uiterst belangrijke vraag.’
‘Vraag?’
De Cock knikte.
‘Langs welke weg kreeg Floor de Bougaerde zijn morfine?’ Vledder haalde nonchalant zijn schouders op.
‘In de buurt van de Walletjes en de Zeedijk lijkt mij dat nou niet zo moeilijk. Daar liggen contacten genoeg. Ik denk dat Floor de Bougaerde juist naar de Achterburgwal is getrokken om dichter bij de bron te zijn. Wat heeft hij anders in de buurt te zoeken?’ De Cock antwoordde niet direct. Met zijn handen onder zijn kin, de beide ellebogen steunend op zijn bureau, keek hij een tijdje peinzend voor zich uit. Een plotselinge gedachte hield hem bezig. ‘Weet je,’ zei hij na een poosje, ‘verslaving brengt de mensen vaak tot de meest dwaze dingen. Soms komen zelfs de zachtmoedigsten tot daden van geweld. Als ze hun behoefte aan verdoving niet kunnen stillen, als het middel buiten hun bereik blijft, zijn zij tot alles in staat, als het moet tot moord.’ Vledder keek De Cock verwonderd aan.
‘Je denkt toch niet dat Floor…’ Hij maakte zijn zin niet af. ‘Wat?’
‘Je denkt toch niet dat Floor de Bougaerde iets met de verdwijning van Nanette heeft te maken?’
‘Vind je die gedachte zo vreemd?’
‘Nou nee, maar…’
De Cock stond van zijn stoel op en begon door de recherchekamer te stappen. In de cadans van zijn waggelende tred lieten zijn gedachten zich gemakkelijker ordenen.
‘Wat deed Floor de Bougaerde,’ sprak hij bijna docerend, ‘toen hij zich hier onrustig begon te voelen?’
Vledder antwoordde haast mechanisch. ‘Hij begon te roepen.’ ‘Juist! En om wie?’
‘Nanette.’
‘Waarom?’
Vledder haalde zijn schouders op. ‘Om… omdat hij haar nodig had?’
‘Waarvoor?’
‘Dat weet ik niet.’
De Cock bleef voor de stoel van Vledder staan.
‘Wat had Floor de Bougaerde, gezien zijn verslaving, op dat moment in feite nodig?’
‘Een dosis morfine.’
De Cock knikte goedkeurend. ‘En wat riep hij?’
‘Nanette.’
De ogen van de jonge Vledder begonnen plotseling te glinsteren.
‘Fantastisch, ja, hij riep Nanette, maar hij bedoelde morfine.’ De Cock stak zijn wijsvinger omhoog. ‘En wat betekent dit?’ ‘Dat betekent,’ zei Vledder ernstig, ‘dat in de gedachtesfeer van Floor de Bougaerde de begrippen morfine en Nanette heel nauw met elkaar zijn verweven. Er is haast geen onderscheid.’ De Cock liet zich weer in zijn stoel achter zijn bureau zakken. ‘Anders gezegd: Nanette verzorgde de morfine.’
Vledder schudde zuchtend het hoofd.
‘Allemensen,’ zei hij, nog verbijsterd door de snelle tuimeling van gedachten, ‘Nanette de Bougaerde, de zoete madelief uit De Drie Rooskens, handelde heel opgewekt in morfine.’ ‘Ho, ho, jonge vriend, nu draaf je te ver door. Zij bezorgde haar neef Floor de Bougaerde zijn morfine. Daar kunnen we wel van uitgaan. Maar of zij — zoals jij veronderstelt —
Vledder grijnsde.
‘Voorbarig? Geloof maar gerust dat Floor de Bougaerde heel diep in zijn beurs heeft moeten tasten. Je neemt toch niet aan dat Nanette hem de morfine voor niets leverde?’
De Cock plukte aan zijn onderlip.
‘Voor niets, nee. In de zwarte handel voor narcotica worden fikse prijzen gevraagd. Toch geloof ik niet dat Nanette uit winstbejag handelde. Je weet wat Christel van Daele zei: Nanette interesseerde zich niet voor geld. Het liet haar koud.’
‘Ja, ja,’ zei Vledder enthousiast, ‘dat zei Christel van Daele. Maar in hoeverre is zij te vertrouwen? Misschien is dat hele bloemenwinkeltje De Drie Rooskens wel een geraffineerde dekmantel voor een uitgebreide smokkelhandel in verdovende middelen.’
De Cock begon hartelijk te lachen.
‘Met een veld vol wilde papavers achter het Blauwe Erf en een lekker opiumdistilleerderijtje, zolang even geleend uit De Drie Fleschjes.’
Vledder trok een beteuterd gezicht. De spottende toon van De Cock bekoelde zijn enthousiasme. ‘Nou ja,’ zei hij haast schuchter, ‘het was maar een veronderstelling.’
De Cock grinnikte.
‘Trek het je niet aan. Het was van mij ook maar een grapje. Je had volkomen gelijk. Die bloemenwinkel zou inderdaad een handige camouflage kunnen zijn. Maar ik geloof er niet in. Ik kan mij natuurlijk vergissen, maar ik geloof niet in een uitgebreide handel in morfine. Dat vergt een andere instelling, sluwer, gewetenlozer. Ik ben vanmiddag in De Drie Rooskens geweest. Ik heb mij door Christel van Daele laten rondleiden. Ik heb met haar gesproken…’ Hij glimlachte zachtjes voor zich uit. ‘Het was soms opwindend. Christel van Daele is een bijzonder aantrekkelijke vrouw, weet je. Vooral in de sfeer van haar eigen omgeving.’ Hij staarde wat dromerig voor zich uit, geboeid door zijn herinneringen.
Vledder keek zijn leermeester onderzoekend aan. ‘En?’ De Cock keek wat verstrooid op.
‘O, niets, nee. Ik ben niet veel verder gekomen. Ik weet althans niet meer dan wij vanmorgen reeds wisten…’
Vledder grijnsde breed.
‘… Nanette de Bougaerde is verdwenen en de aantrekkelijke Christel van Daele denkt het ergste… Zo is het toch?’ ‘Ja, m’n jong, zo is het.’
Op dat moment rinkelde de telefoon.
Vledder pakte de hoorn op.
‘Spreek ik met rechercheur De Cock?’
‘Nee, een ogenblikje.’
Hij reikte de hoorn over. ‘Het is voor jou.’
De Cock schoof zijn stoel iets bij. ‘Hier De Cock… Met wie?’ ‘Dat doet er niet toe,’ zei de stem aan de andere kant van de lijn. ‘Ik wil u alleen wat op weg helpen.’
‘Op weg… waarmee?’
‘Dat zult u wel merken, meneer De Cock. Ik raad u aan eens te gaan kijken op de Spiegelgracht.’
‘De Spiegelgracht?’
‘Ja, de stille zijde van de Spiegelgracht.’
‘Wat is daar te zien?’
Het was even stil aan de andere kant van de lijn, een pauze voor overwegingen.
‘U hebt geen belangstelling voor antiek?’
‘Nee, niet bepaald.’
‘Dan wordt het tijd dat u uw instelling eens verandert. Geloof me, het loont de moeite. Goedenavond, meneer De Cock.’ ‘Goedenavond… eh…’
De verbinding was verbroken.
Met de hoorn in de hand bleef De Cock een paar seconden peinzend staan. Op de rommelige zolderkamer van zijn geheugen zocht hij naar de stem… naar een herkenningspunt. Hij vond echter niets wat erop leek. Het toe-toet van de in-gesprek-toon verbrak zijn overpeinzingen. Zachtjes legde hij de hoorn op het toestel terug.
‘Wie was het?’ vroeg Vledder belangstellend.