De Cock knikte.

‘Je moet in dit vak,’sprak hij grinnikend, ‘oud worden om het goed te kunnen doen.’

Vledder boog zich iets naar voren.

‘Schrappen we Karel van Montfoort als mogelijke dader?’

De Cock schudde langzaam zijn hoofd.

‘Hij heeft mijn aanval goed doorstaan. Dat kan betekenen dat hij inderdaad onschuldig is, maar het kan ook betekenen dat hij gemener en doortrapter is dan wij vermoeden.’

Vledder maakte een droevige grimas.

‘Hij… eh, Karel van Montfoort,’sprak hij haperend, ‘is zo’n ideale dader… een man met een aardig begrijpelijk motief. Waarom roept die man niet gewoon: ja, ik was het. Dan waren we overal vanaf geweest.’

De Cock kon een glimlach niet onderdrukken.

‘In penozekringen kent men al sinds jaar en dag een oud gezegde: bekennen is hangen. Ik denk dat Karel van Montfoort niet wil hangen.’

De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Hij strekte zijn hand naar de hoorn uit, maar Vledder was hem voor.

De oude rechercheur lette op het gezicht van zijn jonge collega. Er was alleen een licht spoor van verbazing. Toen Vledder de hoorn op het toestel teruglegde, keek De Cock hem vragend aan.

‘Wie was het?’

‘Een rechercheur van het bureau Remmerdenplein.’

‘En?’

‘Ze hebben Robert van Eijsden gearresteerd.’

15

De Cock voelde zich gespannen. Hij vroeg zich af of hij alles goed had georganiseerd… of in de fuik die hij had opgezet, niet ergens een zwakke plek zat of een scheur. Wilde hij tot een sluitende bewijsvoering komen, dan mocht er niets misgaan. Bovendien begreep hij nog niet wat er zou gaan gebeuren… hoe het precies in zijn werk ging.

Een moordenaar of moordenares, zo was zijn ervaring, verandert niet graag zijn of haar vertrouwde werkwijze. Een wurger hanteert in de regel geen pistool en een gifmengster grijpt niet naar een stiletto.

De moordenaar die hij vanavond hoopte te ontmaskeren, had driemaal toegeslagen… zijn slachtoffers steeds gewurgd met een roze sjaal.

De Cock was ervan overtuigd dat hij ook ditmaal zijn wurgsjaal zou gebruiken en ook ditmaal zou toeslaan staande achter zijn slachtoffer.

Hij had Everdine de Bruijn in haar kantoortje van Lovable aan de Singel laten plaatsnemen achter haar bureau met haar rug pal tegen de muur. Hij gokte erop dat dit de moordenaar in verlegenheid zou brengen. Een aanval zoals hij gewend was, staande achter het slachtoffer, was bij deze opstelling onmogelijk.

In gezelschap van Vledder had De Cock zich verschanst in een klein vertrek, gelegen direct naast het kantoor van Lovable… een enge ruimte die dienst deed als douche en toilet. Om de technische dienst niet te belasten, had hij zelf met een draadloze boormachine in de deur van de ruimte twee gaatjes geboord, waardoor Vledder en hij de gebeurtenissen in het kantoortje konden volgen.

Buiten op de Singel patrouilleerden Fred Prins en Appie Keizer. Beide collega-rechercheurs van bureau Warmoesstraat waren onmiddellijk bereid geweest om De Cock in nood weer eens bij te staan.

De oude rechercheur had ze een signalement gegeven van de man die hij vanavond hoopte te ontmaskeren als de moordenaar van de drie callgirls. Het was summier, omdat De Cock niet wist in welke outfit de dader zou verschijnen.

De Cock schoof de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge. Het was vijf voor halfnegen. Hij had nog ruim een halfuur. Hij verliet de benauwde douche- en toiletruimte en stapte het kantoortje binnen.

‘U kunt nog terug,’sprak hij vriendelijk. ‘U weet dat er risico’s zijn.’

Everdine de Bruijn legde een damesblad voor zich op haar bureau.

‘Ik doe het voor Marianne.’Haar stem klonk zacht. ‘En zij zou het voor mij hebben gedaan.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘U weet dat ook u op zijn lijstje staat om vermoord te worden?’

Everdine zuchtte.

‘Dat heb ik inmiddels begrepen. Ik moet u zeggen: het is een macabere gedachte.’

De Cock stak zijn wijsvinger omhoog.

‘Wat er ook gebeurt,’sprak hij streng gebarend, ‘blijf op uw stoel daar zitten en kom nooit met uw rug bij die muur vandaan.’

Everdine schonk hem een vermoeide glimlach.

‘Ik zal eraan denken.’

De Cock verliet het kantoortje en ging terug naar zijn observatiepost. Hij keek weer op zijn horloge. De minuten vergleden traag.

Via zijn kijkgaatje zag hij dat ook Everdine de Bruijn tekenen van ongerustheid begon te vertonen. Haar vingertoppen trommelden nerveus op het damesblad, dat ongelezen voor haar lag.

Appie Keizer meldde zich via de mobilofoon.

‘Hij komt vanaf de Brouwersgracht. Ik denk dat hij daar zijn wagen heeft geparkeerd. Hij draagt…’

De stem van Fred Prins onderbrak hem.

‘Hij gaat de trap op.’

De Cock voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Elke vezel van zijn lijf trilde. Het pulseren van zijn hart golfde in zijn hals. Door het kijkgaatje zag hij de man die hij verwachtte, het kantoortje binnenkomen. De man overzag de situatie voor zich en realiseerde zich vermoedelijk in een flits dat zijn steeds toegepaste methode ditmaal geen kans van slagen had. Met een verwilderde blik in zijn ogen draaide hij zich met een ruk om en rende het kantoortje uit.

De Cock greep de mobilofoon.

‘Grijp hem… hij komt naar buiten.’

Onmiddellijk daarna verliet hij zijn schuilplaats en rende met Vledder in zijn kielzog achter de man aan. Buiten op de Singel lag met zijn rug op het trottoir een omvergelopen Appie Keizer. Fred Prins achtervolgde de man in een wilde galop. Met een tactisch prachtig uitgevoerde flying tackle dook hij hem naar de benen. Ze rolden over de straat. Fred Prins reageerde het eerst. Hij trok de armen van de man, die op zijn buik lag, naar zijn rug en hield hem in bedwang.

Vledder hurkte bij de man neer en scheen hem met zijn zaklantaarn van opzij in het gezicht.

Hijgend keek de jonge rechercheur omhoog naar De Cock, die snel naderbij was gekomen.

‘Het is… eh, het is Eugene van Kralingen,’sprak hij hees.

De Cock knikte.

‘Vriend van Leonidas ter Abbestede.’

De Cock leunde behaaglijk achterover in zijn leren fauteuil. De oude rechercheur voelde zich voldaan en ontspannen. Het feit dat hij weer eens een ingewikkelde moordzaak tot een goed einde had gebracht, was reden tot volle tevredenheid.

Hij keek naar Dick Vledder, zijn trouwe assistent. Ook al botsten hun ideeen dikwijls, De Cock hield van zijn jonge collega. Hij boog zich naar hem toe.

‘Heb je Adelheid niet meegenomen?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ze moet vanavond overwerken. Als ze op tijd klaar is, komt ze nog even langs.’

De blik van de oude rechercheur dwaalde naar Appie Keizer, die zijn duikeling alweer te boven was gekomen en naar Fred Prins, die bij zijn flying tackle een paar schaafwonden aan zijn knie had opgelopen.

De Cock was zijn collega’s dankbaar… dankbaar voor de bereidwilligheid die zij steeds weer toonden om

Вы читаете De Cock en moord op bestelling
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×