“De enkele keren dat ik bij Jasper op visite kwam, koesterde ik andere belangstellingen dan zijn dolk.”

De oude rechercheur lachte om haar opmerking.

“U gaat niet meer terug naar uw man…naar Petertje Slibbroek?”

Judith schudde haar hoofd.

“Ik ga een echtscheidingsprocedure op gang brengen. Ik wil van die vent af.”

Ze boog zich vertrouwelijk naar De Cock toe.

“Waarom arresteren jullie hem niet?”

De oude rechercheur ademde diep.

“Omdat ik het gevoel heb dat hij aan die moord onschuldig is…dat hij het niet gedaan heeft.”

Judith keek hem onderzoekend aan.

“En dat gevoel bedriegt u nooit?”

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

“Dat is een pure gewetensvraag,” sprak hij ernstig.

“Ik heb wel de instelling dat ik naar mijn gevoel wil luisteren. In de loop der jaren is het ontwikkeld en ik ben er steeds meer op gaan vertrouwen.”

Hij zweeg even. Op zijn gezicht lag nog een ernstige trek.

“Ik had gehoopt dat u ten aanzien van de heer Slib-broek met aanwijzingen zou komen die dat gevoel van zijn onschuld zouden ombuigen.”

Judith maakte een verontschuldigend gebaar.

“Petertje heeft nooit vertrouwelijkheden met mij gedeeld. Hij was altijd erg op zijn hoede…alsof hij een groot geheim bewaarde. Ik kan mij maar een keer herinneren dat hij even de controle over zichzelf kwijt was.”

“Wanneer was dat?”

Judith klemde haar handen om de beugel van haar handtasje.

“We waren nog niet zo lang getrouwd toen hij midden in de nacht met een gil wakker werd. Hij zat rechtop in bed en keek verwilderd om zich heen. Ik denk dat hij mij op dat moment niet eens herkende. Hij bracht zijn handen trillend naar voren en riep: ‘Een veld papavers’.”

De Cock schoof zijn onderlip naar voren.

“Een veld papavers?”

“Dat riep hij,” zei Judith.

“Een veld papavers. Toen ik hem de volgende morgen aan het ontbijt vroeg of hij van papavers had gedroomd, keek hij mij vreemd aan. ‘Waarom,’ vroeg hij, ‘zou ik van papavers hebben gedroomd?’ Ik zei: ‘Vannacht werd je met een gil wakker en je riep: ‘Een veld papavers’.’”

“En toen?”

Judith spreidde haar handen. Ze zag ineens inbleek en uit haar reebruine ogen kwam een schichtige blik.

“Petertje,” stamelde ze, “Petertje keek mij lange tijd vreemd gespannen aan. Ik las iets van angst in zijn ogen. ‘Heb ik…heb ik niets meer gezegd?’ vroeg hij verward. Ik zei: ‘Nee, je bent daarna weer gaan slapen.’ Hij nam toen een slok van zijn thee, zuchtte diep en zei: ‘Het…het moet een nachtmerrie zijn geweest’.”

9

Toen de bloedmooie Judith van Zeebrugge met haar handtasje onder de arm in luchtige tred de grote recherchekamer had verlaten, keek Vledder zijn oude collega bedremmeld aan.

“Een veld papavers,” sprak hij hoofdschuddend, “een veld papavers. Wat moeten wij daarmee? Past een veld papavers in ons onderzoek naar de gruwelijke moord op Jasper van de Gouwenaer?”

In zijn stem trilde ongeloof. De Cock maakte een schouderbeweging.

“Ik…eh, ik zie geen enkele relatie,” sprak hij achteloos.

“Ik zie ook niet in waarom wij nachtmerries in ons onderzoek zouden moeten betrekken. Mijn oude moeder leerde me altijd al: dromen zijn bedrog.”

Vledder keek hem uitdagend aan.

“Je zegt zelf altijd dat wij in een moordonderzoek nooit iets mogen verwaarlozen. Vallen nachtmerries daar niet onder?”

De Cock glimlachte.

“Waaraan denk jij bij een veld papavers?”

“Opium.”

De Cock knikte.

“Je hebt gelijk. Papavers…opium. Dat was ook mijn eerste gedachte.”

Vledder keek hem onderzoekend aan.

“Ken jij dat spul?”

“Ik heb het jaren geleden eens op grond van de Opiumwet in beslag genomen…bruine drab, gevouwen in een vetvrij papiertje. Ik vond het bij de fouillering van een man die verdacht werd van mishandeling.”

Vledder grinnikte.

“Bruine drab.”

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

“Ik wist niet wat het was. Maar omdat de man er nogal geheimzinnig over deed en mij niet wilde vertellen wat voor spul het was en waarvoor het diende, stapte ik met die bruine drab naar doctorandus Eskes, onze legendarische politiedeskundige.”

“Leeft hij nog?”

“Geen flauw idee. Hij was jaren ouder dan ik. Doctorandus Eskes was een prachtige man, van wie ik tijdens mijn opleiding tot rechercheur nog les had gehad. Ik kon vroeger met mijn problemen altijd bij hem terecht. ‘De Cock,’ zei hij, ‘dat is ruwe opium’.”

Vledder gniffelde.

“Dat was jouw eerste kennismaking met dat spul?”

De Cock glimlachte bij de herinnering.

“Teleurstellend. Het woord opium had voor mij tot dan toe een magische klank. Ik had er meer van verwacht. Volgens doctorandus Eskes kwam opium van het Griekse woord opion, wat slaapbolsap betekent. Het is het ingedroogde sap van de papaver somniferum, een plant afkomstig uit Klein-Azie. Opium wordt al sinds onheuglijke tijden in de geneeskunde toegepast. Maar het is vooral bekend geworden als genotmiddel. Je kunt het kauwen, eten, roken, schuiven…”

“En smokkelen,”onderbrak Vledder hem lachend. De Cock knikte instemmend.

“Maar een heel veld papavers komt in ons land weinig voor. De felrode papavers die wij soms langs onze wegen zien bloeien, worden niet gebruikt voor het winnen van opium. Dat zijn klaprozen. Men maakt er wel afkooksels van om hun verzachtende en hoeststillende werking. Er worden ook hoestbonbons van gemaakt.”

Vledder glimlachte om de uitleg van zijn leermeester.

“Hoe krijgt Petertje Slibbroek een nachtmerrie van een veld papavers?”

De Cock grijnsde.

“Geen idee.”

“Judith van Zeebrugge vond het belangrijk genoeg om het ons te vertellen.”

De Cock maakte een achteloos gebaar.

“Die nachtmerrie van haar man heeft blijkbaar diepe indruk op haar gemaakt.”

“Op jou niet?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Ik weet echt niet hoe ik het begrip ‘een veld papavers’ moet inpassen.”

Hij gebaarde met zijn armen voor zich uit.

“Zie jij enig verband tussen de moord op Jasper van de Gouwenaer en een veld papavers?”

“Nee.”

Вы читаете De Cock en een veld papavers
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×