De Cock boog zich vertrouwelijk naar hem toe.

‘Wat zegt die?’

‘Ze is naar de hemel.’

‘Wie?’

‘Hun moeder.’

De Cock toonde onbegrip.

‘Gestorven?’

De oude schudde zijn hoofd.

‘Tijdelijk teruggeroepen voor een onderhoud.’ ‘Met wie?’

‘Onze-Lieve-Heer.’

Toen de oude man in de loden jas groetend was vertrokken, stonden De Cock en Vledder op en gingen de deur van de behandelkamer binnen.

Het vertrek was schaars verlicht. Een kleine spot viel op een brede troon, bekleed met lichtblauw fluweel en daarboven een baldakijn. Op de troon zat de vrouw in het bloedrode gewaad met de tekens van de dierenriem. Toen ze achter De Cock de jonge Vledder zag, kwam ze uit haar troon overeind en wees hem terug.

‘Het is niet toegestaan,’ sprak ze streng, ‘dat anderen het consult bijwonen.’

Vledder blikte naar De Cock. Toen die hem geruststellend toeknikte, verliet hij de behandelkamer.

De vrouw zakte op haar troon terug.

‘De aanwezigheid van een derde,’ sprak ze verklarend, ‘stoort mij.’

De Cock knikte gedwee.

‘Dat begrijp ik.’

Hij nam plaats op een laag roodlederen bankje dat tegenover de troon stond.

De vrouw strekte haar rechterarm naar hem uit.

‘Geef mij uw linkerhand,’ gebood ze.

De Cock gehoorzaamde niet. Hij bracht zijn beide armen naar voren en vouwde zijn handen.

‘Ik moet u een bekentenis doen,’ sprak hij somber. ‘Het is niet mijn plan om u te consulteren… in de gebruikelijke zin van het woord… ik heb geen wezenlijke kwalen.’

‘Wat komt u dan doen?’

De oude rechercheur beet even op zijn onderlip.

‘Mijn naam is De Cock… met… eh, met ceeooceekaa. Ik ben als rechercheur van politie verbonden aan het bureau Warmoesstraat. De jongeman die mij tot hier begeleidde, is mijn collega rechercheur Vledder.’

De vrouw keek hem verward aan.

‘Recherche?’

De Cock knikte.

‘Mijn collega en ik zijn onder een valse vlag bij u binnengekomen.’ Het gezicht van de vrouw verstarde.

‘En u hebt met de mensen in de wachtkamer gesproken?’ De Cock knikte.

‘Alleen met de oude man in die bruine loden jas.’

‘De heer Pietersen.’

‘Ik heb hem niet naar zijn naam gevraagd.’

De vrouw kneep haar lippen op elkaar.

‘Voor wie of wat geldt uw ambtelijke belangstelling?’ De Cock keek haar strak aan.

‘Uw moeder.’

‘Die is met vakantie in Zuid-Frankrijk.’

De Cock glimlachte.

‘U bent Angela?’

‘Inderdaad.’

‘Er zijn mensen die dat niet geloven.’

‘Wie?’

De Cock schonk haar een milde grijns.

‘Kunt u dat niet raden?’

De bruine ogen van Angela van Boskoop vonkten.

‘Aard van de Koperberg.’

Ze sprak de naam uit als een vloek.

De Cock knikte.

‘Hij was gisteravond bij mij om de vermissing van uw moeder te melden. Het zei mij dat hij verliefd op haar was geworden en het plan had opgevat om met haar te trouwen.’

Angela van Boskoop snoof.

‘Hij is op haar geld uit.’

‘Dat… eh, dat,’ reageerde De Cock voorzichtig, ‘kan ik niet beoordelen. Zeg mij hoe ik in contact met uw moeder kan komen. Wanneer ik heb vastgesteld dat zij nog in leven is, staak ik mijn onderzoek.’

Angela van Boskoop wendde haar hoofd af.

‘Ik wil niet dat moeder tijdens haar vakantie wordt gestoord.’ De Cock zuchtte.

‘Die Aard van de Koperberg beschuldigt u en uw beide zusters van moord op uw moeder. Dat is ernstig. Het verplicht mij om een diepgaand onderzoek in te stellen.’

‘Nonsens.’

De Cock spreidde zijn armen.

‘Ik ben doorgaans een beminnelijk mens,’ zei hij vriendelijk. ‘Maar zo komen wij niet verder. Uw zuster Beatrijs heeft aan Nanette Korreman, de moeder van Elisa, en aan de man met de bruine loden jas gezegd dat uw moeder in de hemel is… een tijdelijk bezoek aan Onze-Lieve-Heer.’

De grijze speurder zweeg even.

‘Hoewel de hemel en de stranden van Zuid-Frankrijk,’ ging hij gedragen verder, ‘wellicht enige verwantschap kennen, zijn dit voor mij — als rechercheur — toch tegenstrijdige verklaringen.’

‘Beatrijs is niet goed wijs,’ bromde Angela van Boskoop. De Cock negeerde de opmerking.

‘Ik wil een onderhoud met haar.’

Angela schudde haar hoofd.

‘Dat sta ik niet toe. Ik ben de oudste. Sinds moeder met vakantie is, heb ik de leiding.’

‘Waar kan ik Beatrijs vinden?’

‘Dat zeg ik u niet.’

De Cock stond van zijn bankje op, liep naar de wachtkamer en riep Vledder binnen. Hij wees naar de vrouw op de blauwfluwelen troon.

‘Dit is Angela van Boskoop,’ sprak hij streng, ‘de oudste dochter. Ze weigert om ons bij ons onderzoek naar de vermissing van haar moeder Alida van Boskoop behulpzaam te zijn. Ik vermoed dat haar zusters Beatrijs en Christina hier in dit huis aanwezig zijn. Zoek hen op en breng beiden naar deze behandelkamer voor een onderhoud.’

Vledder aarzelde even. Hij liep naar de troon en boog zich naar Angela.

‘Zijn beiden hier?’ vroeg hij vriendelijk.

Angela knikte traag. Ze wendde zich tot De Cock, met tranen in haar ogen.

‘Waarom neemt u geen genoegen met mijn verklaring dat moeder op vakantie is?’

De Cock stak zijn kin iets omhoog.

‘Ik wil helderheid.’

Vledder verliet de behandelkamer. Al na enkele minuten kwam de jonge rechercheur terug. Achter hem liepen twee jonge vrouwen. Ze leken kopieen van Angela: dezelfde olijfkleurige huid, donkere ogen en gitzwart haar. Er waren slechts kleine nuances van verschil. Een van hen droeg een zalmkleurig mantelpakje met een kleine ruit, de andere een donkerblauwe nauwsluitende japon, die haar weelderige vormen accentueerde.

De Cock deed een stap in hun richting.

‘Wie van u is Beatrijs?’

De jonge vrouw in de nauwsluitende japon reageerde. De Cock keek haar onbewogen aan.

‘Waar is uw moeder?’

‘In de hemel.’

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×