vragen het te herhalen. Het viel Cordelia op dat zelfs graaf Vordarian voor stemde; misschien was het Vortala toch nog gelukt om de breuk van de voorgaande avond te herstellen tijdens een bijeenkomst vroeg op de ochtend. Het leek al met al een zeer voorspoedig en bemoedigend begin van Vorkosigans nieuwe baan, en dat zei ze tegen heer Vorpatril. ‘Eh… ja,’ zei heer Vorpatril na een zijdelingse glimlach naar haar. ‘Keizer Ezar heeft duidelijk gemaakt dat hij onverdeelde goedkeuring wenste.’

Uit zijn toon bleek dat ze weer iets miste. ‘Bedoel je dat sommige van die mannen liever tegen hadden gestemd?’

‘Dat zou onvoorzichtig van hen zijn, onder de huidige omstandigheden.’

‘Dan moeten de mannen die zich van stemming hebben onthouden… wel moedig zijn, om hun geweten te volgen.’ Ze bekeek het groepje met hernieuwde belangstelling. ‘O, zij zijn de slechtsten niet,’ zei Vorpatril. ‘Hoe bedoel je? Zij zijn toch zeker de oppositie?’

‘Ja, maar ze zijn de openlijke oppositie. Niemand die serieus hoogverraad in de zin heeft, zou de aandacht zo in het openbaar op zich vestigen. De kerels waar Aral echt voor moet uitkijken, zitten in die andere groep, tussen de ja-stemmers.’

‘Wie zijn het?’ Cordelia fronste bezorgd haar voorhoofd. ‘We zal het weten?’ Heer Vorpatril haalde zijn schouders op en beantwoordde toen zijn eigen vraag. ‘Negri, waarschijnlijk.’ Om hen heen was een ring van lege zitplaatsen. Cordelia had niet zeker geweten of dat uit veiligheidsredenen of uit beleefdheid was. Blijkbaar het laatste, want twee laatkomers, een man in het groot tenue van een commandant en een jongere man in duur ogende burgerkleding, kwamen binnen en gingen verontschuldigend voor hen zitten. Cordelia vond dat ze eruitzagen als broers, en dat vermoeden werd bevestigd toen de jongste zei: ‘Kijk, daar is vader, drie banken achter de oude Vortala. Wie is de nieuwe regent?’

‘Die kerel met de o-benen in het rood met blauw, direct rechts van Vortala.’

Cordelia en Vorpatril wisselden en blik achter hun rug, en Cordelia legde een vinger tegen haar lippen. Vorpatril grijnsde en haalde zijn schouders op.

‘Wat zeggen ze over hem in het leger?’

‘Dat hangt ervan af wie je het vraagt,’ zei de commandant. ‘Sardi vindt hem een strategisch genie en is dol op zijn communiques. Hij is overal geweest. Bij elk wissewasje van de laatste vijfentwintig jaar duikt zijn naam wel ergens op. Oom Rulf gaf altijd heel hoog van hem op. Aan de andere kant zei Niels, die met hem bij Escobar was, dat hij de hardvochtigste smeerlap was die hij ooit had ontmoet.’

‘Ik heb gehoord dat hij een reputatie heeft als heimelijke progressieveling.’

‘Daar is niets heimelijks aan. Sommige hoge Vor-officieren zijn als de dood voor hem. Hij heeft geprobeerd vader aan zijn en Vortala’s kant te krijgen in die kwestie over de nieuwe belastingen.’

‘O, gaap.’

‘Het gaat om de rechtstreekse keizerlijke belasting op erfenissen.’

‘Ai! Nou, daar heeft hij niets van te vrezen, toch? De Vorkosigans zijn zo verdomde arm. Laat Komarr maar betalen. Daar hebben we het toch voor veroverd?’

‘Niet helemaal, mijn onwetende broeder. Heeft iemand van jullie stadspiassen dat Betaanse mokkel van hem al ontmoet?’

‘Mannen met stijl, meneer,’ corrigeerde zijn broer. ‘Niet te verwarren met die legerslonzen.’

‘Gelukkig niet. Nee, zonder gekheid. Er doen de raarste geruchten de ronde over wat er is gebeurd tussen haar, Vorkosigan en Vorrutyer bij Escobar, en de meeste daarvan spreken elkaar tegen. Ik dacht dat moeder er misschien meer over zou weten.’

‘Ze houdt zich op de achtergrond, en dat voor iemand die drie meter lang schijnt te zijn en slagkruisers eet als ontbijt. Bijna niemand heeft haar nog gezien. Misschien is ze lelijk.’

‘Dan passen ze goed bij elkaar. Vorkosigan is ook niet bepaald een schoonheid.’

Cordelia, die zich bijzonder amuseerde, verborg een grijns achter haar hand, totdat de commandant zei: ‘Maar ik weet niet wie die driepotige spasticus is die altijd achter hem aan loopt. Zou die voor hem werken?’

‘Je zou zeggen dat hij wel wat beters kan krijgen. Wat een monster. Vorkosigan kan als regent toch zeker uit het hele leger kiezen wie hij wil?’

Ze had het gevoel dat ze een stomp in haar maag had gekregen, zo hevig was de onverwachte pijn van die achteloze opmerking. Kapitein heer Vorpatril leek het nauwelijks op te merken. Hij had het wel gehoord, maar zijn aandacht was gericht op de zaal onder hen, waar geloften werden afgelegd. Droesjnakovi bloosde, tot Cordelia’s verrassing, en draaide haar hoofd af.

Cordelia boog zich naar voren. De woorden borrelden in haar op, maar ze koos er slechts enkele en vuurde die af met haar ijzigste gezagvoerdersstem.

‘Commandant. En u, wie u ook moge zijn.’ Ze keken naar haar om, verrast door de onderbreking. ‘Voor uw informatie, de heer in kwestie is luitenant Kodelka. En er zijn geen betere officieren. In niemands leger.’

Ze staarden haar geergerd en verbijsterd aan, niet in staat haar in te passen in hun wereldbeeld. ‘Ik dacht dat dit een privegesprek was, mevrouw,’ zei de commandant uit de hoogte.

‘Zeker,’ antwoordde ze net zo uit de hoogte, nog steeds kokend van woede. ‘Voor het afluisteren ervan, hoe onvermijdelijk het ook was, bied ik mijn verontschuldigingen aan. Maar voor die schandelijke opmerking over de secretaris van admiraal Vorkosigan dient u zich te verontschuldigen. Die is een schandvlek op het uniform dat u beiden draagt en op de dienst van uw keizer waarin u beiden werkzaam bent.’ Ze zorgde dat haar stem heel zacht bleef, siste bijna. Ze beefde. Een overdosis Barrayar. Beheers je.

Vorpatrils ronddwalende aandacht werd met een schok getrokken door haar toespraak. ‘Kom, kom,’ protesteerde hij vergoelijkend. ‘Wat is dit…’

De commandant draaide zich verder om. ‘O, kapitein Vorpatril. Ik had u niet onmiddellijk herkend, meneer. Ehm…’ Hij gebaarde hulpeloos naar zijn roodharige aanvalster, alsof hij wilde vragen: hoort deze dame bij u? En zo ja, kunt u haar dan een beetje in toom houden? Hij vervolgde koeltjes: ‘Wij hebben nog niet kennisgemaakt, mevrouw.’

‘Nee, maar ik heb dan ook niet de gewoonte om onder iedere steen te kijken om te zien wat daar rondkruipt.’ Ze was zich er ogenblikkelijk van bewust dat ze zich had laten verleiden te ver te gaan. Met moeite riep ze haar woedeaanval een halt toe. Het zou niet goed zijn om nieuwe vijanden voor Vorkosigan te maken op hetzelfde moment dat hij zijn functie aanvaardde.

Vorpatril, die zich plotseling bewust werd van zijn verantwoordelijkheden als escorte, begon: ‘Commandant, u weet niet wie…’

‘Stel ons maar niet aan elkaar voor, heer Vorpatril,’ viel Cordelia hem in de rede. ‘Dat zou ons allebei alleen maar verder in verlegenheid brengen.’ Ze kneep met haar duim en wijsvinger in de brug van haar neus, sloot haar ogen en zocht meer verzoenende woorden. En ik ben er altijd trots op geweest dat ik mijn kalmte zo goed kon bewaren. Ze keek op naar hun woedende gezichten.

‘Commandant. Mijn heer.’ Ze had de titel van de jongeman juist opgemaakt uit zijn verwijzing naar zijn vader, die bij de graven zat. ‘Mijn woorden waren overhaast en onbeleefd, en ik neem ze terug. Ik had niet het recht om commentaar te leveren op een privegesprek. Ik bied mijn verontschuldigingen aan. Mijn nederige excuses.’

‘Dat mag ook wel,’ snauwde de jonge heer.

Zijn broer had meer zelfbeheersing en antwoordde schoorvoetend: ‘Ik aanvaard uw verontschuldigingen, mevrouw. Ik veronderstel dat de luitenant familie van u is. Ik bied mijn verontschuldigingen aan voor de belediging die naar uw gevoel werd geimpliceerd.’

‘En ik aanvaard uw verontschuldigingen, commandant. Hoewel luitenant Kodelka geen familie van me is, maar alleen mijn op een na dierbaarste… vijand.’ Ze zweeg even, en ze wisselden fronsen uit, die van haar ironisch, die van hem onzeker. ‘Ik zou u echter om een gunst willen vragen, meneer. Maak een dergelijke opmerking niet achteloos binnen gehoorsafstand van admiraal Vorkosigan. Kodelka was een van zijn officieren aan boord van deGeneraal Vorkraft en is gewond geraakt toen hij hem verdedigde gedurende die politieke muiterij van vorig jaar. Hij houdt van hem als van een zoon.’

De commandant kalmeerde, maar Droesjnakovi keek nog steeds alsof ze een vieze smaak in haar mond had. Hij glimlachte flauwtjes. ‘Suggereert u dat ik dan wacht zou moeten lopen op het eiland Kyril?’ Wat was het eiland Kyril? Blijkbaar een afgelegen en onaangename uithoek. ‘Ik… betwijfel het. Hij zou zijn functie niet gebruiken om een persoonlijke rekening te vereffenen. Maar het zou hem onnodig verdriet doen.’

‘Mevrouw.’ Ze had hen nu danig in de war gebracht, deze alledaags ogende vrouw, zo misplaatst te midden

Вы читаете De planeet Barrayar
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×