‘Welnu, als de goden wreed waren, zouden ze mij de eerstgeborene van mijn moeder hebben gemaakt en Doran de derde. Ik ben namelijk wel een bloeddorstig man. En ik ben degene met wie u nu te maken hebt, niet mijn geduldige, verstandige en jichtige broer.’
Tyrion kon de zon een halve mijl verderop op de Zwartwaterstroom zien glanzen, en op de muren, torens en heuvels van het daarachter gelegen Koningslanding. Hij keek achterom naar de glinsterende stoet die hen volgde over de Koningsweg. ‘U spreekt als iemand die een grote krijgsmacht aanvoert,’ zei hij, ‘maar ik zie er maar driehonderd. Ziet u die stad daar, ten noorden van de rivier?’
‘De beerput die u Koningslanding noemt?’
‘Precies.’
‘Ik zie hem niet alleen, maar ik kan hem nu, meen ik, ook ruiken.’
‘Snuif dan maar eens flink, heer. Haal uw neus op. U zult merken dat een half miljoen mensen erger stinken dan driehonderd. Ruikt u de goudmantels? Daar zijn er tegen de vijfduizend van. De gezworenen van mijn vader, dat zijn er nog eens twintigduizend. En dan zijn de rozen er nog. Rozen geuren aangenaam, nietwaar? Vooral als er zoveel van zijn. Vijftig-, zestig-, zeventigduizend rozen, in de stad of daaromheen gelegerd, ik weet niet precies hoeveel er nog hier zijn, maar in elk geval meer dan ik de moeite heb genomen te tellen.’
Martel haalde zijn schouders op. ‘In het oude Dorne, voordat we met Daeron trouwden, luidde het spreekwoord dat alle bloemen buigen voor de zon. Mochten de rozen proberen me tegen te houden, dan vertrap ik ze.’
‘Zoals u Willas Tyrel hebt vertrapt?’
De Dorner reageerde anders dan hij verwacht had. ‘Nog geen halfjaar geleden heb ik een brief van Willas gekregen. We delen onze belangstelling voor goede paarden. Hij heeft me nooit een kwaad hart toegedragen om wat er in dat strijdperk gebeurd is. Ik raakte hem keurig op zijn borstharnas, maar toen hij viel bleef zijn voet in een stijgbeugel haken, en zijn paard plofte boven op hem. Ik heb naderhand een maester naar hem toe gezonden, maar die kon ternauwernood het been van de jongen redden. Aan de knie viel allang niets meer te genezen. Als iemand iets te verwijten valt, dan is het die idioot van een vader van hem. Willas Tyrel was zo groen als zijn wapenrok en had nooit aan een dergelijk toernooi mogen deelnemen. Die bolle bloem heeft hem veel te jong het toernooiveld op geduwd, net als de andere twee. Hij wilde een tweede Leo Langdoorn, en hij kreeg een invalide.’
‘Sommigen zeggen dat ser Loras beter is dan Leo Langdoorn ooit geweest is,’ zei Tyrion.
‘Renlings roosje? Dat betwijfel ik.’
‘Twijfelt u naar hartenlust,’ zei Tyrion, ‘maar ser Loras heeft menige goede ridder verslagen, mijn broer Jaime incluis.’
‘Verslagen? U bedoelt: in een toernooi uit het zadel gelicht. Vertelt u eens wie hij in de strijd heeft gedood, als u mij echt bang wilt maken.’
‘Ser Robar Roys en ser Emmon Caaij, om er twee te noemen. En de mensen zeggen dat hij grootse daden van dapperheid heeft verricht bij het Zwartewater, waar hij zij aan zij met heer Renlings geest streed.’
‘Dus degenen die zijn grootse daden zagen zijn dezelfden als die de geest zagen?’ De Dorner lachte luchtig.
Tyrion keek hem vrij lang aan. ‘In het lokaal van Chataya aan de Zijdestraat zijn verscheidene meisjes die mogelijk aan uw behoeften voldoen. Dansie heeft honingkleurig haar. Dat van Marei is blond als wit goud. Ik zou u willen aanraden, een van hen te allen tijde bij u te houden, heer.’
‘Te allen tijde?’ Prins Oberyn trok een dunne zwarte wenkbrauw op. ‘En waarom mag dat wel wezen, waarde Kobold?’
‘U zei dat u met een borst in uw hand wilde sterven.’ Tyrion reed op een sukkeldrafje vooruit naar de wachtende schuiten op de zuidoever van het Zwartewater. Hij was niet van plan die zogenaamde Dornse humor nog langer te ondergaan.
Arya
De man op het dak vond als eerste de dood. Hij hurkte zeshonderd el verderop naast de schoorsteen, niet meer dan een vage schim in de schemering voor de dageraad, maar toen de hemel lichter werd kwam hij in beweging, rekte zich uit en ging staan. Angui’s pijl trof hem in de borst. Hij tuimelde als een ledenpop het steile leien dak af en kwam voor de deur van de septorij terecht.
De Mommers hadden daar twee wachters geposteerd, maar die waren dankzij hun eigen toorts nachtblind geworden en de vogelvrijen waren sluipenderwijs genaderd. Kyl en Pees schoten tegelijkertijd. Een man ging neer met een pijl in zijn keel, de andere met een pijl in zijn buik. De tweede man liet de toorts vallen en de vlammentongen kropen over zijn lijf. Toen zijn kleren in brand vlogen schreeuwde hij het uit, en toen was het afgelopen met de heimelijkheid. Thoros slaakte een kreet, waarna de vogelvrij en serieus in de aanval gingen.
Arya keek toe vanuit het zadel, op de kam van de beboste heuvel die uitzicht bood op de septorij, de molen, de brouwerij, de stallen en de woestenij van onkruid, verbrande bomen en modder daaromheen. De meeste bomen waren nu kaal en de paar verdorde bruine blaadjes die nog aan de takken hingen belemmerden haar uitzicht nauwelijks. Heer Beric had Baardeloze Dik en Modde achtergelaten om hen te beschermen. Arya had de smoor in dat ze als een stom klein kind moest achterblijven, maar ze hadden tenminste ook Gendry achtergelaten. Ze was verstandig genoeg geweest om niet dwars te liggen. Dit was een veldslag, en in een veldslag had je te gehoorzamen.
In het oosten kleurde de horizon goud met roze en aan de hemel gluurde een halve maan tussen laaghangende, voortsnellende wolken door. Er stond een kille wind en Arya hoorde stromend water en het geknars van het grote houten rad van de watermolen. De ochtendlucht rook naar regen, maar er vielen nog geen druppels. Brandende pijlen met staarten van bleek vuur vlogen door de ochtendnevels en boorden zich in de houten wanden van de septorij. Een paar drongen door de gesloten ramen heen en weldra kwamen er dunne rookslierten tussen de kapotte luiken door.
Twee Mommers kwamen zij aan zij uit de septorij stormen met hun bijlen in de hand. Angui en de andere schutters stonden al klaar. Een bijldrager vond meteen de dood. De tweede wist weg te duiken, zodat de pijl zijn schouder trof. Hij liep wankelend verder totdat hij door nog twee pijlen werd geraakt, zo snel achter elkaar dat niet te zien was wie hem het eerst had geraakt. De lange schachten drongen door zijn borstharnas heen alsof het niet van staal maar van zijde was. Hij kwakte op de grond. Angui had zowel priemvormige als breedgepunte pijlen. De priemvormige konden zelfs een dikke laag staal doorboren.
Langs de westmuur van de septorij kropen vlammen omhoog en door een kapot raam wolkte dichte rook naar buiten. Een kruisboogschutter uit Myr stak zijn hoofd uit een ander raam, schoot een bout af en dook weg om zijn boog weer te spannen. Ze hoorde dat er ook in de stallen werd gevochten: geschreeuw, hoorbaar afgewisseld door het gekrijs van paarden en het gekletter van staal.
De man met de kruisboog verscheen weer, maar hij had nog niet geschoten of er suisden drie pijlen langs zijn hoofd. Een pijl ketste van zijn helm af. Hij verdween met boog en al. In diverse ramen op de eerste verdieping zag Arya vlammen. Door de rook en de ochtendmist was de lucht een golvend, zwartwit waas. Angui en de andere boogschutters slopen dichterbij om beter te kunnen mikken.
Toen barstte de septorij open en krioelden de Mommers als nijdige mieren naar buiten. Twee Ibbenezen stoven met hun gehavende bruine schilden hoog voor zich uit gestoken de deur uit, gevolgd door een Dothraki met een kromme