zaten op rossige, goudgele en hier en daar sneeuwwitte paarden, stuk voor stuk slank en snel, met een lange nek en een smal, fraai hoofd. De befaamde zanddravers van Dorne waren kleiner dan echte strijdrossen en konden geen al te zware harnassen dragen, maar men zei dat ze een etmaal en dan nog een dag onvermoeibaar konden voortrennen.

De leider van de Dorners had een hengst onder zich die zwart was als de zonde, terwijl de manen en staart de kleur van vuur hadden. Hij zat in het zadel alsof hij erin geboren was, rijzig, slank en elegant. Een mantel van lichtrode zijde fladderde van zijn schouders en zijn hemd was versterkt met elkaar overlappende rijen koperen schijven die onder het rijden fonkelden als talloze gloednieuwe penningen. Op de voorkant van zijn hoge, vergulde helm stond een koperen zon afgebeeld en op het gepolijste metalen oppervlak van het ronde schild dat achter hem hing de zon met de speer van het huis Martel.

De zon van Martel, maar tien jaar te jong, dacht Tyrion toen hij de teugels inhield, en te fit ook, en veel te fel. Nu wist hij waar hij mee te maken kreeg. Hoeveel Dorners zijn er nodig om een oorlog te beginnen? vroeg hij zich af. Maar een. Toch zat er niets anders voor hem op dan te glimlachen. ‘Gegroet, heren. Wij vernamen dat u in aantocht was, en zijne genade koning Joffry heeft mij verzocht u namens hem tegemoet te rijden en welkom te heten. Mijn vader, de Hand des Konings, laat u eveneens groeten.’ Hij wendde een beminnelijke onzekerheid voor. ‘Wie van u is vorst Doran?’

‘Mijn broer is om gezondheidsredenen gedwongen in Zonnespeer te blijven.’ De prins nam zijn helm af. Het gezicht eronder was verweerd en somber, met dunne, gewelfde wenkbrauwen boven grote ogen zo zwart en glanzend als een plas petroleum. Slechts een paar zilveren strepen deden afbreuk aan het weelderige zwarte haar dat tot op zijn voorhoofd groeide in een V die even scherp was als zijn neus. Zonder meer een zilte Dorner. ‘Vorst Doran heeft mij gezonden om namens hem zitting te nemen in koning Joffry’s raad, zoals het zijne genade behaagt.’

‘Zijne genade zal ten zeerste vereerd zijn met de raad van een beroemd krijgsman als prins Oberyn van Dorne,’ zei Tyrion, terwijl hij dacht: Dat wordt bloed in de goot. ‘En uw edele metgezellen zijn eveneens van harte welkom.’

‘Staat u mij toe hen aan u voor te stellen, heer Lannister. Ser Deziel Dolt, van Citroenwoud. Heer Tremond Gargalen. Heer Harmen Uller en zijn broer ser Ulwijck. Ser Ryon Allyrion en zijn natuurlijke zoon ser Daemon Zand, de bastaard van Godengenade. Heer Dagos Manwouding, zijn broer ser Melys, zijn zonen Mors en Dickon. Ser Arron Qorgyl. En laat niemand denken dat ik de dames negeer. Myria Jordayn, erfgenaam van de Bult. Vrouwe Larra Swartmont, haar dochter Jynessa, haar zoon Perros.’ Hij hief een slanke hand op naar een zwartharige vrouw in de achterhoede en wenkte haar naar voren. ‘En dit is Ellaria Sand, mijn eigen minnares.’

Tyrion slikte om niet hardop te kreunen. Zijn minnares, en nog een bastaard ook. Cersei krijgt een rolberoerte als hij die mee wil nemen naar de bruiloft. Als ze de vrouw een donker hoekje beneden het zout toewees zou zijn zuster de toorn van de Rode Adder riskeren, en als ze haar naast hem aan de hoge tafel plaatste zouden alle andere dames op de verhoging daar waarschijnlijk aanstoot aan nemen. Is vorst Doran van plan om twist te zaaien?

Prins Oberyn wendde zijn paard naar zijn mede-Dorners. ‘Ellaria, heren en vrouwen, sers, zie hoezeer koning Joffry ons bemint. Zijne genade is zo goed geweest ons zijn eigen oom Kobold te zenden om ons naar zijn hof te leiden.’

Bronn lachte snurkend en Tyrion was ook gedwongen te doen of hij het leuk vond. ‘Niet alleen, heren. Dat zou een te reusachtige taak zijn voor een mannetje als ik.’ Zijn eigen gezelschap was inmiddels ook gearriveerd, dus was het zijn beurt om namen te noemen. ‘Mag ik u voorstellen: ser Flemens Brax, erfgenaam van Hoorndal. Heer Gyllis van Rooswijck. Ser Addam Marbrand, opperbevelhebber van de Stadswacht. Jalabhar Xho, de prins van de Roodbloemvallei. Ser Harys Vlugh, de schoonvader van mijn goede oom Kevan. Ser Merlon Crakenhal. Ser Filips Voeth en ser Bronn van het Zwartewater, twee helden uit ons recente treffen met de rebel Stannis Baratheon. En mijn eigen schildknaap, de jonge Podderik van het huis Peyn.’ De namen klonken fraai toen Tyrion ze een voor een opsomde, maar de dragers waren op geen stukken na zo hooggeplaatst, noch vormden ze zo’n formidabel gezelschap als prins Oberyns begeleiders, en dat wisten ze allebei heel goed.

‘Heer Lannister,’ zei vrouwe Swartmont, ‘wij hebben een lange, stoffige reis achter de rug en het zou ons hoogst welkom zijn om te rusten en ons op te frissen. Mogen wij verder rijden naar de stad?’

‘Onmiddellijk, vrouwe.’ Tyrion wendde zijn teugels en riep ser Addam Marbrand. De bereden goudmantels die het grootste deel van zijn erewacht vormden wendden op ser Addams bevel energiek hun paarden en de stoet zette zich in beweging naar de rivier en het daarachter gelegen Koningslanding.

Oberon Nymeros Martel, prevelde Tyrion binnensmonds, terwijl hij naast de man ging rijden. De Rode Adder van Dorne. En wat moet ik daar in zevenhelsnaam mee?

Hij kende de man weliswaar slechts van reputatie… maar die was schrikbarend. Op slechts zestienjarige leeftijd was prins Oberyn in bed aangetroffen met de minnares van de oude heer Yzerhout, een reus van een man die berucht was om zijn woestheid en opvliegendheid. Er volgde een tweegevecht, dat echter met het oog op de jeugd en hoge geboorte van de prins bij het eerste bloedvergieten gestaakt zou worden. Beide mannen liepen lichte kwetsuren op en de eer was gered. Maar, terwijl prins Oberyn snel herstelde gingen heer Yzerhouts wonden zweren, en hij overleed. Naderhand fluisterde men dat Oberyn met een vergiftigd zwaard had gevochten, en sindsdien werd hij door vriend en vijand de Rode Adder genoemd.

Dat was natuurlijk jaren geleden. De zestienjarige jongen was nu een man van in de veertig, en de legende om hem heen was aanzienlijk verduisterd. Hij had de Vrijsteden bezocht en het beroep van gifmenger geleerd en mogelijk nog zwartere kunsten, als de geruchten waar waren. Hij had in de Citadel gestudeerd en maar liefst zes schakels van een maestersketen gesmeed voordat hij er genoeg van had gekregen. Hij had gevochten in de Betwiste Gebieden aan gene zijde van de zee-engte, waar hij een tijdlang bij de Tweede Zonen had gediend voordat hij zijn eigen compagnie had opgericht. Zijn toernooien, zijn veldslagen, zijn tweegevechten, zijn paarden, zijn lusten… men zei dat hij zowel met mannen als vrouwen het bed deelde en overal in Dorne bastaarddochters had. De zandslangen, werden die dochters genoemd. Voor zover Tyrion had gehoord had Oberyn nooit een zoon verwekt.

En natuurlijk had hij de erfgenaam van Hooggaarde verminkt. Niemand in de Zeven Koninkrijken die minder welkom is op een Tyrel-huwelijk, dacht Tyrion. Om prins Oberyn naar Koningslanding te sturen, terwijl Hamer Tyrel, twee van zijn zoons en duizenden van hun krijgsknechten nog in de stad verbleven was een even gevaarlijke provocatie als prins Oberyn zelf. Een verkeerd woord, een grap op een slecht gekozen moment, een blik, dat is alles wat nodig is om te zorgen dat onze nobele bondgenoten elkaar naar de keel vliegen.

‘Wij hebben elkaar al eens ontmoet,’ zei de prins uit Dome luchtig tegen Tyrion, terwijl ze zij aan zij over de Koningsweg reden, langs velden vol as en skeletten van bomen. ‘Maar ik verwacht niet dat u dat nog weet. U was zelfs nog kleiner dan nu.’

Zijn stem had iets spottends dat Tyrion slecht beviel, maar hij was niet van zins zich door de Domer te laten provoceren. ‘Wanneer was dat dan, heer?’ vroeg hij met beleefde interesse.

‘O, jaren en jaren geleden, toen mijn moeder nog in Dome heerste en uw vader de Hand van een andere koning was.’

Niet zo anders als jij wel denkt, peinsde Tyrion.

‘Het was toen ik met mijn moeder, haar gemaal en mijn zuster Elia de Rots van Casterling bezocht. Ikwas, eh, een jaar of veertien, vijftien. Elia was een jaar ouder. Uw broer en zuster waren negen, naar ik mij herinner, en u was pas geboren.’

Een eigenaardig tijdstip voor een bezoek. Zijn moeder was bij zijn geboorte gestorven, dus moesten de Martels de Rots in diepe rouw hebben aangetroffen. Vooral zijn vader. Heer Tywin sprak zelden over zijn vrouw, maar Tyrion had zijn ooms weleens over hun liefde horen praten. Indie dagen was zijn vader de Hand van Aerys geweest, en veel mensen zeiden dat heer Tywin Lannister de Zeven Koninkrijken regeerde, maar dat vrouwe Joanna heer Tywin regeerde. ‘Hij is na haar dood nooit meer de oude geworden, Kobold,’ had zijn oom Gery eens tegen hem gezegd. ‘Het beste deel van hem is met haar gestorven.’ Gerion was de jongste van de vier zonen van heer Tytos Lannister, en de oom die Tyrion het meest had gemogen.

Maar hij was er niet meer, verloren gegaan aan de overkant van de zee, en Tyrion zelf had vrouwe Joanna het graf in geholpen. ‘En is de Rots van Casterling u bevallen, heer?’

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату