Dat was zo absurd dat Jon moest glimlachen. ‘Door wie?’ zei hij, en richtte zijn blik op zijn vrienden. Dit was vast weer een grap van Pyp. Maar Pyp haalde zijn schouders naar hem op en Gren schudde zijn hoofd. Het was Ed Toilet van de Smarten die overeind kwam. ‘Door mij. Voorwaar, het is wreed om een vriend zoiets aan te doen, maar beter jij dan ik.’

Heer Janos begon weer te sputteren. ‘Dit is schandelijk. We zouden die knaap op moeten hangen. Ja! Hang hem op zeg ik, hang hem op als overloper en warg, samen met zijn vriend Mans Roover. Opperbevelhebber? Dat wil ik niet hebben, dat duld ik niet!’

Cottaar Piek stond op. ‘Jij duldt dat niet? Misschien heb je die goudmantels geleerd om je kont te likken, maar nu draag je een zwarte mantel.’

‘ledere broeder mag alle namen ter overweging voordragen, zolang de man zijn geloften maar heeft gezegd,’ zei ser Denys Mallister. ‘Toilet heeft zonder meer het recht, heer Janos.’

Meer dan tien mannen namen tegelijkertijd het woord. Omdat ze elkaar allemaal probeerden te overstemmen, was het binnen de kortste keren weer een grote schreeuwpartij in de zaal. Ditmaal was het ser Alliser Doren die op de tafel sprong en zijn handen ophief om het stil te krijgen. ‘Broeders!’ riep hij, ‘zo komen we nergens. Ik zeg: laten we stemmen! Die koning die de Koningstoren in beslag heeft genomen, heeft zijn mannen voor alle deuren gezet om te zorgen dat we niets te eten krijgen en niet weg kunnen voordat we een keuze hebben gemaakt. Het zij zo! We zullen kiezen, en nog eens kiezen, desnoods de ganse nacht lang, totdat we onze leider hebben… maar voor we onze fiches werpen, heeft onze Eerste Bouwer nog iets te zeggen, geloof ik.’

Traag stond Othel Yarwijck op, een frons op zijn gezicht. De grote bouwer wreef over de lange bakkebaard op zijn kaak en zei:

‘Welnu, ik trek mij terug. Als jullie mij hadden gewild, hadden jullie me al tien keer kunnen kiezen, en dat hebben jullie niet gedaan. Althans, te weinigen van jullie. Wat ik zeggen wilde, is dat degenen die een fiche voor mij in de ketel hebben gedaan, heer Janos zouden moeten kiezen.’

Ser Alliser knikte. ‘Heer Slink is de best mogelijke…’

‘Ik was nog niet uitgesproken, Alliser,’ klaagde Yarwijck. ‘Heer Slink was in Koningslanding bevelhebber van de Stadswacht, zoals we allemaal weten, en hij was heer van Harrenhal…’

‘Hij heeft Harrenhal zelfs nooit gezien,’ riep Cottaar Piek uit.

‘Ja, dat is zo,’ zei Yarwijck. ‘En nou ik hier sta, weet ik eigenlijk niet meer waarom Slink me zo’n goeie keus leek. Da’s min of meer een klap in het gezicht van koning Stannis, en ik zie niet in wat we daarmee opschieten, ’t Kan zijn dat Sneeuw beter is. Hij is langer op de Muur, hij is de neef van Ben Stark en hij heeft de ouwe Beer als schildknaap gediend.’ Yarwijck haalde zijn schouders op. ‘Kiezen jullie wie je wilt, als ik het maar niet ben.’ Hij ging zitten. Janos Slink was van rood donkerpaars geworden, zag Jon, terwijl ser Alliser Doren was verbleekt. De man uit Oostwacht bonkte weer met zijn vuist op de tafel, maar nu schreeuwde hij om de ketel. Een paar van zijn vrienden namen de kreet over. ‘Ketel!’ brulden ze als uit een mond. ‘Ketel, ketel, KETEL!’

De ketel stond in de hoek bij de haard, een groot, zwart, dikbuikig geval met twee enorme handvatten en een zwaar deksel. Maester Aemon zei iets tegen Sam en Clydas, en ze liepen erheen, grepen de handvatten en sleepten de ketel naar de tafel. Enkele broeders stonden al in de rij bij de vaten fiches toen Clydas het deksel eraf tilde, en het bijna op zijn voet liet vallen. Klapwiekend en met een rauwe kreet kwam er een enorme raaf uit de ketel schieten. Hij fladderde omhoog, misschien op zoek naar de balken van de zoldering, of naar een raam om te ontsnappen, maar het gewelf had geen balken en ook geen ramen. De raaf zat in de val. Luid krassend vloog hij de zaal rond, een keer, twee keer, drie keer. En Jon hoorde Samwei Tarling roepen: ‘Ik ken die vogel! Dat is de raaf van heer Mormont!’

De raaf streek op de tafel neer, het dichtst bij Jon. ‘’Sneeuw,’ kraste hij. Het was een oude vogel, smerig en bevuild. ‘’Sneeuw,’ zei hij nogmaals, ‘sneeuw, sneeuw, sneeuw.’ Hij liep naar de tafelrand, spreidde zijn vleugels weer en vloog naar Jons schouder. Heer Janos Slink ging met een plof zitten, maar ser Alliser liet een spotlach door het gewelf galmen. ‘Ser Biggetje denkt dat we allemaal gek zijn, broeders,’ zei hij. ‘Die vogel heeft dat trucje van hem geleerd. Ze zeggen allemaal sneeuw, ga maar naar het roekenhuis, dan horen jullie het zelf. Mormonts vogel kende meer woorden.’

De raaf hield zijn kop scheef en keek naar Jon. ‘Mais?’ zei hij hoopvol. Toen hij mais noch antwoord kreeg, klokte hij en pruttelde: ‘Ketel? Ketel? Ketel?’

Wat volgde waren pijlpunten, een stroom pijlpunten, genoeg pijlpunten om de laatste paar steentjes, schelpen en ook alle koperen penningen onder te sneeuwen.

Na afloop van de telling merkte Jon dat hij omsingeld was. Sommigen sloegen hem op zijn rug, terwijl anderen de knie voor hem bogen alsof hij werkelijk een heer was. Satijn, Owen de Onnozele, Halder, Pad, Reservelaars, Reus, Mulling, Olmer van het Koningsbos, Lieve Donneel Heul en nog vele anderen dromden om hem heen. Dywen liet zijn houten tanden klapperen en zei: ‘Goeie goden, onze opperbevelhebber is de windsels nog niet ontgroeid.’

IJzeren Emmet zei: ‘Dit betekent hopelijk niet dat ik u bij ons volgende oefengevecht niet tot moes mag slaan, heer.’ Hob-met-dedrie-Vingers wilde weten of hij met de mannen bleef eten of zijn maaltijden naar zijn bovenzaal gebracht wilde hebben. Zelfs Bouwen Mars kwam bij hem om te zeggen dat hij graag opperhofmeester wilde blijven als heer Sneeuw dat wilde.

‘Heer Sneeuw,’ zei Cottaar Piek, ‘als je hier een zootje van maakt, dan ruk ik je lever uit en vreet ’m rauw, met uien.’

Ser Denys Mallister was hoffelijker. ‘Wat de jonge Samwei van me vroeg was moeilijk,’ bekende de oude ridder. ‘Toen heer Qorgyl gekozen werd, zei ik bij mezelf: “Geeft niet, hij is al langer op de Muur dan jij, jouw tijd komt nog wel.” Toen het heer Mormont werd, dacht ik: “Hij is sterk en fel, maar hij is oud, jouw tijd komt vast nog wel.” Maar u bent nog half een knaap, heer Sneeuw, en nu moet ik naar de Schaduwtoren terug, in de wetenschap dat mijn tijd nooit zal komen.’ Hij glimlachte, een vermoeid lachje. ‘Zorg dat ik hier geen spijt van heb als ik sterf. Uw oom was een groot man. Uw vader en zijn vader ook. Van u verwacht ik precies hetzelfde.’

‘Zeker,’ zei Cottaar Piek. ‘En vertel om te beginnen maar eens aan de mannen van de koning dat we klaar zijn, en dat we nu verdomme iets te vreten willen.’

‘’Vreten,’ krijste de raaf. ‘Vreten, vreten.’

De mannen van de koning maakten de deur vrij toen ze te horen kregen dat de keus gevallen was, en Hob-met-de-drie-Vingers draafde met een stuk of wat helpers naar de keuken om het eten te halen. Jon wachtte niet op het eten. Hij liep het slot door met de raaf op zijn schouder en Spook achter zich aan en vroeg zich af of hij droomde. Pyp, Gren en Sam drentelden al kletsend achter hem, maar hij hoorde het nauwelijks, totdat Gren fluisterde: ‘Sam heeft het voor elkaar gekregen,’ en Pyp zei: ‘Sam heeft het voor elkaar gekregen!’ Pyp had een wijnzak bij zich, nam een diepe teug en zong: ‘Sam, Sam, Sam de tovenaar, Sam het mirakel, Sam de wonderdoener, hij heeft het voor elkaar gekregen. Maar wanneer had je die raaf in de ketel gestopt, Sam? En bij de zevenvoudige hel, hoe kon je er zo zeker van zijn dat hij naar Jon zou vliegen?

Alles zou in de soep gelopen zijn als die vogel had besloten op Janos Slink z’n dikke kop te gaan zitten.’

‘Ik had niets met die vogel te maken,’ hield Sam vol. ‘Toen het beest uit de ketel kwam vliegen deed ik het bijna in mijn broek.’

Jon lachte, half verwonderd dat hij nog steeds wist hoe dat moest. ‘Jullie zijn een stel halve garen, weet je dat?’

‘Wij?’ zei Pyp. ‘Wou jij ons voor halfgaar uitmaken? Wij zijn toch zeker niet als achtennegentigste opperbevelhebber van de Nachtwacht gekozen? Je kunt beter een slokje wijn drinken, heer Jon. Als je ’t mij vraagt, zul je nog heel wat wijn nodig hebben.’

Dus pakte Jon Sneeuw de wijnzak van hem aan en nam een slok. Maar niet meer dan een. De Muur was van hem, de nacht was donker, en er wachtte hem een confrontatie met een koning.

Sansa

Ze schrok wakker, al haar zenuwen gespannen. Even wist ze niet meer waar ze was. Ze had gedroomd dat ze weer klein was en nog met haar zusje Arya in een kamer sliep. Maar het was haar meid die ze in haar slaap

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×