Ben Stark nog steeds vermist werd, wie hadden ze nu nog? Niet Bouwen Mars of ser Wynten Kloek, dat stond vast. Had Thoren Smalhout de Vuist overleefd, of ser Ottyn Welck?

Nee, het wordt Cottaar Piek of ser Denys Mallister. Maar wie van de twee? De bevelhebbers van de Schaduwtoren en Oostwacht waren prima kerels, maar heel verschillend. Ser Denys was hoofs en behoedzaam, even ridderlijk als middelbaar van leeftijd. Piek was jonger, een bastaard van geboorte, met een ruwe tong, en stoutmoedig op het roekeloze af. Erger nog, de twee mannen verachtten elkaar. De ouwe Beer had hen altijd ver uit elkaar gehouden, aan verschillende uiteinden van de Muur. De Mallisters koesterden een intens wantrouwen jegens de ijzergeborenen, wist Jon. Een steek van pijn herinnerde hem aan zijn eigen ellende. De maester kneep in zijn hand. ‘Clydas haalt papavermelk.’

Jon probeerde overeind te komen. ‘Ik hoef geen…’

‘Jawel,’ zei Aemon op ferme toon. ‘Dit gaat pijn doen.’

Donal Nooy liep het vertrek door en duwde Jon weer op zijn rug. ‘Hou je gedeisd, of ik bind je vast.’ Zelfs met een arm hield de smid Jon als een kind in bedwang. Clydas kwam terug met een groene flacon en een ronde stenen beker. Maester Aemon schonk hem vol. ‘Drink op.’

Jon had bij zijn worsteling op zijn lip gebeten, en door het dikke, kalkachtige brouwsel heen proefde hij bloed. Hij had de grootste moeite om het niet uit te braken. Clydas bracht een schaal warm water en maester Aemon waste het bloed en de pus uit zijn wond. Hoe zachtzinnig hij ook te werk ging, zelfs bij de minste geringste aanraking kon Jon het wel uitschreeuwen. ‘De mannen van de Magnar zijn gedisciplineerd en hebben een bronzen wapenrusting,’ vertelde hij hun. Als hij praatte hoefde hij minder aan zijn been te denken.

‘De Magnar? Dat is een heer op Skagos,’ zei Nooy. ‘Toen ik bij de Muur kwam waren er Skagoszonen in Oostwacht. Ik herinner me nog dat ze over hem praatten.’

‘Jon gebruikte het woord in de oudere betekenis, denk ik,’ zei maester Aemos. ‘Niet als geslachtsnaam, maar als titel. Het is afkomstig uit de Oude Taal.’

‘Het betekent heer,’ beaamde Jon. ‘Styr is de Magnar van een plaats genaamd Thenn, ver in het noorden van de Vorstkaken. Hij heeft honderd van zijn eigen mannen bij zich en een stuk of twintig rovers die de Gift bijna even goed kennen als wij. Maar de Hoorn heeft Mans nooit gevonden, dat is tenminste iets. De Hoorn van Winter, dat was waar hij bij het Melkwater naar groef.’

Maester Aemon stopte even, de waslap in zijn hand. ‘De Hoorn van Winter is een oeroude legende. Denkt de Koning-achter-deMuur echt dat er zo’n voorwerp bestaat?’

‘Dat doen ze allemaal,’ zei Jon. ‘Ygritte zegt dat ze wel honderd graven hebben geopend… graven van koningen en helden, overal in de vallei van het Melkwater, maar ze hebben nooit…’

‘Wie is Ygritte?’ vroeg Donal Nooy scherp.

‘Een vrouw van het vrije volk.’ Hoe legde hij hun Ygritte uit?

Ze is warm, slim en grappig, en ze kan een man kussen of hem de keel afsnijden. ‘Ze is bij Styr, maar ze is niet… ze is jong, eigenlijk nog een meisje, wild, maar ze…’ Ze heeft een oude man gedood omdat hij een vuurtje gestookt had. Zijn tong voelde dik en zwaar aan. De papavermelk vertroebelde zijn brein. ‘Ik heb mijn geloften met haar gebroken. Dat was ik niet van plan, maar…’ Het was verkeerd. Verkeerd om verliefd op haar te worden, verkeerd om haar te verlaten. ‘Ik was niet sterk genoeg. De Halfhand beval me: rijd met ze mee, houd ze in het oog, ik moest niet terugdeinzen, ik…’ Zijn hoofd voelde aan alsof het volgestopt was met natte wol. Maester Aemon snuffelde weer aan Jons wond. Toen legde hij de bebloede lap in de schaal terug en zei: ‘Donal, het hete mes alsjeblieft. Ik zal jou nodig hebben om hem stil te houden.’

Ik zal niet schreeuwen, zei Jon bij zichzelf toen hij het roodgloeiende lemmet zag. Maar die gelofte verbrak hij ook. Donal Nooy drukte hem neer terwijl Clydas de hand van de maester stuurde. Jon verroerde zich niet, behalve om met zijn vuist op de tafel te slaan, telkens en telkens en telkens weer. De pijn was zo immens groot dat hij zich daar klein, zwak en hulpeloos binnenin voelde zitten. Ygritte, dacht hij toen de stank van schroeiend vlees in zijn neus drong en zijn eigen gegil in zijn oren weerkaatste. Ygritte, ik kon niet anders. Een halve hartslag lang werd de folterende pijn iets minder. Toen raakte het ijzer hem nogmaals aan en viel hij flauw.

Toen zijn oogleden openfladderden, was hij in dikke wol gehuld en zweefde hij. Hij had het idee dat hij zich niet kon verroeren, maar dat deed er niet toe. Een tijdlang droomde hij dat Ygritte bij hem was en hem met zachte hand verzorgde. Ten slotte sloot hij zijn ogen en sliep in.

Het volgende ontwaken was minder aangenaam. Het was donker in het vertrek, maar onder de dekens was de pijn weer terug, een bonzend geklop in zijn been dat bij de geringste beweging in een gloeiend ijzer veranderde. Dat werd Jon hardhandig bijgebracht toen hij probeerde te kijken of hij nog een been had. Happend naar adem smoorde hij een gil en balde opnieuw zijn vuist.

‘Jon?’ Er verscheen een kaars, en een welbekend gezicht keek op hem neer, met grote oren en al. ‘Je moet niet bewegen.’

‘Pyp?’ Jon stak een hand op en de andere jongen greep die en gaf er een kneepje in. ‘Ik dacht dat je er niet meer was…’

‘… maar met de ouwe Granaatappel was vertrokken? Nee, die vindt mij te klein en te groen. Gren is er ook.’

‘Ik ben er ook.’ Gren kwam aan de andere kant van het bed staan. ‘Ik was in slaap gevallen.’

Jon had een droge keel. ‘Water,’ hijgde hij. Gren haalde het en bracht het naar zijn lippen. ‘Ik heb de Vuist gezien,’ zei hij na een diepe teug. ‘Het bloed en de dode paarden… Nooy zei dat een stuk of twaalf het gehaald haden… wie?’

‘Dywen. Reus. Ed van de Smarten, Mooie Donneel Heuvel, Ulmer, Lowie Linkerhand, Gars Grauwveer, nog vier of vijf anderen. En ik.’

‘Sam?’

Gren wendde zijn hoofd af. ‘Hij heeft een van de Anderen gedood, Jon. Ik heb het gezien. Hij stak hem neer met het mes van drakenglas dat hij van jou had gekregen, en wij begonnen hem Sam de Doder te noemen. Dat vond hij vreselijk.’

Sam de Doder. Jon kon zich nauwelijks een minder voor de hand liggende krijgsman dan Sam Tarling voorstellen. ‘Wat is er met hem gebeurd?’

‘We hebben hem achtergelaten.’ Gren klonk doodongelukkig.

‘Ik heb aan hem geschud en tegen hem geschreeuwd en hem zelfs een klap in zijn gezicht gegeven. Reus heeft nog geprobeerd hem overeind te trekken, maar hij was te zwaar. Weet je nog hoe hij zich bij de training altijd op de grond oprolde en dan jammerend bleef liggen? Bij Craster jammerde hij niet eens. Dolk en Ollo haalden de muren neer op zoek naar eten, Garth en Garth waren aan het vechten, anderen waren Crasters vrouwen aan het verkrachten. Ed van de Smarten nam aan dat die lui van Dolk alle trouwe mannen zouden doden om te voorkomen dat we zouden vertellen wat ze gedaan hadden, en ze waren met twee tegen een. We hebben Sam bij de ouwe Beer achtergelaten. Er was geen beweging in hem te krijgen, Jon.’

Jullie waren zijn broeders, had hij bijna gezegd. Hoe konden julHe hem tussen wildlingen en moordenaars achterlaten?

‘Misschien leeft hij nog,’ zei Pyp. ‘Straks bezorgt hij ons allemaal nog een verrassing door morgen aan te komen rijden.’

‘Ja, met het hoofd van Mans Roover!’ Gren deed zijn best om opgewekt te klinken, merkte Jon. ‘Sam de Doder!’

Jon wilde weer gaan zitten. Dat was al net zo’n vergissing als de eerste keer. Hij schreeuwde het uit en vloekte.

‘Gren, ga maester Aemon eens wekken,’ zei Pyp. ‘Zeg hem dat Jon meer papavermelk nodig heeft.’

Ja, dacht Jon. ‘Nee,’ zei hij. ‘De Magnar…’

‘Dat weten we,’ zei Pyp. ‘De wachtposten op de Muur hebben opdracht om het zuiden in het oog te houden en Donal Nooy heeft wat mannen naar de Weerrug gestuurd om de koningsweg te bewaken. Maester Aemon heeft ook vogels naar Oostwacht en de Schaduwtoren gestuurd.’

Maester Aemon kwam naar het bed geschuifeld, een hand op Grens schouder. ‘Jon, je moet meer aan jezelf toegeven. Het is goed dat je wakker bent, maar je moet jezelf de tijd gunnen om te genezen. We hebben de wond uitgespoeld met kokende wijn en je verbonden met een compres van netels, mosterdzaad en beschimmeld brood, maar als je geen rust neemt…’

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×