schouder, een klein meisje, en zij riep met haar iele stemmetje hetzelfde woord: ‘Mhysa! Mhysa!’

Dany keek Missandei aan. ‘Wat roepen ze?’

‘Dat is Ghiscari, de oude, zuivere taal. Het betekent “moeder”.’

Dany voelde zich licht om het hart. Ik zal nooit een levend kind baren, herinnerde ze zich. Toen ze haar hand ophief, beefde die. Misschien glimlachte ze. Dat moest wel, omdat de man grijnsde en opnieuw begon te roepen. Anderen namen de kreet over. ‘Mhysa!’ riepen ze. ‘Mhysa! MHYSA!’ Ze glimlachten haar allemaal toe, strekten hun handen naar haar uit, knielden voor haar neer. ‘Maela,’ noemden sommigen haar, terwijl anderen ‘Aelalla’, ‘Qathei’ of ‘Tato’ riepen, maar in welke taal dan ook, de betekenis was steeds dezelfde. Moeder. Ze noemen me moeder. Het zangerige geroep verspreidde zich en zwol aan. Het zwol zo luid aan dat haar paard ervan schrok. De merrie deinsde naar achteren, schudde het hoofd en zwaaide haar zilvergrijze staart. Het zwol aan tot de gele muren van Yunkai op hun grondvesten leken te schudden. Er stroomden ieder ogenblik meer slaven door de poort naar buiten, en terwijl ze naderden namen ze de kreet over. Ze renden nu op haar af, duwend en struikelend, ze wilden haar hand aanraken, de manen van haar paard strelen, haar voeten kussen. Haar arme bloedruiters konden hen niet allemaal op een afstand houden, en zelfs Sterke Belwas knorde en gromde van pure ellende.

Ser Jorah maande haar om weg te gaan, maar Dany herinnerde zich een droom die ze in het Huis der Onsterfelijken had gehad.

‘Ze doen me niets,’ zei ze tegen hem. ‘Het zijn mijn kinderen, Jorah.’ Ze lachte, dreef haar paard aan en reed op hen af, en de belletjes in haar haren rinkelden in zalige triomf. Ze begon op een sukkeldraf j e, ging over in volle draf en toen in galop, en haar vlecht zwierde achter haar aan. De vrijgelaten slaven weken voor haar uiteen. ‘Moeder,’ klonk het uit honderd kelen, uit duizend, uit tienduizend. ‘Moeder,’ zongen ze, en hun vingers streken langs haar benen terwijl ze voorbijvloog. ‘Moeder, moeder, moeder!’

Arya

Toen Arya in de verte de omtrekken van een grote heuvel zag opdoemen, goudkleurig in de namiddagzon, herkende ze die meteen. Ze waren helemaal naar Hogenhart teruggegaan. Tegen zonsondergang hadden ze de top bereikt, waar ze een veilig kamp opsloegen. Arya liep met heer Berics schildknaap Ned de kring van weirboomstronken rond, en op een daarvan keken ze toe hoe het laatste licht in het westen doofde. Van bovenaf kon ze in het noorden een storm zien woeden, maar Hogenhart rees boven de regen uit. Het stak echter niet boven de wind uit, die in zulke krachtige vlagen kwam aanwaaien dat ze het gevoel had dat iemand van achteren aan haar trok. Maar als ze omkeek, was er niemand.

Spoken, bedacht ze. Het spookt op Hogenhart. Ze legden een groot vuur op de heuvel aan, waar Thoros van Myr met gekruiste benen naast ging zitten. Daarbij staarde hij diep in de vlammen, alsof er verder niets op de wereld bestond.

‘Wat doet hij?’ vroeg Arya aan Ned.

‘Soms ziet hij dingen in de vlammen,’ zei de schildknaap. ‘Het verleden. De toekomst. Dingen die ver weg gebeuren.’

Arya tuurde met toegeknepen ogen naar het vuur om te kijken of zij kon zien wat de rode priester zag, maar haar ogen gingen alleen maar tranen, en ze wendde zich al snel af. Ook Gendry sloeg de rode priester gade. ‘Kunt u daarin echt de toekomst zien?’ vroeg hij ineens.

Thoros keerde zich met een zucht van het vuur af. ‘Niet hier. Niet nu. Maar er zijn dagen, waarop de Heer des Lichts mij visioenen schenkt, ja.’

Gendry keek sceptisch. ‘Mijn meester zei dat u een zuiplap en een bedrieger was en dat er geen slechtere priester bestond.’

‘Dat was niet aardig.’ Thoros grinnikte. ‘Waar, maar niet aardig. Wie was die meester van jou? Heb ik jou gekend, jongen?’

‘Ik was in de leer bij Tobho Mott, de meester-wapensmid aan de Staalstraat. U kocht altijd uw zwaarden van hem.’

‘Inderdaad. Hij rekende me tweemaal de waarde, en daarna foeterde hij me uit omdat ik ze in brand stak.’ Thoros lachte. ‘Je meester had gelijk. Ik was bepaald geen vrome priester. Ik was de jongste van acht kinderen, en daarom gaf mijn vader me aan de Rode Tempel, maar dat was geen loopbaan waar ik zelf voor gekozen zou hebben. Ik bad de gebeden en sprak de spreuken, maar ik voerde ook rooftochten naar de keukens aan, en zo nu en dan troffen ze een meisje in mijn bed aan. Wat een slechte meisjes toch. Ik had geen idee hoe ze daar kwamen.

Maar ik had aanleg voor talen. En als ik in de vlammen staarde, zag ik daar soms dingen. Toch hadden ze meer last dan gemak van me, dus ten slotte stuurden ze me naar Koningslanding om de Heer des Lichts naar het door de Zeven benevelde Westeros te brengen. Koning Aerys was zo dol op vuur dat het mogelijk werd geacht dat hij zich zou bekeren. Helaas, zijn vuurbezweerders kenden betere trucjes dan ik. Maar koning Robert mocht mij graag. De eerste keer dat ik met een vlammend zwaard aan de melee deelnam, steigerde het paard van Kevan Lannister en wierp hem af, en zijne genade bescheurde het bijna van het lachen.’ De rode priester glimlachte bij de herinnering. ‘Maar het was geen manier om met een kling om te springen, daar had je meester ook gelijk in.’

‘Vuur verteert.’ Heer Beric stond achter hen, en iets in zijn stem legde Thoros onmiddellijk het zwijgen op. ‘Het verteert, en na afloop is er niets meer over. Niets.’

‘Beric. Dierbare vriend.’ De priester raakte even de onderarm van de Bliksemheer aan. ‘Wat zeg je nu?’

‘Niets wat ik niet eerder heb gezegd. Zes keer, Thoros? Zes keer is te veel.’ Hij keerde zich abrupt af.

Die nacht huilde de wind haast als een wolf, en in het westen waren een paar echte wolven waar hij bij in de leer was geweest. Pees, Angui en Merrit van Maanstee hielden de wacht. Ned, Gendry en veel van de anderen waren diep in slaap toen Arya de kleine, lichte gedaante in het oog kreeg die achter de paarden langs glipte. Ze liep met een stok en had dun, wit, wild wapperend haar. De vrouw kon niet langer dan drie voet zijn. Door de gloed van het vuur blonken haar ogen even rood als die van Jons wolf. Dat was ook een spook. Arya sloop dichterbij en knielde neer om te kijken.

Thoros en Liem zaten bij heer Beric toen de dwergenvrouw onuitgenodigd bij het vuur plaatsnam. Ze gluurde naar hen met half dichtgeknepen ogen als gloeiende kolen. ‘De sintel en de Limoen komen me weer eer bewijzen, en zijne genade de heer der Lijken.’

‘Een naam die niets goeds voorspelt. Ik heb u gevraagd, die niet te gebruiken.’

‘Ja. Maar de stank van de dood hangt vers om u heen, heer.’ Ze had nog maar een enkele tand. ‘Geef me wijn, of ik ben weg. Mijn botten zijn oud. Mijn gewrichten doen pijn als de winden waaien, en hierboven waaien de winden altijd.’

‘Een zilveren hertenbok voor uw dromen, vrouwe,’ zei heer Beric met plechtige hoffelijkheid. ‘En nog een als u nieuws voor ons hebt.’

‘Een zilveren hertenbok kan ik niet eten of berijden. Een wijnzak voor mijn dromen, en voor mijn nieuws een kus van die grote lummel met de gele mantel.’ Het kleine vrouwtje kakelde. ‘Jaja, een slobberzoen, met een beetje tong. Dat is alweer lang geleden, te lang. Zijn mond zal naar limoenen smaken en de mijne naar botten. Ik ben te oud.’

‘Inderdaad,’ klaagde Liem. ‘Te oud voor wijn en kussen. ‘Het enige dat je van mij krijgt is het plat van mijn zwaard, oud wijf.’

‘Mijn haar valt met handen vol uit, en ik ben al duizend jaar door niemand meer gekust. Het is hard om zo oud te zijn. Wel, dan wil ik een lied. Een lied van Torn van Zevenen, voor mijn nieuws.’

‘U krijgt uw lied van Torn,’ beloofde heer Beric. De wijnzak gaf hij haar zelf.

De dwergenvrouw nam een diepe teug, waarbij de wijn over haar kin liep. Toen ze de zak van haar mond haalde, veegde ze met de rug van een gerimpelde hand haar lippen af en zei: ‘Zure wijn voor zuur nieuws, wat kan passender zijn. De koning is dood, is dat zuur genoeg voor jullie?’

Arya’s hart bleef in haar keel steken.

‘Welke koning is er verdomme dood, ouwe?’ wilde Liem weten.

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×