hem afweet?’
‘Hij is mijn zoogbroer.’
‘Broer?’ Arya begreep het niet. ‘Maar jij komt uit Dorne. Hoe kunnen jij en Jon nu bloedverwanten zijn?’
‘Zoogbroers. Geen bloedverwanten. Mijn moeder had geen melk toen ik klein was, dus moest Wylla me voeden.’
Arya kon het niet volgen. ‘Wie is Wylla?’
‘De moeder van Jon Sneeuw. Heeft hij dat nooit verteld? Ze is jarenlang bij ons in dienst geweest. Ze was er al voor mijn geboorte.’
‘Jon heeft zijn moeder nooit gekend. Zelfs haar naam niet.’ Arya keek Ned wantrouwig aan. ‘Ken je haar? Echt?’
‘Wylla was mijn min,’ herhaalde hij plechtig. ‘Ik zweer het op de eer van mijn geslacht.’
‘Ben je hooggeboren?’ Stomme vraag; als schildknaap was hij natuurlijk hooggeboren. ‘Wie ben je eigenlijk?’
‘Jonkvrouwe?’ Ned keek pijnlijk verlegen. ‘Ik ben Edric Dayn, de… de heer van Sterrenval.’
Achter hen kreunde Gendry. ‘Heren en jonkvrouwen,’ sprak hij vol afkeer. Arya plukte in het voorbijgaan een verdorde wilde appel van een tak en smeet die naar hem toe. Het appeltje stuiterde tegen zijn dikke stierenkop. ‘Au,’ zei hij. ‘Dat deed pijn.’ Hij betastte de huid boven zijn oog. ‘Welke jonkvrouw smijt er nu met wilde appels?’
‘Eentje die niet deugt,’ zei Arya, plotseling berouwvol. Ze wendde zich weer tot Ned. ‘Het spijt me dat ik niet wist wie u was, heer.’
‘Mijn fout, jonkvrouwe.’ Hij was uiterst beleefd.
‘Mijn vader was de oudste broer van ser Arthur. Vrouwe Ashara was mijn tante. Maar ik heb haar nooit gekend. Ze heeft zich voor mijn geboorte van de top van het Lichtstenen Zwaard in zee gestort.’
‘Waarom deed ze dat?’ zei Arya geschrokken.
Ned leek op zijn hoede. Misschien was hij bang dat ze hem ook iets naar zijn hoofd zou smijten. ‘Heeft uw edele vader het nooit over haar gehad?’ zei hij. ‘Jonkvrouw Ashara Dayn van Sterrenval?’
‘Nee. Kende hij haar?’
‘Al voordat Robert koning werd. Ze had uw vader en zijn broers in Harrenhal ontmoet, in het jaar van de valse lente.’
‘O.’ Arya wist niets anders te zeggen. ‘Maar waarom is ze in zee gesprongen?’
‘Ze had een gebroken hart.’
Sansa zou hebben gezucht en omwille van de ware liefde een traan vergoten hebben, maar Arya vond het gewoon stom. Alleen kon ze dat niet tegen Ned zeggen, niet over zijn eigen tante. ‘Had iemand het gebroken?’
Hij aarzelde. ‘Misschien is het niet aan mij…’
Hij keek haar aan, niet op zijn gemak. ‘Mijn tante Allyria zegt dat jonkvrouwe Ashara en uw vader in Harrenhal verliefd op elkaar werden…’
‘Niet waar. Hij hield van mijn moeder.’
‘Ongetwijfeld, jonkvrouwe, maar…’
‘Zij was de enige van wie hij hield.’
‘Dan moet hij die bastaard onder een koolblad gevonden hebben,’ zei Gendry achter hen. Arya wilde dat ze nog een wilde appel had om tegen zijn smoel te laten stuiteren. ‘Mijn vader had
Daar ging Gendry niet op in. ‘Jouw vader heeft z’n bastaard tenminste nog grootgebracht, heel anders dan de mijne. Ik weet niet eens wie het was. Een of andere stinkende dronkaard, wed ik, net als al die anderen die mijn moeder uit het bierlokaal mee naar huis sleepte. Altijd als ze woedend op me was zei ze: “Als je vader hier was zou-ie je verrot slaan.” Dat is alles wat ik van hem weet.’ Hij spuwde. ‘Nou, als hij nu hier was sloeg ik hem misschien verrot. Maar hij zal wel dood zijn, en jouw vader is ook dood, dus wat maakt het uit met wie hij naar bed ging?’
Voor Arya maakte het wel uit, al had ze niet kunnen zeggen waarom. Ned probeerde zich te verontschuldigen omdat hij haar uit haar doen had gebracht, maar dat wilde ze niet horen. Ze drukte haar hielen in de flanken van haar paard en liet hen allebei voor wat ze waren. Angui de Schutter reed een paar passen voor hen uit. Toen ze naast hem kwam, zei ze: ‘Dorners liegen toch?’
‘Daar zijn ze beroemd om.’ De boogschutter grijnsde. ‘Van ons Markers zeggen ze natuurlijk hetzelfde, dus dan weet je het wel. Waar wringt de schoen? Ned is een goeie jongen…’
‘Hij is een stomme leugenaar.’ Arya verliet het pad, sprong over een verrot stuk hout en plonsde een stroombedding door. De kreten van de vogelvrijen achter haar negeerde ze. Ze
Het was Harwin die haar uiteindelijk inhaalde. ‘Waar dacht u dat u naartoe ging, jonkvrouwe? U moet niet weglopen. In deze wouden zitten wolven, en nog erger.’
‘Ik ben niet bang,’ zei ze. ‘Die jongen, Ned, die zei…’
‘Ja, hij heeft het me verteld. Jonkvrouwe Ashara Dayn. Dat is een oud verhaal. Ik heb het eens op Winterfel gehoord toen ik niet ouder was dan u nu bent.’ Hij greep haar breidel stevig vast en wendde haar paard. ‘Ik betwijfel of er enige waarheid in schuilt. Maar zo ja, wat dan nog? Toen Ned die Dornse jonkvrouw leerde kennen leefde zijn broer Brandon nog, en die was met jonkvrouwe Catelyn verloofd, dus er rust geen smet op uw vaders eer. Niets is zo geschikt als een toernooi om de gemoederen hoog te laten oplaaien, dus misschien zijn er ’s nachts in een tent wat woordjes gewisseld, wie zal het zeggen? Woorden, of kussen, of misschien meer, maar wat schuilt daar voor kwaad in? Het was lente, of dat dachten ze althans, en geen van beiden waren ze gebonden.’
‘Maar ze heeft zelfmoord gepleegd,’ zei Arya onzeker. ‘Ned zegt dat ze vanaf een toren in zee is gesprongen.’
‘Dat is waar,’ gaf Harwin toe terwijl hij haar terug leidde, ‘maar dat was uit rouw, wed ik. Ze had een broer verloren, het Zwaard van de Morgen.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Laat het maar rusten, jonkvrouwe. Ze zijn allemaal dood. Laat het rusten… en alstublieft, als we in Stroomvliet zijn, zeg hier dan niets van tegen uw moeder.’
Het dorp was precies waar Pees had gezegd dat het zou zijn. Ze schuilden in een grijsstenen stal. Er was nog maar een half dak, maar dat was een half dak meer dan enig ander gebouw in het dorp.
‘Nee.’ Hij wees. ‘Kijk maar wat een dikke laag mos er op de stenen zit. Daar is al tijden niemand meer aan geweest. En daar uit die muur groeit een boom. Dit plaatsje is lang geleden in brand gestoken.’
‘Wie heeft het dan gedaan?’ vroeg Gendry.
‘Hoster Tulling.’ Pees was een kromgebogen, mager oud mannetje, afkomstig uit deze streek. ‘Dit was het dorp van heer Goedenbeek. Toen Stroomvliet zich voor Robert verklaarde, bleef Goedenbeek de koning trouw, dus heeft heer Tulling hem te vuur en te zwaard bestreden. Na de Drietand sloot Goedenbeeks zoon vrede met Robert en heer Hoster, maar daar hadden de doden niets meer aan.’
Er viel een stilte. Gendry wierp Arya een vreemde blik toe en wendde zich toen af om zijn paard te roskammen. Buiten bleef de regen maar vallen. ‘Volgens mij hebben we een vuur nodig,’ verklaarde Thoros. ‘De nacht is donker en vol verschrikkingen. En nat ook, nietwaar? Veel te nat.’
Jaak Geluk hakte wat droog hout van een paardenbox af, terwijl Pees en Merrit stro verzamelden om het vuur aan te maken. Thoros zelf sloeg de vonk, en Liem wakkerde met zijn grote gele mantel de vlammen aan tot