De Cock knikte.
‘Met een blinddoek voor.’
Smalle Lowietje lachte.
‘Druk aan de kit?’
De Cock hees zich moeizaam op een kruk.
‘Misdaad,’sprak hij somber, ‘is in tijden niet zo lucratief, zo rendabel geweest als nu. Ergo kunnen wij het werk niet aan.’
Vledder keek hem van terzijde aan.
‘Zullen we samen van stiel veranderen en een misdadig lijntje opzetten? Met onze kennis van het metier kunnen wij het ver schoppen.’
Smalle Lowietje glimlachte.
‘Jullie hebben je gezicht niet mee.’Hij strekte zijn wijsvinger naar De Cock uit.
‘Hetzelfde recept?’
Zonder op antwoord te wachten dook hij aalglad onder de tapkast en kwam tevoorschijn met een fles verrukkelijke Franse cognac Napoleon, die hij met een gebaar van intense voldaanheid voor zich op de bar zette. Zijn vingertjes streelden de hals. ‘Ik zal voor jou vechten om ze in voorraad te houden.’
Zijn stem trilde van toewijding.
De Cock keek naar hem op.
‘Lowie,’sprak hij plechtig, ‘mijn hart trilt van ontroering.’
Met een reeks routinegebaren zette de cafehouder drie diepbolle glazen op de bar en schonk klokkend in.
De Cock keek ernaar en genoot. Hij vertoefde graag in het cafe van Smalle Lowietje, een man die hij om zijn deugden, maar misschien nog meer om zijn ondeugden, als zijn vriend beschouwde.
Toen de cafehouder zijn ceremonie had voltooid, nam de grijze speurder het bolle glas op en warmde de cognac schommelend in de kom van zijn hand. Met gesloten ogen snoof hij de prikkelende geur op en liet het gouden vocht met een expressie van opperste verrukking op zijn grof gezicht door zijn keel glijden. ‘Zoals ik het zie,’sprak hij vol pathos, ‘beleef ik als drager van het gezag bij jou, Lowie, de mooiste momenten van de dag.’
Lowietje glunderde.
‘De Warmoesstraat,’jubelde hij blij, ‘de Warmoesstraat heeft in jou een tweede Joost van den Vondel.’
De Cock lachte.
‘Joost had in de Warmoesstraat een kousenwinkel. Daar kun je mijn business niet mee vergelijken.’
‘Maar je dicht even statig.’
De Cock wuifde alle malligheid weg. Hij zette zijn glas neer en boog zich iets naar voren.
‘Ken jij Karel van Montfoort?’
Smalle Lowietje keek even om zich heen. De tengere cafehouder stond niet graag als verklikker te boek.
‘Mooie Karel.’
‘Noemt men hem zo?’
Smalle Lowietje maakte een grimas.
‘Ik weet niet wat vrouwen in hem zien, maar de meiden van de Wallen zijn mesjokke van hem. Als hij wil heeft hij er tien aan elke vinger.’
‘Zo erg?’
Smalle Lowietje knikte.
‘Ik weet niet hoeveel hij er al versleten heeft. Voor hem spookt het bij die meiden op de vliering. Ik heb ze hier aan de bar zien zwijmelen.’
‘Hoe staat hij bekend. Ik bedoel buiten zijn overdosis aan sex- appeal?’
Smalle Lowietje tuitte zijn lippen.
‘Niet slecht.’
‘Gewelddadig?’
Lowietje grijnsde.
‘Hij heeft wel eens een van die meiden een hengst verkocht, maar dan had ze het er ook wel naar gemaakt.’De tengere cafehouder keek naar hem op. ‘Zoek… eh, zoek je hem ergens voor?’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
‘Zijn naam wordt genoemd inzake een moord.’
‘Op een hoertje?’
‘Een callgirl.’
Smalle Lowietje trok een bedenkelijk gezicht.
‘Als ze hem flink hebben getreiterd…’Hij maakte zijn zin niet af. ‘Karel van Montfoort is zo sterk als een beer.’
De Cock wees naar zijn glas.
‘Schenk nog eens in, Lowie. En… eh, gooi hier en daar eens een visje voor me uit. Ik heb geen concrete bewijzen tegen Karel van Montfoort. Een vroegere vlam van hem tipt hem als dader.’
‘Henriette Vermeer?’
‘Hoe weet jij dat?’vroeg De Cock verrast.
Smalle Lowietje snoof.
‘Ik zou er niet te serieus op ingaan. Die meid heeft soms de kolder in haar kop.’
Smalle Lowietje nam de fles Napoleon opnieuw ter hand.
‘Ik zal eens kijken wat ik voor je kan doen.’
De Cock nam zijn glas op.
‘Wel eens gehoord van ene Robert van Eijsden?’
‘Een goor mannetje… is overal voor in,’sprak Lowietje met een vies gezicht.
‘Zoals?’
Smalle Lowietje antwoordde niet direct.
‘Er wordt gefluisterd,’sprak hij zacht, ‘dat je bij hem alles kunt bestellen.’
‘Alles?’
Smalle Lowietje knikte.
‘Voor een paar rooie ruggen…[5] zelfs een moord.’
De Cock kneep zijn wenkbrauwen samen.
‘Die hij zelf uitvoert?’
‘Ja.’
‘Huurmoordenaar?’
Smalle Lowietje knikte traag.
‘Robert van Eijsden, zo wordt gezegd, levert moord op bestelling.’
7
Met de opwekkende gloed van twee cognackies in hun aderen liepen de rechercheurs over de walletjes terug naar de kit. Het was er aanmerkelijk drukker dan een uurtje tevoren. De bevrijdende avondkoelte bracht eindelijk het koor van behoeftige mannen op de been. De vele toegeschoven gordijnen duidden op hoertjes in vol bedrijf. En bij de kersverse Indira, een exotische schoonheid uit Nigeria, stonden mannen in de rij.
Vledder blikte opzij.
‘Geen beste, die Robert van Eijsden… een reeks antecedenten en volgens Smalle Lowietje staat hij ook nog bekend als huurmoordenaar.’
‘Lowietje was overigens wel erg voorzichtig,’antwoordde De Cock. ‘Hij zei niet ronduit dat Robert van Eijsden een huurmoordenaar was. Hij sprak van: er wordt gefluisterd. In de regel is de cafehouder ondubbelzinniger in zijn uitspraken.’