Vledder lachte.
‘Ik denk niet dat Robert van Eijsden als huurmoordenaar in de Gouden Gids staat of met een website op internet. Wilt u van uw kwelgeesten verlost worden… klik hier. En dan volgt er een telefoonnummer dat je kunt bellen om je bestelling op te geven.’De jonge rechercheur schudde gniffelend zijn hoofd.
‘Een zot idee.’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Het zou mij niets verbazen als het eens zover kwam. In Amerika bestond in de jaren dertig onder leiding van de beruchte Albert Anastasia al een zogeheten Murder Incorporation. Het was een serieuze instelling, waar men moorden kon bestellen die door professionals werden uitgevoerd.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Toch schijnt moord maar weinig op te leveren.’
‘Hoe bedoel je?’vroeg De Cock.
‘Als Robert van Eijsden zijn Jacqueline Verpoorten moet dwingen om mee te werken aan een ordinaire beroving, dan is het beroep van huurmoordenaar blijkbaar geen lucratieve bezigheid.’
De Cock negeerde de opmerking.
‘Het lijkt mij toch zinnig om de recherche van bureau Remmerdenplein op die Robert van Eijsden attent te maken. Mogelijk is hij betrokken bij de moord op Leonidas ter Abbestede.’
‘Als hij daar veel geld aan heeft verdiend, dan kan hij zich nog wel een poosje schuilhouden,’antwoordde Vledder. ‘Bijvoorbeeld ergens in Zuid-Frankrijk.’
Zwijgend slenterden de rechercheurs via de Oude Kennissteeg naar het Oudekerksplein en vandaar via de Enge Kerksteeg naar de Warmoesstraat.
Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte Jan Kusters hen vanachter de balie met een kromme vinger.
De Cock liep op hem toe.
‘Narigheid?’vroeg hij argwanend.
De wachtcommandant schudde zijn hoofd.
‘Boven zit al bijna een halfuur een knappe jonge vrouw op je te wachten.’
‘Knap?’
Jan Kusters knikte nadrukkelijk. ‘Daar heb ik kijk op.’
‘Wat wil ze?’
De wachtcommandant schudde zijn hoofd.
‘Dat heb ik niet gevraagd. Ze vroeg naar jou. Toen ik haar duidelijk maakte dat jij er niet was, trok ze haar schouders op. Dan wacht ik gewoon, zei ze, tot hij komt.’
De oude rechercheur grinnikte.
‘Dan zal het wel belangrijk zijn.’
De Cock beklom opmerkelijk kwiek de stenen trappen naar de tweede etage. Vledder volgde in een veel lager tempo.
Op de bank naast de toegangsdeur naar de grote recherchekamer zat een jonge vrouw. Toen ze de oude rechercheur in het oog kreeg, stond ze op en liep op hem toe.
‘Bent u rechercheur De Cock?’
Haar stem klonk lief, melodieus.
De grijze speurder knikte.
‘De Cock, met… eh, ceeooceekaa. Rechercheur sinds mensenheugenis.’
Ze glimlachte.
‘Ik wil met u praten.’
De Cock ging haar voor naar de recherchekamer en liet haar op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen. Hij wees naar de jonge rechercheur die tegenover hem achter zijn bureau was gaan zitten.
‘Dat is Vledder, mijn onvolprezen hulp en criticus. Op hem zou ik verder maar niet letten.’
Ze schonk de jonge rechercheur een milde glimlach en wendde zich daarna weer tot De Cock.
‘Ik woon op de Brouwersgracht 512,’opende ze. ‘Ik heb vanmiddag bezoek gehad van een collega van mij… Henriette Vermeer.’
De Cock toonde verwondering.
‘Collega?’
Ze knikte.
‘Zij werkt voor dezelfde instelling.’
‘Lovable?’
‘Inderdaad.’
De Cock nam even de tijd om haar goed in zich op te nemen. De wachtcommandant had gelijk. Ze was een knappe jonge vrouw. De oude rechercheur schatte haar op begin twintig. Niet veel ouder. Ze had een fraaigevormd gelaat met bruine ogen, die prettig contrasteerden met haar blonde haren. Haar bescheiden make- up viel nauwelijks op. Ze was verder sober gekleed in een degelijk bruin mantelpakje, waaronder een wit truitje met een col.
De Cock bracht zijn beminnelijkste glimlach.
‘U… eh, u lijkt mij niet een jonge vrouw,’sprak hij met enige schroom, ‘die er behagen in schept om mannen te verwennen.’
Ze schudde haar hoofd.
‘Ik schep daarin ook geen be-ha-gen,’reageerde ze gekwetst.
‘Het is mijn manier om mijn studie te financieren.’
‘Wat studeert u?’
‘Bedrijfskunde.’
De Cock nam een kleine pauze.
‘Mag ik vragen wie u bent?’vroeg hij vriendelijk.
Er kwam een lichte gloed op haar wangen.
‘Neemt u mij niet kwalijk,’sprak ze beschaamd. ‘Ik had mij eerst aan u moeten voorstellen. Mijn naam is Marianne… Marianne van Hoogwoud.’
De Cock glimlachte.
‘U begon te vertellen dat Henriette Vermeer bij u op bezoek was geweest. Was dat voor u de aanleiding om naar de Warmoesstraat te komen?’
Marianne knikte.
‘Henriette Vermeer was, zo vertelde ze mij, erg onder de indruk van de moord op Jacqueline Verpoorten. Ze voelt zich sterk bij haar dood betrokken. Volgens haar is die moord gepleegd door een vroegere relatie van haar… Karel van Montfoort.’
‘Hebt u haar gekend?’
‘Wie?’
‘Jacqueline Verpoorten.’
Marianne knikte.
‘We gingen wel samen op pad voor Lovable.’
‘Samen?’
Marianne knikte opnieuw.
‘Als een client twee meisjes wenst, dan doen wij daar niet moeilijk over.’
De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.
‘Ik leid u af. U vertelde dat Henriette meent dat Karel van Montfoort, een vroegere relatie van haar, Jacqueline Verpoorten heeft vermoord.’
Marianne knikte.
‘Daar is zij heilig van overtuigd.’
De Cock gebaarde in haar richting.
‘Hebt een bijzondere binding van Henriette Vermeer? Bent u met haar bevriend?’
Marianne schudde haar hoofd.
‘Dat is het niet. Maar Henriette weet dat ook ik enige tijd een relatie met diezelfde Karel van Montfoort heb