De oude rechercheur bekeek de jongeman aandachtig. Willem van Coevorden, vond hij, zag er slecht uit. Hij leek geen schim meer van de blozende jongeman die hij kort tevoren had ontmoet. De krachtige boerenzoon had diepe wallen onder zijn ogen en zijn gezicht zag vaal en bleek.
‘Voel je je goed?’vroeg De Cock bezorgd.
‘Niet erg.’
‘Wat mankeert je?’
Willem maakte een loom gebaar.
‘Ik voel mij slap, moe. Ik had de grootste moeite om die trap op te komen.’
‘Wat kom je hier doen?’
Willem blikte schichtig om zich heen.
‘Ik zoek een vrouw.’
‘Hier?’
Willem knikte.
‘Een Henriette.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Wat wil je van haar?’
‘Inlichtingen.’
‘Over wie, over wat?’
Willem liet zijn hoofd zakken.
‘Over mijn Jacqueline,’sprak hij zacht. ‘Haar dood laat mij niet los. Het blijft mij bezighouden.’
Hij hield zijn rechterhand voor zijn borst.
‘Soms voel ik hier van binnen schuld. Ik ben te onbesuisd geweest. Te kritisch. Ik heb te veel geluisterd naar wat anderen over haar zeiden. Met meer begrip had ik haar dood kunnen voorkomen. Die gedachte spookt voortdurend door mijn kop.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Piekeren heeft geen zin. De dood is onherroepelijk. Die kun je niet terugkoppelen.’
Willem knikte.
‘Dat besef ik. Maar wat ik ook doe… ik kan de moord op Jacqueline niet uit mijn gedachten bannen. Het bederft mijn eetlust en ik doe geen oog dicht. Ik wil weten wie het heeft gedaan en waarom?’
De Cock keek hem gespannen aan.
‘Daar zijn wij voor.’
‘Dat weet ik en ik heb er ook alle vertrouwen in dat u haar moordenaar eens zult vinden. Mensen zeggen dat u een goede speurder bent.’
Hij glimlachte vermoeid.
‘Maar omdat ik toch niet kan slapen, scharrel ik ‘s avonds en ‘s nachts wat rond… over de Zeedijk, de Wallen en de grachten. Ik ben al een keer beroofd, maar dat interesseert mij niet.’
‘Je bent een makkelijke prooi.’
‘Ze doen maar,’sprak Willem berustend. ‘Ik wil alleen praten… praten met iedereen die maar luisteren wil… over mijn Jacqueline, over haar dood, over mijn verdriet, over haar moordenaar, die ik wil vinden.’
De Cock hoorde de belemmerde tong waarmee de jongeman sprak.
‘En?’
Willem trok zijn schouders op.
‘Het heeft voor mij geen zin om hier nog een dag langer te blijven. Dat zie ik nu wel in. Ik ga naar huis om haar begrafenis te regelen.’De Cock knikte.
‘Dat lijkt mij heel verstandig. Als een soort “lonely cowboy” vang jij in deze stad geen moordenaar. Nu Jacqueline dood is, heb jij hier in feite niets meer te zoeken.’
Willem grijnsde.
‘U hebt gelijk. Amsterdam is ook geen stad voor mij,’sprak hij hoofdschuddend. ‘Als de duisternis valt… een oord van louter hoeren, junks en criminelen.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen op.
‘Louter?’
Willem van Coevorden gebaarde plotseling heftig. Zijn lome houding verdween voor een moment.
‘De rest heeft geen tijd,’antwoordde hij scherp. ‘De rest leidt een jachtig leven. Voor het leed en het verdriet van een ander is geen plaats in hun agenda.’
De Cock schonk de jonge man een milde glimlach.
‘Een sombere analyse,’reageerde hij meelevend, ‘ingegeven door een verdrietig hart. Amsterdam is toch ook de stad die de woorden Heldhaftig, Vastberaden en Barmhartig aan haar wapen heeft mogen toevoegen.’
Willem snoof.
‘Dat is alweer lang geleden. Dat was een ander Amsterdam met andere Amsterdammers.’
De Cock ademde diep. De oude rechercheur hield van zijn stad en voelde niets voor de voortzetting van een vruchteloze discussie over Amsterdam en haar bewoners.
‘Jij zocht ene Henriette?’vroeg hij zakelijk.
Willem knikte.
‘Ze zou hier wonen.’
‘Wie vertelde je dat?’
Willem gebaarde wat vaag in de ruimte.
‘Een knap en vriendelijk nachthoertje, dat wel naar mij wilde luisteren.’
‘Heb je haar naam?’
Willem schudde zijn hoofd.
‘Ik kan u wel de plek wijzen waar ik haar op straat heb ontmoet.’
‘Dat knappe hoertje gaf jou de naam en het adres van Henriette?’
Willem knikte.
‘Zij vertelde mij dat zij Jacqueline kende. Ze heeft haar ontmoet toen ze nog maar pas een paar dagen in Amsterdam was. Jacqueline zou toen veel met de Henriette van de Haarlemmer Houttuinen zijn opgetrokken. Misschien, zo dacht ik, kan zij mij verder helpen.’
De Cock keek hem schuins aan.
‘Bij… eh, bij het zoeken naar een moordenaar?’vroeg hij misprijzend.
‘Zeker.’
De Cock trok zijn gezicht strak.
‘De Henriette die hier woonde,’sprak hij hard, ‘is dood. Ze werd op dezelfde wijze om het leven gebracht als jouw Jacqueline.’
Willem van Coevorden keek hem secondenlang wazig aan. Toen begonnen zijn ogen te draaien. Hij wankelde en zakte bewusteloos naar het tapijt.
Vledder schoof het toetsenbord van zijn computer grijnzend van zich af.
‘Dat was gisteravond nog een hele consternatie met die bewusteloze Willem van Coevorden in de Haarlemmer Houttuinen. Hij lag er vreemd bij. Ik was zelfs een moment bang dat hij de pijp uit zou gaan.’
De Cock knikte.
‘Hij ligt veilig in het olvg.[9] Daar zullen ze hem wel weer oplappen. Ik heb zijn ouders in Drenthe gebeld. Die komen vanmiddag naar Amsterdam. Misschien kunnen ze hem gelijk meenemen.’
Vledder glimlachte.
‘Een vreemde jongen. Eerst bedreigen hij en zijn broers de ontrouwe Jacqueline met de dood, zodat ze uit Drenthe vlucht, en nadat ze in Amsterdam de dood vond, weet hij met zijn spijt geen raad.’
De Cock maakte een schouderbeweging.
‘Ik kan zijn gevoelens van schuld wel begrijpen,’sprak hij gelaten. ‘Als Jacqueline in Drenthe was gebleven, dan had ze waarschijnlijk nu nog geleefd. Door zijn dreigementen heeft hij haar naar Amsterdam verjaagd.’
Vledder keek hem lachend aan.
‘Je verloor gisteravond een moment je geduld. Ik zag het aan je gezicht.’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.