bureau.

“Waarom mag ik binnen niet alle arrestanten van jullie bekijken? Dan kan ik met mijn eigen ogen zien dat Jasper er niet bij is.”

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

“De wachtcommandant,” sprak hij koel, “houdt zich aan zijn voorschriften.”

De oude rechercheur zweeg even. Daarna legde hij vertrouwelijk zijn rechterhand op de schouder van de man.

“Kom,” sprak hij kalm, dwingend, “kom met me mee naar binnen en vertel me waarom u er zo van overtuigd bent dat uw zoon hier wordt vastgehouden.”

In de ogen van de heer Van de Gouwenaer slopen opnieuw flitsen van argwaan en twijfel. Zijn totale lichaamstaal sprak van aarzeling en pure achterdocht. Het duurde enkele seconden, toen gaf hij zijn verzet op en liep schoorvoetend achter De Cock aan het politiebureau binnen.

De oude rechercheur begeleidde de man de trap op naar de grote recherchekamer. Daar liet hij hem op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen. Hij wees voor zich uit.

“Ik werk al jaren met hem samen: mijn jonge collega Dick Vledder, ook een van de weinige niet-corrupte rechercheurs aan dit bureau.”

De heer Van de Gouwenaer grijnsde.

“Dat ‘corrupt’ zit je dwars.”

De Cock knikte.

“Inderdaad. Uw beschuldiging is grof, incorrect en mist elke grond.”

Zonder verder iets te zeggen keek hij de man bij zijn bureau enige tijd onderzoekend aan. In het heldere schijnsel van de tl-verlichting toonde zijn gezicht een ander beeld. De Cock besefte dat hij zijn aanvankelijke schatting moest herzien. De man was zeker tien jaar ouder dan hij had vermoed. Zijn huid zag rimpelig en vaal, en rond zijn mond en ogen lagen scherpe trekken. Hij boog zich iets naar de man toe.

“U bent ervan overtuigd dat uw zoon Jasper hier aan dit bureau is opgesloten?”

“Ja.”

“Waarop berust die overtuiging?”

“Jasper is vanmiddag door twee rechercheurs van bureau Warmoesstraat gearresteerd.”

De Cock keek de man verrast aan.

“Door twee rechercheurs van ons bureau gearresteerd?”

vroeg hij ongelovig. Van de Gouwenaer knikte.

“Vanmiddag. Zo rond de klok van drie uur. Ze zouden hem naar de Warmoesstraat brengen.”

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

“Hebt u de namen van die twee rechercheurs?”

“Nee.”

“Hebben ze zich gelegitimeerd?”

“Nee.”

“Hebt u om hun legitimatie gevraagd?”

Van de Gouwenaer schudde zijn hoofd.

“Toen ze Jasper kwamen ophalen, was Louis van Marcinelle te verbouwereerd om adequaat te kunnen reageren. Hij heeft nergens naar gevraagd. Hij weet zelfs niet eens waarvan Jasper wordt beschuldigd.”

De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.

“Wie is Louis van Marcinelle?”

Van de Gouwenaer reageerde heftig.

“Jaspers werkgever. Louis van Marcinelle runt een groot transportbedrijf. Jasper is als boekhouder bij hem in dienst. Al jaren.”

“En die Louis van Marcinelle heeft u van de arrestatie van Jasper op de hoogte gebracht?”

Van de Gouwenaer knikte.

“Niet direct. Louis was ervan overtuigd dat de arrestatie van mijn zoon op een misverstand berustte en dat hij spoedig weer zou worden vrijgelaten. Pas vanavond heeft hij mij ingelicht.”

“Telefonisch?”

“Ja.”

“Waar is dat transportbedrijf gevestigd?”

“Hier in Amsterdam. Aan de Coenhavenweg.”

De Cock ademde diep. De affaire prikkelde zijn zenuwen. Hij accepteerde niet graag dat er bij de recherche iets fout ging.

“Die Louis van Marcinelle,” vroeg hij geirriteerd, “kan zich niet vergissen? Het waren echt twee rechercheurs van dit bureau, niet van de afdeling Narcotica, een ander district of een andere gemeente?”

Van de Gouwenaer trok zijn mond strak.

“Bureau Warmoesstraat.”

Het klonk als een veroordeling.

Onder toezegging van De Cock dat hij de affaire tot op de bodem zou uitzoeken, verliet de heer Van de Gouwenaer mokkend de grote recherchekamer. Toen de deur achter hem dichtviel, slaakte de oude rechercheur een diepe zucht.

“Hier klopt iets niet.”

Vledder grijnsde.

“Dat is een simpele conclusie,” sprak hij braaf spottend.

“Wij tweeen zijn de enige rechercheurs die zo rond de klok van drie uur aan de Warmoesstraat in werkelijke dienst waren. De anderen vertoefden op dat uur op het hoofdbureau aan de Elandsgracht bij de plechtige installatie van onze nieuwe hoofdcommissaris.”

De Cock knikte.

“De arrestatie van Jasper van de Gouwenaer zou dus door ons zijn verricht. Dat lijkt mij kras.”

Hij gebaarde voor zich uit.

“Heb je zijn signalement opgenomen?”

Vledder raadpleegde zijn notities.

“Oud vijfendertig jaar,” las hij hardop, “flink postuur, lang ongeveer een meter tachtig, rond gezicht, blauwe ogen en kort, blond, kroezend haar, waaraan hij zijn bijnaam van Blonde Neger heeft te danken.”

“Gehuwd?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Na een volkomen mislukt huwelijk van zijn iets jongere broer is Jasper volgens zijn vader een overtuigd vrijgezel. Aan de gruwel van een huwelijk, zoals hij dat noemt, wil hij zich niet wagen. Hij woont moederziel alleen op een flatje aan de Haarlemmer Houttuinen, nummer zevenhonderdvijfenveertig, op de derde etage.”

De Cock knikte.

“Verspreid dat signalement via de telex en vraag of de instantie die tot de arrestatie van ene Jasper van de Gouwenaer is overgegaan, zich met ons in verbinding wil stellen.”

Vledder keek hem verwonderd aan.

“Verwacht je daar iets van?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“We weten alleen niet hoe die arrestatie precies is verlopen. Misschien heeft die Louis van Marcinelle de zaak wel verkeerd begrepen.”

“Verwacht je dat?”

“Feitelijk niet. Maar de mogelijkheid bestaat dat de arrestatie van Jasper van de Gouwenaer ten behoeve van een andere instantie is gebeurd en dat bureau Warmoesstraat slechts terzijde is genoemd.”

“Een misverstand?”

De Cock maakte een grimas.

“Dat is mijn stille hoop. Ik voorzie anders karrenvrachten vol problemen, waar we…”

Hij stokte.

De telefoon op zijn bureau rinkelde. Vledder boog zich ver naar voren en pakte de hoorn op. Na enkele

Вы читаете De Cock en een veld papavers
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×