anderen waren op het hoofdbureau van politie aan de Elandsgracht bij de plechtige installatie van onze nieuwe hoofdcommissaris.”

“Ze waren dus niet van de Warmoesstraat?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Beslist niet.”

“Van welk bureau dan wel?”

De Cock trok zijn schouders op.

“Geen flauw idee. We hebben ter opheldering onmiddellijk een uitgebreide telex verstuurd, maar daar heeft nog niemand op gereageerd.”

Van Wielingen blikte om zich heen en siste tussen zijn tanden.

“Ze hebben hier ook een huiszoeking gehouden.”

De Cock knikte.

“Daar lijkt het op.”

De fotograaf grinnikte.

“Zonder een ambtelijk bevel?”

De Cock snoof.

“Maar wel voorzien van een volmacht voor het plegen van een moord?”

Van Wielingen schudde zijn hoofd.

“Dat kennen wij hier niet.”

De Cock keek hem aan. Zijn gezicht stond ernstig.

“Kunnen rechercheurs geen moord plegen?”

Van Wielingen trok zijn schouders op.

“Daar zijn ze niet voor opgeleid.”

“Kunnen ze het?”

Van Wielingen zweeg.

De oude rechercheur keek over de schouder van de fotograaf. In de deuropening stond dokter Den Koninghe. Achter hem torenden twee broeders van de Geneeskundige Dienst met hun onafscheidelijke brancard.

De Cock liep blij op de lijkschouwer toe en schudde hem hartelijk de hand. De oude rechercheur had een zwak voor de excentrieke dokter met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig zwart jacquet en zijn verfomfaaide groen uitgeslagen garibaldihoed.

“Hoe maakt u het?”

vroeg hij opgewekt. Door zijn ronde brilletje met metalen montuur keek de dokter naar de grijze speurder op.

“Best,” antwoordde hij met krakende stem.

“De dood waart om mij heen.”

De Cock lachte.

“Dat, zo schat ik, is het droevige lot van een beproefd lijkschouwer.”

De dokter knikte.

“Dit wordt vandaag al mijn vierde schouw,” sprak hij bedaard.

“En ik ben pas om vijf uur begonnen. Steeds meer mensen in onze goede stad gaan op gewelddadige wijze dood. En geen regering en geen stadsbestuur die er iets aan doet.”

Hij keek zoekend om zich heen.

“Waar heb je hem verstopt?”

De Cock antwoordde niet direct. Hij wendde zich tot Bram van Wielingen.

“Heb je hem al gefotografeerd?”

Van Wielingen knikte.

“Ik maak morgen voor de sectie wel een portretje van hem. En…eh, op Ben Kreuger behoefje voorlopig niet te rekenen. De dactyloscopische dienst heeft een achterstand van enkele dagen.”

De Cock reageerde geprikkeld.

“Waarom wordt die dienst niet uitgebreid?”

Van Wielingen grinnikte.

“Vraag het onze nieuwe hoofdcommissaris. Hij zou knelpunten wegwerken.”

De fotograaf hield het daarbij. Hij borg zijn Hasselblad in het aluminium koffertje en zwaaide ten afscheid. De Cock wees naar het slachtoffer.

“Zo hebben we hem gevonden.”

Dokter Den Koninghe knielde bij de dode neer en bekeek het heft van de dolk. Na enige tijd blikte hij omhoog.

“Help mij even. Dan kantelen we hem een beetje. Ik wil zijn gezicht zien.”

De Cock boog zich over de dode heen en tilde het lichaam aan de linkerarm iets op. Het gezicht kwam omhoog. Een paar grote, in angst verstarde ogen staarde hen aan. De neus was plat verstijfd. Dokter Den Koninghe drukte met zijn duim en wijsvinger de oogleden toe. Het was een devoot gebaar. Daarna kwam hij omhoog. Zijn oude knieen kraakten.

Met trage bewegingen nam hij zijn bril af, pakte zijn pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste de glazen.

“Hij is dood,” sprak hij laconiek. De Cock knikte.

“Dat begreep ik al,” reageerde hij simpel.

“Met, zo schat ik, vijftien centimeter staal in je rug is je geen lang leven beschoren.”

Het klonk ongewild komisch. Dokter Den Koninghe gebaarde naar de dode.

“Nog niet zo lang, denk ik. De lichaamstemperatuur is vrijwel niet gedaald.”

“Inwendige bloedingen?”

De oude lijkschouwer zette zijn bril weer op en borg zorgvuldig zijn pochet weg.

“Ik neem dat voorlopig als doodsoorzaak aan,” antwoordde hij bedachtzaam.

“Ik vermoed zelfs dat het hart is geraakt. Maar dat kan dokter Rusteloos morgen bij de sectie beter bekijken dan ik.”

De dokter wierp nog een blik op de dode. Toen trok hij vanonder zijn jacquet, uit een zakje van zijn parelgrijze vest, een knol van een horloge aan een zware zilveren ketting te voorschijn en keek erop.

“Ik vraag mij af,” verzuchtte hij, “hoeveel ik er vannacht nog te schouwen krijg. Mijn dienst is nog lang niet afgelopen.”

Hij draaide zich wat abrupt om en verliet wuivend het kamertje. De Cock wenkte de broeders van de Geneeskundige Dienst naderbij.

“Vervoer hem op zijn buik,” instrueerde hij.

“En laat die dolk in zijn rug zitten, dat heeft dokter Rusteloos graag.”

De broeders knikten.

Behoedzaam tilden ze het slachtoffer op de brancard. Gewoontegetrouw drapeerden ze een laken over hem heen. De uitstekende dolk met het laken erover gaf een vreemd, bijna lachwekkend effect.

De Cock keek toe hoe de broeders de brancard zacht wiegend de woning uit droegen. Een moment overwoog hij om uit pieteit met het slachtoffer de broeders te volgen en toe te zien hoe ze hem in de ambulancewagen schoven en met hem wegreden. Hij had dat in het verleden vaak gedaan. Gevoelsmatig leefde in hem de plicht om die wagen na te staren tot het rode achterlicht in de avondnevel oploste.

Vledder verbrak zijn overpeinzingen. Met een kleine, wat bejaarde man naast zich kwam hij het vertrek binnen.

“Dit is de buurman van tweehoog,” verduidelijkte hij.

“Ik heb liever dat hij jou zijn verhaal vertelt.”

De Cock nam de kleine man in zich op. Hij schatte hem op ver in de zestig. Hij was bijna kaal, had een rimpelig gelaat, maar zijn donkerbruine ogen straalden nog van levenslust. Hij duimde in de richting van Vledder.

“Ik heb tegen hem gezegd dat het geen zin heeft om naar de buurtjes van de eerste etage te gaan. Dat is een jong stel, ze werken alle twee. En die van de beganegrond zijn met vakantie naar Spanje.”

Вы читаете De Cock en een veld papavers
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×