seconden hield hij zijn hand voor het spreekgedeelte.

“De wachtcommandant. Bij hem voor de balie staat ene Louis van Marcinelle.”

De Cock strekte zijn rug.

“Laat hem opdraven.”

Louis van Marcinelle kwam met ferme tred de grote recherchekamer binnen en liep direct op De Cock toe.

“Is de oude heer Van de Gouwenaer al bij u geweest?”

opende hij monter.

De Cock antwoordde niet direct. Hij nam de man voor zich nauwkeurig in zich op. Hij schatte Louis van Marcinelle zo rond de veertig jaar. De man had een vriendelijk, open, iets gebruind gelaat met lichtgroene ogen. Zijn donkerblonde haren waren grijs aan de slapen. Het lichtblauwe kostuum dat hij droeg, was van goede snit.

De Cock wees de man op de stoel naast zijn bureau. Louis van Marcinelle trok zijn pantalon aan de vouwen iets op en ging zitten.

“Ik heb tegen de oude heer Van de Gouwenaer gezegd, dat hij zelf maar aan de Warmoesstraat moest gaan informeren waarom zijn zoon was gearresteerd. Ik vond het wat genant het hem persoonlijk te zeggen.”

De Cock keek de man verwonderd aan.

“U kende de reden van zijn arrestatie?”

Louis van Marcinelle knikte.

“Jasper zou fraude hebben gepleegd.”

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

“Hebben de rechercheurs u dat gezegd?”

Louis van Marcinelle trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

“Het zou om een omvangrijke fraudezaak gaan,” sprak hij somber, “waarbij meerdere mensen zijn betrokken. Ik vond het beter dat de oude heer Van de Gouwenaer de ware beschuldiging van u hoorde.”

“Van mij?”

Louis van Marcinelle knikte.

“Ik heb begrepen dat u, meneer De Cock, hier aan de Warmoesstraat de zaak zo’n beetje runt. Wat gaat er verder met Jasper gebeuren?”

De Cock was enige momenten te sprakeloos om te reageren.

“Hebben…hebben,” sprak hij half stotterend, “de rechercheurs zich vanmiddag gelegitimeerd?”

“Nee.”

“Hebt u om een legitimatie gevraagd?”

Louis van Marcinelle schudde zijn hoofd.

“Waarom? De heren zagen er betrouwbaar uit en Jasper trok gelaten zijn jas aan en ging, blijkbaar schuldbewust, met hen mee.”

De Cock stak zijn kin iets vooruit.

“Het waren geen rechercheurs van bureau Warmoesstraat,” sprak hij scherp.

Louis van Marcinelle keek hem verbaasd aan.

“Dat moet.”

De Cock spreidde zijn handen.

“Waarom? Waarom moet dat?”

“Ze kwamen in uw opdracht.”

De oude rechercheur slikte.

“In mijn opdracht?”

Louis van Marcinelle knikte nadrukkelijk.

“In opdracht van De Cock…rechercheur van het politiebureau aan de Warmoesstraat.”

Toen Louis van Marcinelle totaal verbijsterd was vertrokken, slofte De Cock naar de kapstok, schoof zijn oude hoedje over zijn grijze haren en trok zijn regenjas aan. Vledder kwam hem na.

“Waar ga je heen?”

De Cock draaide zich half om.

“Waar gaan wij heen,” verbeterde hij.

“Oke, waar gaan wij heen?”

“Naar de Haarlemmer Houttuinen.”

“Het flatje van Jasper van de Gouwenaer?”

“Juist.”

Voor eind mei was de avondlucht kil. De Cock miste de zelfgebreide trui, die zijn vrouw hem dwong te dragen wanneer er nog een ‘r’ in de maand was. Hij sjokte achter Vledder aan naar de houten steiger achter het bureau. Daar stapten ze in hun oude Golf.

Tot verbazing van De Cock brak Vledder niet alle snelheidsre-cords, maar reed beheerst vanaf het Damrak via de Prins Hendrikkade naar de Haarlemmer Houttuinen. In de nabijheid van nummer 745 parkeerde hij hun golf. Ze stapten uit.

Het was ongewoon stil op straat. Er was geen levend wezen te zien. Aan de kant van de spoordijk scharrelde een eenzame rat. Ver weg, vanuit de richting van het Centraal Station, klonk het gieren van een tram. De Cock schoof de mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge. Het was bijna twaalf uur. Naast de toegangsdeur van 745 vond hij een verlicht bordje met drie boutons en drie namen. De bovenste naam was J. van de Gouwenaer. De Cock drukte op de bouton voor die naam en wachtte. Er kwam geen reactie.

Uit een steekzak van zijn regenjas nam De Cock het apparaatje dat hij eens, lang geleden, van zijn vriend en ex-inbreker Handige Henkie had gekregen. Met kennersblik koos hij een sleutelbaard en had in luttele seconden de deur van slot. Met zijn knie drukte hij de deur verder open. Vanaf een klein portaal hees hij zijn negentig kilo langs een vettige leuning omhoog. De houten voettreden kraakten onder zijn gewicht. Vledder volgde lichtvoetig.

Op de tweede etage pauzeerde De Cock even om zijn hijgende ademhaling weer wat op peil te brengen. Toen ging hij behoedzaam verder.

De deur van het flatje op de derde etage stond bijna geheel open. Vanuit een kleine keuken viel licht op het trapportaal. De Cock schoof langs de deur de keuken binnen. Op het aanrecht, zo constateerde hij, stonden een bord met etensresten en een vuile pan.

Vanuit de keuken liep hij voorzichtig de goed verlichte huiskamer binnen.

De scherpe blik van de oude rechercheur gleed door het vertrek. Op een ronde glazen tafel stond een glas verschaald bier. Gedeeltelijk onder die tafel, op wit hoogpolig tapijt, ontwaarde hij het lichaam van een stevig gebouwde man. Hij lag op zijn buik met zijn armen schuin gespreid. Zijn vingers boven de handpalmen waren gekromd. In zijn rug, iets onder het linkerschouderblad, in een kring van bloed, stak het heft van een zware dolk.

Vledder stapte naderbij, bukte zich over de man heen en bezag het korte, blonde, kroezende haar. De Cock herkende aan het schokken van zijn rug dat zijn jonge collega hevig schrok. Nog in gebukte houding keek hij schuin naar De Cock omhoog.

“De Blonde Neger,” hijgde hij. De Cock knikte.

“Met een dolksteek afgemaakt.”

2

Vledder kwam uit zijn gebukte houding overeind. Hij wees naar het slachtoffer.

“Wil jij hem nog van dichtbij bekijken?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Het is Jasper van de Gouwenaer, zonder enige twijfel. Het signalement dat zijn vader van hem gaf, klopt

Вы читаете De Cock en een veld papavers
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату
×