Absoluut. Geen twijfel. Net als bij dat vorige waterlijk: vastgebonden schoenveters. Dat bevalt me niet. Dat past helemaal niet bij een normaal waterlijk.”

De grijze speurder glimlachte.

“Je hebt gelijk. Het past niet.”

De jonge diender snoof.

“De wachtcommandant zei, net als gisteren: “Wacht maar op De Cock.””

De oude rechercheur liep naast de jonge babbelende diender naar de rand van de gracht. Hij bleef daar staan en liet het licht van zijn zaklantaarn over het dode lichaam glijden. Hij liet het lichtovaal rusten op de devoot gevouwen handen op de borst van de man.

“Zullen we samen proberen of ook nu de vingers zijn vastgelijmd?” vroeg Vledder.

De Cock schudde zijn hoofd.

“Dat laten we aan dokter Rusteloos over.”

Het licht van zijn zaklantaarn gleed naar het gezicht van de man.

Vledder slaakte een gesmoorde kreet.

“Dat gezicht komt me bekend voor. Hebben we die vent niet ergens ontmoet?”

“Nee.”

“Ken je hem?”

De Cock knikte traag.

“Ik ken hem.”

“Waarvan?”

De oude rechercheur gaf zijn zaklantaarn aan Vledder. Uit zijn binnenzak pakte hij de foto die mevrouw Grijpskerk hem had gegeven. Hij nam zijn lantaarn weer terug, reikte Vledder de foto aan en bescheen het portret.

De mond van de jonge rechercheur zakte open.

“Waarachtig…het is Cornelis Grijpskerk.”

De Cock knikte.

“De reisgenoot van Victor Handgraaf. Vermoedelijk een dag later in de gracht gedumpt.”

Vledder blikte opzij.

“Ook een dag later gedood’”

“Op die vraag is geen zinnig antwoord te geven. Mogelijk zijn beide slachtoffers gelijktijdig gedood en heeft de moordenaar ze om een of andere reden niet gelijktijdig in de gracht laten glijden. Maar het kan ook anders zijn.”

De grijze speurder zweeg even.

“Het is ook mogelijk,” ging hij wat geergerd verder, “dat de moordenaar ze wel gelijktijdig in de gracht heeft laten zakken, maar dat de waterlijken niet gelijktijdig boven zijn komen drijven.”

Vledder grinnikte.

“Ik begin te begrijpen waarom jij zo de pest aan waterlijken hebt.”

“Te veel onzekerheden. Vooral het tijdstip van overlijden en de plek waar de moord heeft plaatsgevonden bieden geen enkel houvast.”

De oude rechercheur slofte van het slachtoffer weg naar de wagen van de broeders van de Geneeskundige Dienst.

Voordat De Cock iets had gezegd, schudde de oudste broeder zijn hoofd.

“We doen het niet. We brengen dat lijk niet weg. Het gaf de vorige keer problemen met onze dienst. We hebben een gewone ambulancewagen voor u besteld.”

Hij keek even om zich heen.

“Die kan volgens mij elk ogenblik komen.”

De broeder kreeg gelijk. Toen de ambulancewagen binnen hun gezichtsveld kwam, liep De Cock naar de jonge diender van de surveillancewagen.

“Laat de wachtcommandant de meute waarschuwen. En op mijn verzoek niet voor deze plek aan de gracht, maar het sectielokaal op Westgaarde.”

De diender knikte begrijpend.

“Je leert snel,” sprak De Cock waarderend.

“Dank u.”

De oude rechercheur monsterde het gezicht van de jonge man.

Hij tikte hem op zijn schouder.

“Hoe heet je?”

“Veenboer…Jan Veenboer.”

De Cock glimlachte.

“Jan Veenboer,” herhaalde hij. “Ik zal jouw naam onthouden. Binnenkort begint de opleiding voor een nieuwe lichting rechercheurs.”

Bram van Wielingen, de fotograaf, kwam met grote stappen het sectielokaal binnen. Hij zette zijn aluminium koffertje op de stenen vloer en liep op De Cock toe.

“Over het tijdstip van de dag zal ik het maar niet hebben,” begon hij. “Heb je een nieuwe werkwijze uitgevonden?” vroeg hij toen grijnzend. “Gaan jouw slachtoffers in het vervolg direct naar het sectielokaal?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Het wordt geen gewoonte. Maar bij waterlijken is het niet zo belangrijk waar je het slachtoffer vindt. Die plek biedt toch weinig houvast.”

De fotograaf knikte.

“Volgens mij heb je gelijk. Ligt hij op de sectietafel?”

Van Wielingen pakte zijn aluminium koffertje weer op en liep met De Cock naar de granieten tafel. De fotograaf liet zijn blik over het lijk glijden.

“Weet je al wie hij is?”

“Grijpskerk…Cornelis. Hij behoorde net als het vorige slachtoffer tot de Handgraaf Foundation aan de Keizersgracht.”

Bram van Wielingen schoof zijn onderlip iets vooruit.

“Ook die zit goed in het pak. Kijk eens naar de coupe…wat een pasvorm. Er wordt bij die Foundation blijkbaar goed verdiend.”

Hij wees naar de gevouwen handen.

“Hoort ook deze man tot een sektarische groepering?”

De Cock keek hem verwonderd aan.

“Hoe kom je daarbij?”

Bram van Wielingen maakte een wegwerpgebaar.

“Het lijkt wel een manie, een godsdienstige rage. De gewone kerken lopen leeg, maar er duiken steeds meer sektarische groeperingen op met een eigen evangelie.”

“Begin jij ook al?”

De fotograaf wees naar het slachtoffer.

“Kijk maar goed. Dit lijk ligt er net zo bij als het vorige slachtoffer. Gewoon een duplicaat…een uitbeelding van de dood in gebed.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Voor zover mijn onderzoek; reikt hebben deze slachtoffers tijdens hun leven niets met een godsdienstige groepering te maken gehad.”

Bram van Wielingen gromde.

“Ik zou bij jouw onderzoek het idee maar eens in mijn achterhoofd houden.”

De Cock wuifde het idee naar het plafond.

“Maak jij je gebruikelijke plaatjes nou maar. Daar ben je goed in. Ik ga wel op zoek naar de dader.”

“Daders, volgens mij…meervoud.”

De Cock draaide zich om. In de deuropening van het sectielokaal ontdekte hij dokter Den Koninghe. Achter hem torenden twee reusachtige broeders van de Geneeskundige Dienst met hun onafscheidelijke brancard.

Вы читаете De Cock en de dood in gebed
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату