Voor het slapengaan had hij de ontdekking van de moord op Cornelis Grijpskerk in zijn gedachten nog eens de revue laten passeren. Het werd een opeenvolging van een reeks beelden en impressies. Hoewel hij in de meeste gevallen bij zichzelf een intense bewogenheid met het macabere lot van slachtoffers bespeurde, hadden de moorden op Grijpskerk en Handgraaf hem emotioneel nauwelijks beroerd. Zoekend naar een verklaring voor dat fenomeen was hij snurkend in slaap gevallen.

Bij de Oudebrugsteeg bleef hij even staan en stak toen in een koddige draf voor een aanstormende tramtrein van lijn 9 de rijbaan van het Damrak over. Terwijl hij op het trottoir voor de Schippersbeurs nog zachtjes nahijgde, lichtte hij ter begroeting beleefd zijn hoedje voor een jonge hoer die aan hem voorbij wankelde op haar te hoge hakken.

In de Warmoesstraat bleef hij voor de open deur van het politiebureau staan. Even speelde hij met de gedachte om niet naar binnen te gaan en gewoon door te lopen…het gaf niet waarheen. Een hele dag voor zich… een hele dag zonder misdaad leek hem een aanlokkelijk perspectief. Aan de andere kant wilde hij er ook niet aan denken dat het op een dag echt zover zou zijn dat hij zijn dagen kon indelen zoals hij wilde, en zich kon wijden aan de hobby’s die hij nu alleen nog in gedachten had…schilderen, mozaiekjes maken…Misschien wilde hij zijn jongensdroom verwezenlijken en een spoorbaantje in de tuin aanleggen. Het duurde niet veel meer dan een paar secondentoen overwon hij het lokkende duiveltje.

In de hal van het politiebureau wuifde hij uitbundig joviaal naar Jan Rozenbrand achter de balie. De wachtcommandant zag het niet. Zijn aandacht werd gevangen door een meute druk gesticulerende mannen met vreemde keelklanken en indrukwekkende snorren.

Fluitend nam de oude rechercheur de trappen naar de tweede etage. Toen hij de grote recherchekamer binnenstapte, trof hij Vledder achter zijn computer. De jonge rechercheur keek verstoord op.

“Je bent laat.”

Het klonk bestraffend.

De Cock wierp zijn hoedje naar de kapstok en miste.

“Lijn 13 had vertraging.”

“Bij jou,” mopperde Vledder, “heeft lijn 13 altijd vertraging.”

De Cock raapte zijn gevallen hoedje op, deed zijn regenjas uit en ging tegenover zijn jonge collega zitten.

“Dat is de charme van lijn 13,” reageerde hij lachend. “Je moet het eens proberen. Waar je ook instapt…het blijft een verrassingstocht.”

Vledder bromde.

“Dat heb ik nota bene van jou geleerd, De Cock: ‘s-avonds een man, ‘s-ochtends een man.”

“Heel goed, Dick, en hou je daar ook aan. Maar ik mag me op mijn leeftijd wel eens een extra uurtje permitteren. Kan ik vast wennen…”

“Voor je pensioen bedoel je. Maar zover is het nog niet. Ik zit hier al een goed uur te werken. Ik had dokter Rusteloos ook al aan de lijn — ”

De Cock onderbrak hem. “Hoe laat is de sectie?”

“Vanmiddag om twee uur.”

“Vraag dokter Rusteloos om een uitgebreid toxicologisch onderzoek.”

“Hoe kom je daar nou op? Waarom?”

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

“Ik dacht dat je dat al had begrepen.”

Vledder reageerde niet.

“Overigens had ik,” ging hij onverstoord verder, “vanmorgen al voor negen uur commissaris Buitendam bij me aan het bureau. Hij had zijn jas nog aan. De man was duidelijk uit zijn humeur. Hij vroeg waar jij was.”

De Cock gniffelde.

“In lijn 13.”

Vledder wuifde geirriteerd.

“Hou op met die onzin. Die man weet niet wat lijn 13 betekent. Volgens mij heeft Buitendam nog nooit in een Amsterdamse tram gezeten.”

De Cock gniffelde.

“Ik kan het hem aanraden. Een rit met de Amsterdamse tram is een bijzondere ervaring. Vergelijkbaar met een achtbaan op de kermis.”

Vledder zuchtte.

“Je moet onmiddellijk bij hem komen.”

De Cock steunde met zijn ellebogen op de rand van zijn bureau en liet zijn kin in het kommetje van zijn handen rusten.

“Vanwaar,” vroeg hij plagerig, “dat…eh, dat strenge on-mid-del-lijk?”

Vledder maakte een wrevelig gebaar.

“Wat mankeert je vanmorgen?” riep hij kwaad. “Je had beter weg kunnen blijven.”

De Cock plukte aan zijn neus.

“Aan die mogelijkheid heb ik even serieus gedacht. Maar je kunt mij nog niet missen.”

“He he, grappig,” zei Vledder met een armzwaai. “Commissaris Buitendam wil uitgebreid geinformeerd worden over die twee religieus getinte moorden.”

De Cock nam zijn ellebogen van zijn bureau en liet zich in zijn stoel terugzakken.

“Wat zei Buitendam?” vroeg hij opeens vol aandacht. “Wat voor moorden?”

Vledder trok zijn schouders op.

“Religieus getinte moorden.”

“Waar haalt hij die nonsens vandaan?”

Vledder gebaarde naar de deur.

“Ga het hem vragen.”

Commissaris Buitendam, de lange, statige chef van het politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat, wenkte met een slanke hand.

“Kom binnen, De Cock,” sprak hij geaffecteerd, “en ga zitten.”

Hij stapte opgeruimd achter zijn bureau vandaan en wenkte vriendelijk en uitnodigend naar het zitje van stalen meubelen bij het raam, waar de commissaris slechts zijn prominente gasten ontving.

De grijze speurder trok zijn gezicht in een onwillige plooi, nors en ontoegankelijk. De toenadering van zijn chef wees hij meestal hooghartig van de hand. Sinds jaren leefde hij op gespannen voet met de commissaris. De Cock hield het graag zo, beducht voor inmenging in zijn wijze van onderzoek.

“Als het u hetzelfde is…ik blijf liever staan.”

Op het bleke gezicht van de commissaris kwam een lichte blos.

“Wat je wilt.”

Buitendam liep terug naar zijn bureau en nam wat stijfjes plaats.

“Vanmorgen,” opende hij voorzichtig, “ben ik in alle vroegte benaderd door onze officier van justitie, meester Medhuizen.”

De Cock fronste zijn wenkbrauwen en gromde kort.

“Waarom?”

“Meester Medhuizen is bang voor ernstige beroeringen in religieuze kringen.”

De Cock toonde verwondering.

“Beroeringen? Religieuze kringen?”

Buitendam knikte.

“Heb je vanmorgen al een ochtendblad gezien?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Ik kon gisteravond pas ver na middernacht van mijn werk naar huis. Na een tweede waterlijk, en vrijwel zeker een tweede moord, kon ik de slaap niet snel vatten. Het bleef rommelen in mijn hoofd. Het was zeker drie uur voor ik eindelijk insliep. Vanmorgen was ik nog te suf om me in de el lende van de dag te verdiepen.”

Buitendam zuchtte.

“Onze officier van justitie was vanmorgen duidelijk wel klaarwakker. Hij vroeg zich bezorgd af waar bij de

Вы читаете De Cock en de dood in gebed
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату