Mevrouw Grijpskerk knikte.

“Voor een zieke dochter.”

De Cock keek haar niet-begrijpend aan.

“Een zieke dochter?”

“De ziekte van die dochter kon in ons land niet worden behandeld. Daarvoor waren hier geen medische middelen. Zij moest daarvoor naar een kliniek of een ziekenhuis in Amerika en daar had de vader het geld niet voor.”

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

“Waarom benaderde die man juist uw echtgenoot voor een bijdrage? Bestond er een relatie tussen uw man en de vader van die zieke dochter?”

Mevrouw Grijpskerk haalde haar schouders op.

“Daar heb ik geen idee van.”

“Dat hebt u hem ook niet gevraagd?”

Mevrouw Grijpskerk maakte een hulpeloos gebaar.

“Misschien heb ik hem dat wel gevraagd. Maar op die vraag heb ik nooit een antwoord gekregen.”

12

De rechercheurs reden in hun oude Golf uit Duivendrecht weg.

Een flauw, waterig zonnetje prikte door de voorruit. Ze merkten het niet op. Beiden, verdiept in een stroom van gedachten, zwegen. Het was de jonge Vledder die na enige tijd het zwijgen verbrak. Hij blikte opzij.

“Het is wel duidelijk,” sprak hij nadenkend. “Het verhaal in het ochtendblad van die verdwaalde en totaal verknipte journalist deugt voor geen meter. Gewoon roddelbladlectuur. Cornelis Grijpskerk, zo blijkt uit de verklaring van zijn vrouw, vond geloof maar flauwekul. Het slachtoffer lijkt me ook verder geen man die in een sektarische geloofsovertuiging gevangen raakt.”

De Cock knikte.

“Je hebt gelijk. Zo’n type man is het niet.” Hij zweeg even. “Ik ben wel benieuwd naar de identiteit van de man die aan Cornelis Grijpskerk geld vroeg voor zijn doodzieke dochter.”

Vledder snoof.

“Een doodzieke dochter,” sprak hij smalend, “die in ons eigen landje niet behandeld kan worden, maar mogelijk wel in leven kan blijven door behandeling in een ziekenhuis of kliniek in Amerika. In feite is Willemijn Handgraaf ook doodziek.”

De Cock keek hem van opzij aan.

“Dat is eigen schuld. Maar wat denk je ervan?”

Vledder trok achteloos zijn schouders op.

“Ik zie het als een gore truc. Ja, dat moet een oplichterstruc zijn, een sentimenteel probeersel.”

“Dacht je?”

Vledder knikte.

“Veel meer zie ik er niet ia. Een triest verhaal over een arme doodzieke dochter wekt altijd deernis. Zoiets maakt bij mensen diepe gevoelens van erbarmen los.”

“Wellicht,” ging de jonge rechercheur verder, “wist die handige vader dat Cornelis Grijpskerk een min of meer vermogend man was, die misschien wel bereid zou zijn om hem een paar grijpstuivers te geven?”

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

“Dat is me toch te simpel,” sprak hij hoofdschuddend. “De reactie van Cornelis Grijpskerk was geemotioneerd…zo geemotioneerd, dat mevrouw Grijpskerk zich dat voorval nu na maanden nog herinnert.”

Vledder maakte een afwerend gebaar.

“Zoveel indruk maakte het toch niet op haar? Ze heeft niet verder naar bijzonderheden gevraagd.”

De jonge rechercheur zweeg even.

“Wat hebben we aan de identiteit van die vader?” ging hij wat gejaagd verder. “Niets. Totaal niets. Hoe wil je hem in verband brengen met de moorden op Victor Handgraaf en Cornelis Grijpskerk?”

“Er moet toch iets zijn dat de dader drijft,” riep De Cock gespannen. “Er moet een motief zijn voor de twee gruwelijke moorden. Gezien de bizarre entourage…samengeknoopte schoenveters, gevouwen handen, vastgeplakte vingers…hebben we echt niet met een imbeciel van doen. De moorden zijn terdege voorbereid.”

Vledder zuchtte.

“Willemijn Handgraaf had een motief.”

“Ten aanzien van haar vader,” antwoordde De Cock gemelijk.

“Zeker. Maar verder? Hoe dicht je de knappe Willemijn een motief toe voor de moord op Cornelis Grijpskerk, een man die ze vermoedelijk niet eens heeft gekend en met wie ze, voor zover we weten, nooit contact heeft gehad?”

Vledder reageerde niet.

De oude rechercheur keek op zijn horloge.

“We hebben nog wat tijd voor jij op Westgaarde moet zijn voor de gerechtelijke sectie. Ik wil nog even naar het sigarenwinkeltje van Arnold van Heusden in de Oude Hoogstraat.”

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

“Waarom?”

“Ik wil weten of zijn jonge wietvriend al terecht is en of hij nog steeds diens identiteit voor ons verborgen wil houden.”

Vledder vond voor hun oude Golf een redelijk parkeerplekje op de Kloveniersburgwal, kort bij de Spinhuissteeg. De rechercheurs slenterden naar de smalle Oude Hoogstraat.

Arnold van Heusden stond achter de toonbank van zijn kleine sigarenwinkel en keek verrast op toen De Cock en Vledder onverwacht bij hem binnenstapten. Zijn lichtgroene ogen twinkelden en op zijn gezicht verscheen een brede grijns.

“Wat verschaft me het genoegen van uw komst?” vroeg hij licht spottend.

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

“We zijn van mening dat we u op de hoogte dienen te houden van de vorderingen van ons onderzoek.”

De oude rechercheur blikte om zich heen.

“Kunnen we hier gestoord worden door binnenkomende clientele?”

Van Heusden knikte. Hij kwam achter de toonbank vandaan, liep naar de toegangsdeur van de winkel en draaide die op slot.

Daarna ging hij de rechercheurs voor naar een kleine kamer achter de winkel. Hij gebaarde naar een fleurig gedekte tafel met eromheen vier rieten stoelen.

“Neemt u plaats. Veel ruimte heb ik hier niet. Een slaapkamer en een kleine handige keuken. Meer heb ik ook niet nodig. Mijn hele voorraad staat in de winkel.”

Vledder en De Cock gingen aan de tafel zitten. De rieten stoel van De Cock kraakte vervaarlijk. Vledder hoopte dat de stoel het niet zou begeven onder het gewicht van zijn collega. Het zou het serieuze karakter van hun bezoek totaal tenietdoen. Maar ook de meest vermolmde trap in de oude Amsterdamse pandjes die ze samen bezochten had het gewicht van De Cock tot nu toe gehouden. Misschien moest hij in het vervolg niet zo dicht achter zijn oude collega zo’n trap op lopen. Hij vertrok zijn gezicht even in een grijns bij de gedachte aan wat er ooit nog eens kon gebeuren.

Van Heusden nam tegenover hen plaats. Hij keek zijn bezoekers onderzoekend aan.

“Vorderingen…zijn die er nu?”

De Cock tuitte zijn lippen en schudde vaag zijn hoofd.

“Niet direct in positieve zin. We hebben gisteravond een tweede slachtoffer uit het water van de Keizersgracht gevist. Gezien de omstandigheden zijn we ervan overtuigd dat beide mannen op identieke wijze zijn vermoord. Let wel…door dezelfde dader.”

De sigarenwinkelier keek hem geschrokken aan.

“Dat is verschrikkelijk. Wie…eh, wie is dat tweede slachtoffer?”

Вы читаете De Cock en de dood in gebed
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату