zevenhonderd en meer.”

De Cock knikte overtuigend. “Absoluut.”

De oude rechercheur stond van zijn stoel op, slofte naar de kapstok en greep naar zijn hoedje.

Vledder kwam hem achterna.

“Waar ga je heen?”

“Waar gaan wij heen?” verbeterde De Cock.

Vledder lachte.

“Oke. Waar gaan wij heen?”

De oude rechercheur wurmde zich in zijn regenjas.

“Naar Duivendrecht…een weduwe condoleren met het verlies van haar man.” [6]

De rechercheurs stapten uit en slenterden over het tegelpaadje naar de voordeur. De Cock liet in het inwendige van de bungalow de dingdong galmen. Ook nu duurde het slechts luttele seconden voor de voordeur door mevrouw Grijpskerk werd geopend.

De oude rechercheur liet zijn blik even langs haar gestalte glijden en constateerde opnieuw dat mevrouw Grijpskerk een aantrekkelijke vrouw was.

Ze zag bleek en haar helgroene ogen straalden niet. De japon die ze droeg was ditmaal diepzwart, met slechts een klein wit kraagje rond de hals.

De Cock vroeg zich bezorgd af of zij al op de hoogte was gebracht, dat ze al wist wat er met haar man was gebeurd. Hij hoopte vurig dat ze het artikel in het beruchte ochtendblad niet had gelezen.

Zonder iets te vragen hield ze de deur voor de rechercheurs open en leidde hen naar de leren fauteuils bij de openhaardpartij. De Cock legde zijn oude hoedje naast zich op de grauwstenen vloer.

“Hebt u inmiddels al iets van uw man vernomen?” opende hij voorzichtig.

Mevrouw Grijpskerk schudde haar hoofd. “Taal noch teken,” verzuchtte ze. “Nadat ik van u had vernomen wat er met Victor Handgraaf was gebeurd, maakte ik me grote zorgen. Mijn man was toch in zijn gezelschap?”

De Cock knikte. “Inderdaad. U hebt die twee in de Mercedes van Handgraaf zien wegrijden.”

Mevrouw Grijpskerk ademde diep in.

“Ik heb geprobeerd om inlichtingen te krijgen. Ik voelde me zo machteloos. Ik heb me in verbinding gesteld met het kantoor van de Foundation aan de Keizersgracht en heb gevraagd naar Derek van Achterdiep.”

“En?”

“Van Achterdiep was er niet en niemand op het kantoor wist waar hij was te bereiken. Ook hij leek van de aardbodem te zijn verdwenen.”

“Vreemd.”

Mevrouw Grijpskerk knikte. “Na eindeloos bellen lukte het me eindelijk om met mevrouw Van Achterdiep te spreken.”

Mevrouw Grijpskerk schudde mistroostig haar hoofd. “Ze wist niet waar haar man was. Hij was ‘s-morgens van huis vertrokken en had de rest van de dag niets van zich laten horen. Ze maakte zich zorgen.”

De Cock kneep zijn ogen halfdicht. “Hoe laat was dat?”

“Wat bedoelt u?”

“Hoe laat was het toen u haar telefonisch bereikte?”

Mevrouw Grijpskerk spreidde haar handen. “Rond middernacht.”

“Toen was ze nog wakker?”

Mevrouw Grijpskerk knikte. “Net als ik…in afwachting van de komst van haar man.”

De Cock meende dat hij niet langer mocht zwijgen. Hij plooide zijn gezicht strak.

“Uw bezorgdheid,” sprak hij somber, “was terecht.”

Mevrouw Grijpskerk keek hem onbewogen aan.

“Wat wilt u daarmee zeggen?”

De Cock liet zijn hoofd iets zakken. “Op vrijwel dezelfde plek waar wij uit het water van de Keizersgracht het lichaam van Victor Handgraaf hebben opgehaald, hebben wij gisteravond het lichaam van uw man geborgen.”

Mevrouw Grijpskerk slikte even.

“Dood?”

De Cock knikte. “Vermoedelijk op dezelfde wijze ter dood gebracht als Victor Handgraaf.”

“Vermoord?”

De Cock knikte opnieuw. “We weten nog niet precies op welke manier…vermoedelijk verdrinking.”

De oude rechercheur stond van zijn fauteuil op, deed een stap naar haar toe en drukte haar de hand.

“Gecondoleerd met het verlies van uw man,” sprak hij gedragen.

“Ik vond het belangrijk om u dit trieste bericht persoonlijk te brengen voor u via andere kanalen van zijn dood zou vernemen.”

Vledder stond op en volgde het voorbeeld van De Cock. Zwijgend ging hij weer zitten.

Mevrouw Grijpskerk zuchtte diep. “Ik moet u zeggen dat het bericht me niet eens schokt. Niet echt. Ik was al van zijn dood overtuigd toen u me vertelde wat er met de heer Handgraaf was gebeurd.”

De Cock nam weer in zijn fauteuil plaats en boog zich iets naar haar toe. “Uw man en de heer Handgraaf zijn vrijwel zeker door dezelfde man of vrouw omgebracht. Het is onze taak de dader te ontmaskeren. Ik hoop dat u me toestaat om u nog een paar vragen te stellen?”

Mevrouw Grijpskerk knikte met een bedroefd gezicht. “Hoewel de identiteit van de dader,” sprak ze rustig, “mij in feite niet interesseert, begrijp ik volkomen dat u uw werk moet doen.”

Vledder was verbaasd dat de vrouw na het vreselijke bericht niet in huilen was uitgebarsten, maar zo rustig bleef. Verdoofd van de schrik misschien. Hij had oprechte bewondering voor haar beheerste reactie.

De Cock leunde weer in zijn fauteuil naar achteren.

“Was uw man godsdienstig?”

“U bedoelt of hij wel eens naar de kerk ging?”

De Cock glimlachte.

“Spande hij zich in voor een geloofsovertuiging?”

Mevrouw Grijpskerk schudde haar hoofd. “Mijn man vond geloof maar flauwekul. Ook een leven na de dood vond hij onzin.”

“Daarover hebt u wel eens met hem gesproken?”

Mevrouw Grijpskerk knikte.

“Ja. Mijn ouders waren gereformeerd. Strikt gelovige mensen.”

“Weet u iets van de geloofsovertuiging van de heer Handgraaf?”

Mevrouw Grijpskerk schudde opnieuw haar hoofd. “Dat is nooit ter sprake gekomen. Ik weet alleen dat de vrouw van Handgraaf was overleden en dat hij een dochter had die aan de drugs was geraakt.”

“Willemijn,” zei Vledder, en in gedachten zag hij het halfnaakte meisje op die smerige zolderkamer.

Mevrouw Grijpskerk trok haar schouders op. “Ik ken haar naam niet. Ik heb alleen gehoord dat ze thuis niet meer was te handhaven en dat Handgraaf haar buiten de deur had gezet.”

De Cock knikte.

“We hebben met haar gesproken.” Hij keek even naar Vledder en nam toen een kleine pauze.

“Bij ons vorige bezoek,” ging hij verder, “hebt u ons al verteld dat uw man erg gesloten was…in zichzelf gekeerd. Geen open boek, om zo te zeggen.”

“Nee.”

“Maar waren er buiten de zakelijke meningsverschillen tussen hem en Handgraaf geen onderwerpen waarover hij zich zorgen maakte…waarover hij zich tegenover u misschien heeft uitgelaten?”

Mevrouw Grijpskerk staarde enige tijd nadenkend voor zich uit, toen ging ze rechter op zitten.

“Een paar maanden geleden kwam hij op een avond voor zijn doen nogal opgewonden thuis. Ik vroeg of er iets was gebeurd.”

“En?”

“Hij vertelde dat hij was benaderd door een man die hem om geld had gevraagd.”

“Geld?” vroeg Vledder.

Вы читаете De Cock en de dood in gebed
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату