‘Moord op een chiromantiste.’
‘Wat is dat voor een beroep?’
‘Dat is een vrouw die in je hand kijkt.’
‘Een vreemde gewoonte,’ antwoordde Jan Kusters en stak zijn arm omhoog.
‘Boven zit een man op je te wachten.’
‘Wat voor een man?’
De wachtcommandant raadpleegde een notitie.
‘Ene Aard van de Koperberg. Ik dacht dat ik hem hier al eerder zag.’
De Cock knikte.
‘Gisteravond. Met hem begon de ellende.’
De Cock keek de man die op de stoel naast zijn bureau was gaan zitten, onderzoekend aan. Opnieuw viel het hem op dat zijn grote donkerbruine ogen te dicht bij elkaar stonden. Zijn blik gleed van het gezicht naar de handen van Aard van de Koperberg. De vingers waren lang en gespierd. De oude rechercheur vroeg zich af…
De man boog zich naar hem toe en onderbrak zijn gedachten. ‘Is mevrouw Korreman al bij u geweest?’
De Cock knikte.
‘Vanmiddag.’
‘Bent u door haar wat wijzer geworden?’
‘Zeker. Nanette Korreman is heel goed geinformeerd. Ze kent Alida van Boskoop en haar drie dochters al vele jaren. Haar broer Patrick is met een van die dochters getrouwd geweest.’ ‘Wie?’
‘Beatrijs.’
Aard van de Koperberg keek hem verwonderd aan.
‘Ik dacht dat ze alledrie ongehuwd waren?’
‘Dat zijn ze ook… ongehuwd. Volgens mijn informatie zijn ze alledrie getrouwd geweest en na een kort huwelijk weer gescheiden.’
‘Ik heb Alida nooit over mannen van haar dochters horen praten.’
‘Misschien vond ze het onderwerp niet prettig.’
Aard van de Koperberg vouwde zijn sterke handen. ‘Hebt u al enig idee,’ vroeg hij gespannen, ‘waar hun moeder verblijft?’
De Cock negeerde de vraag.
‘U hebt gisteravond van uzelf het beeld geschetst van een verliefde man met huwelijksplannen, die zich zorgen maakt over de verdwijning van zijn geliefde.’
‘Een juist beeld.’
‘Hoe lang heeft het geduurd voor u tot een huwelijksaanzoek kwam?’
‘Ik schat zo’n maand of negen. Dat gerekend vanaf onze eerste kennismaking.’
‘In die tijd zijn er nooit strubbelingen tussen u en Alida geweest?’
De blik van Aard van de Koperberg vernauwde zich. ‘Wat hebben die meiden gezegd?’ vroeg hij hard.
De Cock schudde zijn hoofd.
‘U mag geen vraag met een wedervraag beantwoorden.’ ‘Wat hebben die meiden gezegd?’ herhaalde de man. ‘Ze zijn tot alles in staat.’
De Cock keek hem onbewogen aan.
‘Waren er strubbelingen?’
Aard van de Koperberg zuchtte.
‘Er waren strubbelingen.’
‘Waarover?’
‘Ik wilde dat Alida ermee stopte. Voorgoed. Ik wilde geen handlijnkundige als vrouw. Ik wilde niet dat ze zich nog langer met allerlei kwaaltjes van andere mensen bezighield. Dat had ze niet nodig. Mijn vermogen is ruim genoeg om haar te kunnen onderhouden.’
‘Hoe hoog liepen de strubbelingen op?’
‘Ik ben wel eens verdomd kwaad op haar geweest.’
De Cock zweeg even voor het effect.
‘Uw vermoeden van gisteravond was juist. Alida van Boskoop werd vermoord.’
8
Aard van de Koperberg keek hem verbijsterd aan.
‘Vermoord… werd Alida van Boskoop vermoord?’ In zijn stem trilde ongeloof. ‘Allemachtig… het is toch niet waar?’ ‘Het is waar,’ antwoordde De Cock kalm. ‘We hebben haar ontzielde lichaam vanmiddag opgegraven.’
‘Verschrikkelijk.’
‘Dat verwachtte u toch?’
‘Wat?’
‘Dat ze was vermoord?’
‘Niet echt.’
De Cock keek hem niet-begrijpend aan.
‘U zei letterlijk:
Aard van de Koperberg liet zijn hoofd iets zakken.
‘Ik moet u een bekentenis doen.’ sprak hij timide. ‘Ik heb niet aan moord gedacht. In het geheel niet. Ik heb het vermoeden dat Alida door haar eigen dochters was vermoord alleen maar uitgesproken om u te bewegen een onderzoek naar haar verdwijning in te stellen.’
De Cock trok een vies gezicht.
‘U hebt mij wat voorgelogen?’
‘Ik was bang dat u geen aandacht aan de verdwijning van Alida zou schenken wanneer ik alleen maar haar vermissing meldde. Dat is voor u niet interessant genoeg, meende ik.’
‘Toen dacht u: kom, ik smijt er ook maar een moord tegenaan?’
Aard van de Koperberg keek naar hem op.
‘Dat klinkt cynisch.’
‘Zo is het ook bedoeld. Cynisch. Ik verwacht van een man van on-be-spro-ken gedrag, die zijn job in de makelaardij ge-voeglijk uitoefent, niet dat hij zonder enige grond valse beschuldigingen uit.’
‘Noemt u dat zo… valse beschuldigingen?’
‘Men zou het ook een lasterlijke aanklacht kunnen noemen,’ antwoordde De Cock fel. ‘Dat is een ernstig misdrijf. U annonceerde niet alleen een moord, u betichtte ook de dochters ervan dat zij voor die moord verantwoordelijk waren.’
‘Ik bied u mijn verontschuldiging aan.’
De Cock wierp hem een snelle blik toe.
‘Geaccepteerd,’ reageerde hij koel.
Aard van de Koperberg zuchtte.
‘Het was een opwelling. Ik heb er niet zo diep over nagedacht.’ De accolades rond de mond van De Cock plooiden zich tot een grijns.
‘Is dat zo?’
‘Ja.’
De Cock boog zich iets naar hem toe.
‘Ik ben het niet met u eens. Absoluut niet. U hebt wel degelijk goed nagedacht, heer Van de Koperberg,’ sprak hij zalvend. ‘U wist gisteravond heel goed wat u zei. Het was geen fopspeen om mij aan het werk te krijgen. U hebt beslist wel aan de mogelijkheid van moord gedacht en uw botte beschuldiging aan het adres van de dochters was weloverwogen.’
Aard van de Koperberg keek hem strijdlustig aan.
‘Dat kunt u niet waarmaken.’
‘Ik vraag mij alleen af,’ ging De Cock onverstoord verder, ‘wat de reden is van uw plotselinge ommezwaai. Is