dat jij niet voldoende aandacht aan de verdwijning van de vrouw zou besteden.’ ‘Ik toon nooit desinteresse.’
‘En die verdwenen vrouw blijkt vermoord?’ vroeg Buitendam verder, de opmerking negerend.
‘Precies.’
‘Zij was een chiromantiste?’
De Cock voelde een lichte tinteling van woede in de toppen van zijn vingers. De opening van de commissaris beviel hem niet. ‘Hoewel wij nog niets hebben verbaliseerd,’ sprak hij met een ondertoon van argwaan, ‘bent u goed geinformeerd. Inderdaad zij was een chiromantiste, een vreemd woord voor een handlijnkundige. Ze hield consult in haar huis aan de Brouwersgracht.’ Commissaris Buitendam strekte zijn rug.
‘Haar oudste dochter, Angela, heeft mij gisteravond op mijn prive-adres bezocht. Ik vond dat hoogst onaangenaam.’ ‘Hebt u haar ontvangen?’
‘Ja.’
‘Dat had u niet moeten doen.’
Buitendam negeerde ook deze opmerking.
‘Ze heeft zich over jou beklaagd. Je bent volgens haar, en dat is ook mijn mening, je bevoegdheden ver te buiten gegaan.’ De Cock veinsde onbegrip.
‘In welk opzicht?’
‘Je bent aan de Brouwersgracht in de wachtkamer van de chiromantiste gaan zitten en hebt met consultanten gesproken zonder dat jij je als politieambtenaar bekend hebt gemaakt.’ ‘Ik heb alleen met een oude man over zijn flatulentie, zijn winderigheid gesproken.’
Buitendam boog zich over een notitie op zijn bureau. ‘Jij hebt je aan de deur als consultant gepresenteerd en je hebt Vledder voorgesteld als jouw zoon.’
De oude rechercheur glimlachte.
‘Er zijn momenten dat ik hem als ware hij mijn eigen zoon bevoogd.’
Buitendam schudde zijn hoofd.
‘Dat kan niet. Op die manier mag je je niet presenteren. Je hebt geen bevoegdheid als undercoveragent. De mensen met wie wij te maken krijgen, hebben het recht om te weten wie ze voor zich hebben.’
‘Op het moment dat Angela van Boskoop mijn hand vroeg om haar consult te beginnen, heb ik mij als rechercheur kenbaar gemaakt. Er is geen sprake van een overschrijding van mijn bevoegdheden.’
Commissaris Buitendam kneep zijn lippen opeen.
‘Je hebt niet met open vizier gestreden.’
Het bloed in de aderen van De Cock kwam in een stroomversnelling.
‘Wat is dat voor een flauwe opmerking… open vizier. We leven niet meer in een romantische riddertijd. Als ik bij elke actie als rechercheur volgens de enge bepalingen van het Wetboek van Strafvordering te werk ging, loste ik geen enkele zaak op.’ ‘Ik vind jouw gedrag laakbaar.’
‘Ik volg de weg van mijn geweten.’
‘Een ruim geweten.’
De Cock stond op. Zijn bloed naderde het kookpunt. ‘U profiteert toch mede van mijn… eh, mijn zogeheten laakbaar gedrag, van de rek van mijn geweten. U wordt toch mede beoordeeld op basis van de vele moorden die ik, zogenaamd, onder uw leiding heb opgelost? Wanneer ik als rechercheur tot nu toe niet zo succesvol was geweest, dan had men u als een incompetent politiechef allang de laan uitgestuurd.’ Het bleke gezicht van Buitendam kleurde dieprood. Een zenuwtrek zwiepte langs zijn kaken. Zijn lippen trilden. Met gestrekte arm wees hij naar de deur.
‘Eruit!’
De Cock ging.
Vledder las de woede op het gezicht van De Cock.
‘Was het weer zover?’
De Cock knikte.
‘Angela van Boskoop heeft Buitendam thuis opgezocht en zich over mij beklaagd. Ik had mij niet netjes als politieambtenaar gepresenteerd. Ik had in de hoedanigheid van consultant in de wachtkamer plaatsgenomen en met andere consultanten gesproken. Dat was volgens Angela laakbaar en Buitendam deelde dat inzicht.’ Vledder grinnikte
‘Dat inzicht deel ik ook. Ik heb jou in de loop der jaren de gekste dingen zien uitspoken: deuren openen, inbreken, uitlokken. Ik ben echt wel wat gewend, maar dit was echt een zotte vertoning.’ De Cock keek hem verrast aan.
‘Begin jij ook al?’
Vledder lachte.
‘Ik zal mij niet over jou beklagen. Integendeel, ik ga nog steeds graag met je op pad. Maar wat kun je anders van Buitendam verwachten dan dat hij jou berispt? Dat is zijn taak.’ De Cock knikte. De woede zakte uit hem weg.
‘Ik kan er niets aan doen. Soms werkt die man op mij als een rode lap op een stier. Ik probeer alleen mijn werk zo goed mogelijk te doen.’
‘En dan duld je geen kritiek.’
‘Precies.’
Vledder schoof een notitie naar zich toe.
‘Ik heb moeder Van Boskoop en haar drie dochters eens opgevraagd bij de burgerlijke stand en bij het bevolkingsregister.’ ‘En?’
‘Van Alida van Boskoop is geen huwelijk bekend. Ze is achtenveertig jaar geleden in Putten geboren. Beatrijs was inderdaad gehuwd met Patrick Nederveldt. Angela was gehuwd met ene Albertus de Graaf.’
De Cock knikte.
‘Rooie Bertus, de kleine kluisjesman.’
Vledder las verder.
‘En Christina was gehuwd met Alexander Minnedorper.’ De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘A-lexa-nder Min-nedor-per?’
Vledder tikte op zijn notitie.
‘Zo heet hij.’
De Cock kauwde nadenkend op zijn onderlip.
‘Alexander Minnedorper is een advocaat, een bekend strafpleiter met… eh, met een niet zo’n beste reputatie.’
Vledder trok zijn schouders op.
‘De huwelijken hebben alledrie maar kort geduurd. Niet langer dan hooguit twee jaar.’
De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde.
Vledder boog zich voorover en greep de hoorn.
De Cock keek naar hem op en zag hoe het gezicht van de jonge rechercheur verbleekte.
Na luttele seconden legde hij de hoorn op het toestel terug. ‘Het… eh, het was Beatrijs.’
De Cock spreidde zijn handen.
‘Wat had ze?’
Vledder slikte.
‘Ze heeft Angela gevonden… hangend aan de deur naar de behandelkamer.’
9
De Cock en Vledder reden met hun trouwe Golf vanaf de houten steiger achter het politiebureau via de Oudebrugsteeg naar het Damrak.
Het regende niet meer. Een waterig zonnetje schoof schuchter achter donkere wolken vandaan en liet zich even zien. Het was voor het eerst sinds dagen.
Vledder, aan het stuur van de Golf, duwde rap de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn polshorloge.