‘Ik heb de meute voor je gewaarschuwd,’ sprak hij gehaast. ‘Ik kan niet met je mee.’
De Cock reageerde met verwondering.
‘Waarom niet?’
Vledder zwaaide naar de voorruit.
‘Ik heb om elf uur een afspraak met dokter Rusteloos voor de sectie op het lijk van Alida van Boskoop. Ik kan die oude lijkensnijder niet laten wachten.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Je hebt gelijk,’ sprak hij kort. ‘Dat kan niet. Die sectie vanmorgen was mij even ontschoten. Breng mij maar eerst naar de Brouwersgracht, dan ga jij door naar Westgaarde. En als de sectie voorbij is, kom je naar de Brouwersgracht om te zien of ik inmiddels de zaak op de peedee* heb afgehandeld.’ Vledder knikte instemmend. Na een poosje blikte hij opzij. ‘Ik krijg gelijk,’ sprak hij trots.
‘Waarin?’
Vledder ademde diep.
‘Patrick Nederveldt. Als Angela op dezelfde wijze is omgebracht als haar moeder, dan bestaan er voor mij geen twijfels meer.’ De jonge rechercheur zweeg even omdat het verkeer op de Prins Hendrikkade al zijn aandacht opeiste.
* Peedee = plaats delict.
‘En wat ik het ergste van alles vind,’ ging hij zuchtend verder, ‘is dat wij de dood van Angela hadden kunnen voorkomen als wij Patrick Nederveldt gisteren hadden gearresteerd.’ De Cock, niet in het minst geschokt, zweeg. Hij voelde weinig voor een hernieuwde discussie over dat onderwerp. Zeker, Patrick Nederveldt was een mogelijke dader, maar in deze zaak zeker niet de enige. Ook Rooie Bertus, de kleine kluisjesman, was een redelijke kandidaat.
Hij was groot, sterk, gewelddadig en genoot de reputatie nergens voor terug te deinzen.
Het feit dat Christina van Boskoop enige tijd met de jurist Alexander Minnedorper gehuwd was geweest, had de oude rechercheur nog het meest verrast. Minnedorper was sluw, had goede relaties in de onderwereld en beschikte over voldoende financiele middelen om tegen een redelijke beloning iemand te huren die vervelende klusjes voor hem opknapte. Daarbij was hij handig genoeg om zelf buiten schot te blijven.
De Cock vroeg zich af waarom de huwelijken van de drie dochters van zo korte duur waren geweest. Wat had de snelle echtscheidingen beinvloed? De uitleg van Nanette Korreman, dat de mannen in de nabijheid van een stralende Hippocratine verbleekten en verschrompelden, vond in zijn gedachtewereld geen ingang.
Vledder reed vanaf de Singel de Brouwersgracht op. Voor nummer 1180 stopte hij. Voordat De Cock uitstapte, legde de jonge rechercheur vertrouwelijk een hand op zijn schouder. ‘Denk nog eens aan die Patrick Nederveldt,’ vermaande hij ernstig. ‘Voor iemand die op zijn vijftiende jaar een kat aan een deurknop kan ophangen, vormen mensen op latere leeftijd geen beletsel.’
De Cock stapte uit. Hij hield de deur van de Golf nog even vast. ‘Er zijn lieden,’ sprak hij somber, ‘voor wie dergelijke theorieen een gruwel zijn.’
De oude rechercheur smeet het portier dicht.
Vledder reed weg.
De Cock bezag de ramen en de buitendeur van het pand. Hij zocht naar sporen van braak of verbreking. Die waren er niet. Naast het fraaie naambord met
Ze liepen zwijgend door de gang naar de behandelkamer. Daar bleven beiden staan en De Cock nam voor de dood devoot zijn hoedje af.
In haar lang bloedrood gewaad met de twaalf tekens van de dierenriem hing Angela aan de deur van de behandelkamer. Haar gezicht was gezwollen en haar tong stak gedeeltelijk uit haar mond.
De Cock bekeek het koord van witgevlochten katoen en de glijknoop van de strop. Die zat half tussen haar kin en rechteroor. De ingewikkelde knoop, zo constateerde hij, was met vaardige hand gelegd.
Onder haar blote voeten, omver gestoten, lag het roodlederen bankje waarop De Cock tijdens zijn eerste bezoek aan het huis had gezeten. Hij pakte een schone zakdoek uit zijn zak, wikkelde die om zijn hand en zette het bankje overeind. Voorzichtig schoof hij het onder de blote voeten. Tussen het bankje en de voeten was een ruimte van zeker tien centimeter. Het lichaam van Angela hing te hoog. Ze kon vanaf de plek waar ze hing, het bankje nooit zelf hebben omgetrapt.
De Cock bracht het bankje terug naar de plek waar hij het had gevonden en stootte het weer omver.
Beatrijs kwam naast hem staan. Ze wees omhoog.
‘Ik kan haar niet alleen tillen.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Hebt u het geprobeerd?’
Beatrijs schudde haar hoofd.
‘Ik heb haar niet aangeraakt.’
‘Iets anders beroerd?’
‘Hier in de kamer?’
‘Ja?’
Beatrijs schudde opnieuw haar hoofd
‘Ik ben nergens aan geweest. Ik heb direct de Warmoesstraat gebeld.’
‘Niemand anders?’
‘Nee.’
‘Christina?’
Beatrijs schudde opnieuw haar hoofd.
‘Ik wilde haar niet schokken.’
‘Ze moet het toch weten? Iemand moet het haar toch vertellen?’
Beatrijs kneep even haar ogen dicht.
‘Dat moet een ander maar doen. Ik kan dat niet.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Ik zal het voor je doen.’
‘Bedankt.’
‘We wachten tot de fotograaf is geweest. Ik wil de situatie dit keer goed vastleggen. Bij de dood van uw moeder is alles verkeerd gegaan.’
Beatrijs wees naar haar dode zuster.
‘Werd Angela ook vermoord?’
De Cock staarde peinzend omhoog.
‘Ik heb boven op de deur de houtvezels nog niet bekeken, maar gezien het bankje en de hoogte waarop ze hangt, ben ik er vrijwel van overtuigd dat ook uw zuster door een misdrijf om het leven kwam.’
‘Moord?’
‘Ja.’
‘Dezelfde dader?
De Cock antwoordde niet. Hij keek om zich heen.
‘Is er in huis nog een ander vertrek waar wij samen even kunnen praten. Ik vind de aanblik van de dode Angela niet prettig.’ Beatrijs ging hem voor naar een gezellig ingerichte woonkeuken met uitzicht op een tuin. Ze namen aan tafel plaats. ‘Was Angela alleen thuis?’
Beatrijs knikte.
‘We hadden besloten dat Angela de plaats van moeder als chiromantiste zou innemen. Zij is de oudste en kent alle trucs die moeder gebruikte. Ze heeft ook ongeveer dezelfde aanpak als moeder. Christina en ik zouden haar om beurten tijdens de consultaties bijstaan.’
‘Het was vandaag uw beurt om bij te staan?’
‘Inderdaad.’
‘Toen u vanmorgen hier aan de deur kwam, hebt u toen aangebeld?’
Beatrijs schudde haar hoofd.
‘Ik heb een sleutel. Toen ik de hal binnenkwam, viel het mij op dat het zo stil was in huis. Angela heeft altijd