de eerste verdieping een kleine flat binnen die naar kool stonk. Nadat hij Marina op een bank had neergezet, verdween Joeri Bogdanov de slaapkamer in, om even later terug te komen met een tas die hij op tafel leeg begon te schudden. Er kwamen papieren uit, een portemonnee, sleutels, een zakdoek en uiteindelijk een klein notitieboekje, dat hij doorbladerde. Er stonden namen, adressen en telefoonnummers in. Malko wachtte met wild bonzend hart. Plotseling stopte Joeri Bogdanov bij de letter S, en hij keek op. ‘Dit moet het zijn,’ zei hij. ‘Stephan, 8044 616 002. Er staat geen andere naam bij en het is kortgeleden opgeschreven.’
Malko noteerde het nummer al. De Oekrainer gaf hem het boekje en Malko keek het op zijn beurt door, zonder verder nog iets interessants te vinden. ‘Mag ik het van u lenen?’ vroeg hij. ‘Alleen om te kopieren.’
Joeri Bogdanov aarzelde even, maar knikte toen zuchtend. ‘Goed. Als u daarmee de schoften kunt vinden die Evguena het raam uit hebben gegooid…’
De tranen stonden in zijn ogen.
Malko borg het boekje op. Hij had eindelijk een begin van een spoor. ‘Ik houd u op de hoogte,’ beloofde hij.
Ze namen afscheid en hij vertrok uit de flat. Maar hij bleef plotseling staan toen hij het gebouw uit kwam. De twee mannen stonden enkele meters verderop met chagrijnige koppen te wachten, hun handen in de zakken van hun jacks. Toen ze Malko zagen, kwamen ze op hun gemak naar hem toe. Toen hij probeerde om hen heen te lopen, deden ze een stap opzij en versperden hem de doorgang. Met een nonchalante beweging bukte een van de twee zich en pakte een dolk die hij in zijn laars opgeborgen had. Met zijn andere hand gebaarde hij Malko dichterbij te komen. Die draaide zich om. De deur van het flatgebouw was dicht en hij kende de toegangscode niet. Samen moesten de twee aanvallers zo’n driehonderd kilo wegen. Degene die het dichtst bij stond, zei met schorre stem: ‘Kom hier, lul.’
7
Het lemmet van de dolk hing een meter bij Malko vandaan in de lucht. Die glimlachte en zei in het Russisch: ‘Willen jullie geld?’
Kalm deed hij zijn jas open, stak zijn hand achter zijn riem en pakte de grote Makarov, die hij snel op de twee mannen richtte. Even leek de tijd stil te staan. Toen zag Malko de ogen van de man met de dolk samentrekken. Hij zag dat hij nadacht of hij Malko niet met zijn dolk kon neersteken voordat hij een kogel in zijn lijf zou krijgen. Kennelijk concludeerde hij van niet. Hij beet zijn vriend een woord toe en deinsde achteruit. Toen maakten de twee mannen zich rennend uit de voeten. Malko zag dat ze vijftig meter verderop een auto aanhielden en instapten.
Langzaam kwam zijn hart tot rust. De auto met de aanvallers verdween in de verte. Het was duidelijk dat dit geen toeval was, in deze verlaten buurt. Hij moest zelf naar de MykolyBazhana Prospekt lopen voordat hij een auto vond.
Donald Redstone was in een juichstemming. Het notitieboekje van Evguena Bogdanov werd gekopieerd. Het districtshoofd keek op. ‘Ik zal Tsjervanienko vragen of hij kan uitzoeken van wie dat mobiele nummer is. Hij heeft de nodige connecties. Als we hem vinden, is dat een enorme stap vooruit. Maar wees heel voorzichtig, ze laten u niet met rust.’
‘Ik zal Joeri Bogdanov waarschuwen,’ zei Malko. ‘Die mannen zouden weleens bij hem terug kunnen komen.’
‘Jammer dat u hen niet hebt kunnen oppakken,’ verzuchtte de Amerikaan.
‘Dat zou niet eenvoudig zijn geweest,’ merkte Malko op. ‘Waarschijnlijk zou ik hen hebben moeten doden.’
Na al die jaren bij de geheime dienst stond het hem nog steeds tegen iemand in koelen bloede te doden. Zelfs als het volkomen gewetenloze moordenaars waren.
Er werd op de deur van het kantoor geklopt en Donald Redstone riep: ‘Binnen’. Het was Irina Murray, nog steeds in haar jas van zwart leer. Malko had haar niet meer gezien sinds het Maison du Cafe. Hij vertelde haar snel wat er sinds haar vertrek was gebeurd.
‘Dat is prachtig,’ riep ze uit. ‘Ik ben blij dat ik u heb kunnen helpen.’
‘Als beloning,’ stelde Malko voor, ‘nodig ik u vanavond voor het eten uit, wanneer u vrij bent…’
‘Ik ben vrij,’ beaamde ze, terwijl Donald Redstone geamuseerd toekeek. ‘Ik kom u om negen uur in uw hotel ophalen.’ Breed glimlachend liep ze weg.
‘Ik neem contact op met Evgueni Tsjervanienko,’ zei Malko. ‘En ik geef hem het nummer van die Stephan.’
Dan kreeg hij ook misschien de kans Svetlana, de onbekende vrouw van het vliegveld, weer te zien.
Zonder achterdocht te koesteren, deed Joeri Bogdanov open toen er aan de deur werd gebeld, denkende dat het een buurman was. Hij kreeg geen tijd om te reageren. Hij kwam oog in oog te staan met twee mannen, groot als klerenkasten, met zwarte mutsen tot aan hun ogen over hun hoofd getrokken. Ze hadden zeker de toegangscode van de voordeur van het flatgebouw gekraakt. Een van hen, die minstens twintig kilo zwaarder moest zijn dan hijzelf, duwde hem ruw de flat binnen en priemde meteen met een dolk naar zijn buik. ‘Doe geen domme dingen, schoft, anders steek ik.’
Het kleine meisje, dat op de bank zat te spelen, schrok zich wezenloos en vroeg: ‘Papa, wat is er? Wat willen die mannen?’
‘Niets aan de hand, ga maar op je kamer spelen,’ zei de Oekrainer geruststellend.
Gehoorzaam ging ze de kamer uit. Opgelucht zei hij tegen de twee binnendringers: ‘Wat willen jullie?’
‘Waarom is hij bij je geweest, die andere schoft uit de McDonald’s?’ gromde de man die hem bedreigde.
‘Dat was een vriend van Evguena, mijn vrouw,’ antwoordde Bogdanov. ‘Hij wilde meer over haar weten.’
‘Je liegt!’
De kniestoot verraste hem en trof hem hard in zijn onderbuik. De pijn was zo fel, dat hij dubbelgevouwen op de grond viel. Misselijk en happend naar adem probeerde hij kalm te blijven. De tweede man haalde een soort zwarte stok tevoorschijn, drukte ermee in zijn oor en zei: ‘Zeg de waarheid, vuilak!’
Plotseling was het of Joeri Bogdanovs hoofd explodeerde. Een verblindende lichtflits, een felle pijn alsof ze probeerden zijn hersenen te koken. Hij begreep het meteen: het was een elektrische prikstok die ze gebruikten om vee op te drijven. Zijn mond was kurkdroog. De ander schreeuwde: ‘Geef antwoord, anders gaan we met je dochter verder.’
Doodsbang stamelde Joeri Bogdanov: ‘Ik heb niets te verbergen. Die man doet onderzoek naar de dood van mijn vrouw. Dit was de eerste keer dat ik hem heb ontmoet.’
‘Wat heb je tegen hem gezegd?’
‘Niets, ik weet niets.’
Hij probeerde niet aan de tas van Evguena te denken, die nog open op tafel lag. Maar zijn aanvaller had hem gezien. Hij zwaaide ermee voor zijn gezicht. ‘Heb je hem papieren gegeven?’
‘Nee.’
Op dat moment ging de telefoon van Joeri Bogdanov over, die op tafel lag. In een reflex pakte hij hem en nam op. Het was de man die hij bij McDonald’s had ontmoet. Hij kreeg geen tijd om een woord te zeggen. De aanvaller rukte het toestel uit zijn handen. Hij luisterde een paar tellen en verbrak toen de verbinding. ‘Wie was dat?’
‘Ik weet het niet,’ bezwoer Bogdanov hem. ‘Ik kreeg geen tijd om het hem te vragen.’
‘Je liegt!’
Weer kreeg hij een kniestoot. De andere man ging de kamer uit, om terug te komen met het doodsbange meisje. Hij zwaaide met de prikstok. ‘Denk je dat ze dat leuk zal vinden?’
Malko keek enkele seconden verbaasd, maar ook ongerust naar zijn telefoon. Hij was onderweg naar Evgueni Tsjervanienko, maar hij wilde Joeri Bogdanov nog waarschuwen dat hij was aangevallen toen hij bij hem