was, voelde het alsof iemand me keihard op mijn borst sloeg. De kinderen leken in slowmotion rond te rennen en hun gelach beangstigde me. Ik stond naast Domini’s grafkist en voelde daarin het fysieke gewicht van haar lichaam en van de kanker. Ik voelde me beroerd en probeerde me te herinneren hoe ze was geweest voordat de kanker haar lichaam had overgenomen.
Ik denk vaak aan Domini. Ik herinner me hoe haar ziekte aanvoelde en denk vaak terug aan de laatste keer dat we samen waren. Ik had toen niet weg willen gaan omdat ik wist dat het de laatste keer was dat ik haar in dit leven zou zien. Haar lichaam was door de kanker nog slechts een schaduw van haar vroegere fysieke zelf. Toen ik haar vasthield, was ik bang dat ze zou breken, zo fragiel was ze. Afscheid nemen als je weet dat het voor het laatst is, is niet te vergelijken met welk ander verdriet dan ook. Ik weet dat Domini nu geen pijn meer heeft; ze is weer haar oude levendige zelf. Maar toch, hoewel ik weet dat ze op een betere plaats is, mis ik haar energie, zoals ik die kende in deze wereld.
En ik voel me schuldig. Domini had een jaar voor haar overlijden een baby gekregen. Ik had haar vlak na de geboorte gezien en haar toen verteld dat er iets lichamelijk mis was. Ze verzekerde me dat het door de bevalling kwam. Ik zei dat het daar niet door kwam. Ik drong aan en stond erop dat ze een dokter zou raadplegen. Daar stemde ze uiteindelijk wat onwillig mee in, maar zei toen weer dat ze net naar de dokter was geweest en dat die had gezegd dat alles goed was.
En dat is waar het voor mij lastig wordt. Ik weet dat ik haar levensloop niet kon veranderen, maar ik weet ook dat ik voor andere mensen wel heb kunnen ingrijpen en vind eigenlijk dat ik dat dus ook voor haar had moeten kunnen doen. Maar zo mocht het niet zijn. Domini had tijdens haar zwangerschap veel pijn gehad. Haar arts dacht dat die pijn door de zwangerschap werd veroorzaakt. Tegen de tijd dat de kanker gevonden werd, was het al te laat en kon ze niet meer worden geopereerd. Zo moet ik ook leren dat je jezelf niet de schuld moet geven als je iemand verliest van wie je houdt. Soms is het niet aan ons. Domini’s twee jongste kinderen zullen zich haar niet goed kunnen herinneren, hoewel ik zeker weet dat ze regelmatig bezoek zullen krijgen van hun moeder. Die kans zal Domini niet aan zich voorbij laten gaan.
Ik probeer te bedenken dat overal een reden voor is, maar ik ben ook maar een mens en het doet me veel verdriet als iemands leven zo kort is. Ook heb ik geleerd dat het goed is om te rouwen. Huilen en je afvragen waarom, is een gezonde manier om je verdriet te verwerken. Ik moedig mensen aan met hun dierbaren aan de andere kant te praten. Ze luisteren en zullen hoe dan ook antwoorden.
Als iemand vroegtijdig komt te overlijden, is het heel belangrijk dat de achterblijvers worden getroost omdat hun wond zo rauw is. De nabestaanden moeten doorgaan met hun leven, maar blijven met veel onbeantwoorde vragen zitten. En een van de belangrijkste vragen is:
‘Waarom heb je me verlaten?’
Het antwoord kan een tegengif voor de pijn zijn, maar het kan ook bijdragen aan het gevoel van verlies. Weten dat we verbonden kunnen blijven, zelfs na de dood, kan bemoedigend zijn, net als de wetenschap dat er een reden is voor elk begin en elk eind. Onthou alsjeblieft dat de personen van wie je hield gewoon eerder moesten gaan. Ze zullen je begroeten als jouw tijd gekomen is en dat zal de meest bijzondere reunie zijn die je je maar kunt voorstellen.
Onze dierbaren die overgaan naar de andere kant maken nog steeds deel uit van ons leven. Ze kunnen als extra energie fungeren als je die nodig hebt. Als je kracht nodig hebt, roep dan bijvoorbeeld je overleden opa aan en vraag hem om kracht en raad. Als je geduldig moet zijn, zou je je moeder kunnen vragen je rust te geven. Ik weet dat wanneer ik het even niet meer zie zitten, Domini de vuurstoot van blije energie is die me opbeurt. Sta je dierbaren toe deel van je leven uit te maken en laat hen een inspiratie voor je zijn. Ik heb een keer een reading gedaan voor een aardige, hoffelijke man. Ik vroeg hem of hij een broer had die als kind was overleden.
Hij zei van niet.
‘Dat is raar,’ zei ik, ‘want de energie is de energie van een broer.’
‘O,’ zei hij. ‘Ik had een neef die op zijn twaalfde is overleden. We waren bijna even oud, we waren als broers voor elkaar. We zijn samen opgegroeid. Hij heette Martin.’
‘Had hij beenbeugels?’
‘Ja, die had hij,’ antwoordde de man.
Martin gaf aan dat hij zich zorgen maakte over zijn ouders. Hij was bang dat zijn dood een wig tussen hen had gedreven en hij gaf veel details over het verdriet dat ze nog steeds hadden. Hij wilde dat ze vrede zouden hebben met zijn overlijden. Ik legde Martin uit dat zijn ouders hier niet open voor zouden staan. Martin bleef twee namen aan me herhalen: Robert en Bobby. Ik wendde me tot Martins oom en vroeg: We zijn Robert en Bobby voor Martin? Hij blijft die namen steeds herhalen.’
‘Mijn neefs voornaam is niet ‘Martin', maar ‘Robert'. Hij heette Robert Martin. Bobby is de naam van zijn vader.’
Martin maakte zich vreselijke zorgen over zijn vaders welzijn en had veel nostalgische herinneringen die hij met zijn oom wilde delen. Martins oom wilde zijn boodschappen aan diens vader vertellen. Hij hoopte dat Bobby bereid zou zijn te luisteren. Sommige mensen zijn er niet klaar voor boodschappen van de andere kant te horen en sommige mensen zijn er niet klaar voor boodschappen van de andere kant door te geven. Dat is jammer, want als beide personen aan weerszijden bereid zijn een ontmoeting te hebben, dan is dat een prachtige mogelijkheid voor herstel en voor verwerking van iemands dood. Het is gezond om open te staan voor de mogelijkheden die het leven biedt.
Niet zo lang geleden kreeg ik te maken met een persoonlijk dilemma. Mijn oude kat Sinbad was ziek en hij zag er niet goed uit. Ik beschouw mezelf als een medelevend iemand en ik heb in mijn leven altijd geprobeerd de juiste keuzes te maken. Sinbad was ziek en ging fysiek achteruit. Maar ik had hem al elf jaar! Mijn moeder had hem gevonden nadat hij door coyotes aan stukken was gescheurd en ze had hem erbovenop geholpen. Hij was destijds jong, maar wel een volgroeide kater en we wisten dus niet zeker hoe oud hij was. Waarschijnlijk ergens tussen de dertien en zestien jaar.
Sinbad had een aanval van coyotes overleefd. Waarom zou ik nu de aanleiding moeten zijn voor zijn dood? Ik kon voelen dat Sinbad leed, maar ik wilde hem de dagen die hem nog restten niet afnemen. Ik wist dat ik, als ik naar de dierenarts zou gaan, niet met hem in mijn armen naar buiten zou komen. Hij vond het heerlijk om in het gras in de voortuin te liggen en lag daar vaak uren te zonnen. Ik heb dagelijks te maken met de andere kant en ik weet dat het een vriendelijke en vreedzame plek is, maar ik hield ook van mijn kat en wilde hem nog niet verliezen. Wat zou hij willen dat ik deed?
Ik was zo bang een verkeerde keuze te maken. Hij was onderdeel van ons gezin. Het was vrijdagavond en ik besloot mijn gidsen om raad te vragen. Een beslissing als deze kon ik niet alleen maken. Er zijn mensen die het belang van huisdieren niet onderkennen. Zo ben ik niet. Sinbad was belangrijk voor me. Ik vroeg mijn gidsen wat ik moest doen en ik kreeg wat reacties terug, maar niets wereldschokkends. Dat irriteerde me en ik zei: ‘Jullie maken het mogelijk dat ik andere mensen duidelijke antwoorden op hun vragen geef. Ik kan boodschappen doorgeven en andere mensen geruststellen, waarom kan ik dat dan niet bij mezelf? Ik heb iets bijzonders nodig, iets magisch.’
Een jong medium dat de andere kant uitfoetert; dat is wat moois! Na uren van zelfreflectie viel ik uiteindelijk in een onrustige slaap. Die nacht kreeg ik precies waar ik om had gevraagd en het antwoord kwam in de vorm van een prachtige droom (en ik droom niet vaak). Op dat moment had ik niet eens door dat het een droom was, zo echt leek het. Mijn vriendin Domini leefde weer en we waren in haar flat. Ik was mijn plakboeken aan het bekijken en het viel me op dat de flat opgeruimder was dan normaal. Domini kwam op me af lopen. Ze leek jonger dan ik, hoewel ik wist dat ze twee jaar ouder was; ik was in onze vriendenclub altijd de jongste geweest. Domini had haar blonde haar in een pluizige paardenstaart naar achteren getrokken. Haar kinderlijke blauwe ogen vertoonden gouden lichtjes en ze zag er prachtig uit. Toen kwam Dominic binnen. Hij liep langs haar en hun schouders raakten elkaar, maar geen van beiden vertrok een spier. Dominic liep door de flat naar een andere kamer en deed de deur dicht. Ondertussen zat Domini in de woonkamer met een baby te spelen, maar ik wist niet wiens baby dat was. Ik was moe en besloot naar huis te gaan en dus raapte ik mijn plakboeken op en liep naar de deur. Domini zei: ‘Ali! Wacht!’ Ze gebaarde dat ik moest terugkomen. Ik liep naar haar toe en legde mijn boeken op tafel. Domini begon in een van de plakboeken te bladeren en zo nu en dan keek ze me aan en glimlachte blij. Ik zei haar dat ik moest gaan en liep naar buiten, maar ik was nu niet in de hal maar in de wachtkamer bij de dierenarts. Ik draaide me om en wilde Domini vragen wat er aan de hand was. Ze glimlachte en knikte me zachtjes toe.