‘Ik ook. Maar het moet veertig misschien wel vijfenveertig jaar geleden zijn dat ik je het laatst ontmoet heb. Er is sindsdien een verrekte hoop gebeurd, zou ik zo zeggen.’ Sam knikte.
‘Ik weet gewoon niet waar ik moet beginnen…’ zei de man.
‘Om te beginnen, waarom dat “Janagga”?’
‘Waarom niet?’ vroeg de ander. ‘Het heeft een ernstige klank en doet denken aan de werkende klasse. En hoe staat het met jou? Nog altijd prins?’
‘Ik ben nog steeds mezelf,’ zei Sam, ‘en ze noemen me nog steeds Siddhartha, als ze me opzoeken.’ De ander grinnikte. ‘En Dwinger der Demonen. Heel mooi. En uit het feit dat je rijkdom niet aan je kleding te zien is, maak ik op dat je het decor naar behoefte verwisselt.’
Sam knikte. ‘En ik ben een heleboel tegengekomen dat ik niet begrijp.’
Ja,’ zuchtte Jan. ‘Ja. Hoe moet ik beginnen? Hoe? Ik zal je over mezelf vertellen, dat wil zeggen… ik heb te veel slecht karma verzameld om een normale reincarnatie te rechtvaardigen.’
‘Wat?’
‘Slecht karma, dat zei ik toch. De oude godsdienst is niet meer alleen de godsdienst, het is de geopenbaarde, opgelegde en angstwekkend bewijsbare godsdienst. Maar zeg dat laatste niet hardop. Ongeveer twaalf jaar geleden stemde de Raad in met de toepassing van een psychologisch onderzoek van degenen die aan vernieuwing toe waren. Dat was vlak na de scheuring tussen Progressivisten en Deicraten, toen de Heilige Coalitie de technische jongens door de mangel haalde en bleef uitknijpen. De eenvoudigste oplossing was het probleem te laten doodbloeden. Toen gooide het Tempelvolk het op een akkoordje met de handelaars in lichamen, de klanten kregen een hersentest en de Progressivisten werd een hernieuwing geweigerd, of … nou doodeenvoudig. Er zijn nu niet veel Progressivisten meer. Dat was nog maar het begin. De godenpartij merkte al gauw dat daarin de weg naar macht besloten lag. Hersenonderzoek is nu een standaardprocedure geworden, die aan een reincarnatie voorafgaat. De handelaars in lichamen zijn de Meesters van Karma geworden, maken deel uit van de Tempelstructuur. Ze gaan je verleden na, wegen je karma en beslissen over je toekomstig leven. Het is een prachtmanier om het kastesysteem te handhaven en de Deicratische controle te verzekeren. Tussen twee haakjes, de meesten van onze oude kennissen zitten er tot over hun stralenkrans in.’
‘God,’ zei Sam.
‘Meervoud,’ corrigeerde Jan. ‘Ze werden altijd al als goden beschouwd, met hun aspecten en attributen, maar ze hebben het nu allemaal zo vreselijk officieel gemaakt. En iemand die toevallig tot de Eersten behoort, moet als hij de Hal van Karma binnengaat, verdomd gauw beslissen of hij snelle vergoddelijking of de brandstapel wenst. Wanneer heb jij een afspraak?’ zo besloot hij.
‘Morgen,’ zei Sam, ‘morgenmiddag … Waarom loop jij nog rond zonder stralenkrans of een handjevol bliksems?’
‘Omdat ik een paar vrienden heb die allebei vonden dat ik beter kon blijven leven — teruggetrokken — dan de test riskeren. Ik nam hun wijze raad ter harte en ben er dus nog steeds om zeilen te repareren en af en toe rotzooi te trappen in de kroegen.
Anders..,’ hij hief een knobbelige hand op en knipte met zijn vingers, ‘anders, zo niet de ware dood, dan misschien een lichaam vol kanker, of het interessante leven van een gecastreerde waterbuffel, of …’
‘Een hond?’ vroeg Sam. ‘Juist,’ antwoordde Jan. Jan vulde intussen twee glazen met alcohol. ‘Dank je.’
‘Hellevuur.’ Hij zette de fles op zijn werkbank.
‘En dat op m’n lege maag … Maak je dat zelf?’
‘Ja. In de kamer hiernaast heb ik een distilleerketeltje.’
‘Gefeliciteerd ermee. Als ik een slecht karma had, dan is dat nu wel opgelost.’
‘De definitie van slecht karma is alles wat onze vrienden de goden niet leuk vinden.’
‘Hoe kwam het dat je dacht dat jij dat had?’
‘Ik wilde machines aan onze afstammelingen hier slijten.
Werd in de Raad daarvoor neergeknuppeld. Erkende mijn dwaling en hoopte dat ze het verder zouden vergeten. Maar het Progressivisme is al zover teruggedrongen dat ik het nooit meer ongedaan kan maken. Jammer. Ik zou weer eens het zeil willen lichten, een andere horizon tegemoet. Of op zeeroof…’
‘Is de test werkelijk secuur genoeg om iets zo ontastbaars als de houding van een Progressivist te ontdekken?’
‘De test,’ zei Jan, ‘is secuur genoeg om je te vertellen wat je gisteren elf jaar geleden voor je ontbijt hebt gehad en waar je je die morgen gesneden hebt toen je je stond te scheren en het volkslied van Andorra neuriede.’
‘Dat was allemaal nog in het experimentele stadium toen we van huis vertrokken,’ zei Sam.
‘Die twee die wij meegenomen hebben waren als hersengolfvertalers maar beginnertjes.
Wanneer is de doorbraak gekomen?’
‘Luister eens, broertje van het platteland,’ zei Jan, ‘herinner jij je nog een snotneus van twijfelachtige afstamming, derde generatie, die Yama genoemd werd? De knul die altijd generatoren aan het opvoeren was, tot er op een dag een uit elkaar sprong en hij zich zo ernstig verbrandde dat hij zijn tweede lichaam kreeg — eentje van meer dan vijftig jaar — terwijl hij pas zestien was? Dat joch dat dol was op wapens? De vent die alles wat zich maar bewoog, verdoofde en ontleedde, en zoveel plezier in zijn studie had, dat we hem de Dodengod noemden?’
‘Ja, dat herinner ik me. Leeft hij nog?’
‘Als je het zo wilt noemen. Hij is nu Dodengod — geen scheldnaam, maar titel. Hij heeft zijn systeem ongeveer veertig jaar geleden geperfectioneerd, maar de Deicraten hebben het al die tijd geheimgehouden. Ik heb gehoord dat hij nog een paar juweeltjes heeft uitgedacht om de goden te plezieren … zoals een mechanische cobra die als hij zich opricht en zich opblaast op een mijl afstand encefalogrammen kan registreren. Hij kan uit een menigte een man pikken, ongeacht het lichaam dat hij draagt. Voor zijn beet is geen tegengif bekend. Vier seconden, niet langer… Of de vuurstaf — ze zeggen dat Heer Agni daarmee op het strand heeft staan zwaaien met het gevolg dat alle drie de manen beschadigd werden. En ik heb gehoord dat hij op het ogenblik een door straalmotoren aangedreven Jaggernaut voor Heer Sjiva ontwerpt… en meer van dergelijke dingen.’
‘Oh,’ zei Sam.
‘Kom jij door die test?’ vroeg Jan.
‘Ik vrees van niet,’ antwoordde hij. ‘Zeg eens, ik heb van morgen een machine gezien, die ik vermoedelijk het best kan omschrijven als een gebedsautomaat, zijn die dingen algemeen?’
‘Ja,’ zei Jan. ‘Twee jaar geleden zijn ze verschenen, op een avond bij een glas soma uitgedacht door onze jonge Leonardo. Nu dat karma-idee is ingeburgerd, voldoen die dingen beter dan de belastingdienst. Als meneer de burger zich op de vooravond van zijn zestigste verjaardag meldt bij de kliniek van de goden van zijn eigen kerk, schijnt het saldo van zijn gebeds- en zijn zonderekening de doorslag te geven bij de beslissing in welke kaste hij komt: dus welke leeftijd en welk geslacht hij krijgt en of het lichaam dat hij ontvangt gezond is of niet. Alles heel leuk en aardig.’
‘Ik kom nooit door die test,’ zei Sam, ‘zelfs al zou ik een supergebedsrekening versieren. Ze strikken me op zonde.’
‘Wat voor zonde?’
‘Zonden die ik nog moet begaan, maar die nu al in mijn gedachten geschreven staan, hoewel ik ze nog pas overweeg.’
‘Je bent van plan de goden te bestrijden?’
‘Ja.’
‘Hoe?’
‘Dat weet ik nog niet. Maar ik begin met contact te zoeken. Wie is hun aanvoerder?’
‘Ik kan je niemand noemen. Trimoerti regeert: dat wil zeggen, Brahma, Visjnoe en Sjiva.
Wie van die drie op een gegeven moment de hoogste is, weet ik niet. Ze zeggen Brahma …’
‘Wie zijn het… in werkelijkheid?’ vroeg Sam. Jan schudde zijn hoofd. ‘Ik weet het niet. Ze hebben alle maal andere lichamen dan een generatie geleden. Ze dragen allemaal godennamen.’
Sam stond op. ‘Ik kom nog terug of ik laat je halen.’
‘Ik hoop het… nog een borrel?’
Sam schudde zijn hoofd. ‘Ik word weer Siddhartha, ga ontbijten in de herberg van Hawkana en vertel daar dat ik van plan ben de Tempels te bezoeken. Als onze vrienden nu goden zijn, moeten ze in contact treden met