‘Je weet niet goed of je nu wel of niet wilt dat Brahma sterft. Misschien is het een wisselwerking tussen liefde en haat. Je was al oud, voordat je jong was, Yama, en zij was de enige waar je echt om gegeven hebt. Heb ik gelijk?’
‘Ja.’
‘Dan weet ik geen oplossing voor je eigen moeilijkheden, alleen dat je je moet distantieren van het op handen zijnde probleem.’
‘Goed, Siddhartha. Ik stem voor je plan om Nirriti hier in Khaipur tot staan te brengen, als de Hemel ons tenminste wil steunen.’
‘Heeft iemand hier iets tegen?’ Er viel een stilte.
‘Laten we dan naar de Tempel gaan en beslag leggen op het communicatiesysteem!’
Yama drukte zijn sigaret uit. ‘Maar ik ga niet met Brahma spreken,’ zei hij.
‘Ik doe het woord wel,’ zei Sam.
Ili, de vijfde toon, van de harp, zoemde in de Tuin van de Purperen Lotus.
Toen Brahma het scherm in zijn Paviljoen aanzette zag hij een man die de blauwgroene tulband van Urath droeg. ‘Waar is de priester?’ vroeg Brahma.
‘Die hebben we buiten vastgebonden. Ik kan hem wel binnenhalen, als je een paar gebeden wilt horen …’
‘Wie ben jij die de tulband van de Eersten draagt en zich gewapend in de Tempel ophoudt?’
‘Ik heb het vreemde gevoel dat ik dat alles al eens eerder heb meegemaakt,’ zei de man.
‘Antwoord op mijn vragen!’
‘Wil je dat Nirriti tot staan gebracht wordt, Vrouwe? Of wil je hem alle steden langs de rivier geven?’
‘Stel je soms het geduld van de Hemel op de proef, sterveling? Je zult de Tempel niet levend verlaten.’
‘Je dreigementen met de dood betekenen niets voor de leider van de Lokapala’s, Kali.’
‘De Lokapala’s bestaan niet meer en ze hadden geen leider.’
‘Je staat tegenover hem, Durga.’
‘Yama? Ben jij het?’
‘Nee, maar hij staat hier naast me — net als Krisjna en Koebera.’
‘Agni is dood. Iedere nieuwe Agni is gestorven sinds …’
‘Keenset. Ik weet het, Candi. Ik was geen lid van de oorspronkelijke groep. Rild heeft mij niet gedood. De fantoomkat, die naamloos moet blijven, heeft goed werk gedaan, maar niet goed genoeg. En nu ben ik zelfs terug van de Brug der Goden. De Lokapala’s hebben mij tot hun leider gekozen. We zijn bereid Khaipur te verdedigen en Nirriti ten val te brengen als de Hemel ons wil bijstaan.’
‘Sam … jij bent het toch niet!’
‘Noem me dan Kalkin, of Siddhartha, of Tathagatha, of Mahasamatman, of Dwinger, of Boeddha, of Maitreya. Maar desalniettemin is het Sam. Ik ben gekomen om je te aanbidden en het met je op een akkoordje te gooien.’
‘Zeg op!’
‘Ik moet erover nadenken …’
‘De mensheid is in staat gebleken met de Hemel te leven, maar met Nirriti, dat is een andere zaak. Yama en Koebera hebben wapens de stad binnengebracht. We kunnen de Stad versterken en een goede verdediging opbouwen. Als de Hemel zijn krachten bij de onze voegt, gaat Nirriti bij Khaipur ten onder. Echter op voorwaarde dat de Hemel het Progressivisme en de godsdienstvrijheid goedkeurt en een einde maakt aan het bewind van de Heren van Karma.’
‘Dat is nogal wat, Sam …’
‘Wat de eerste twee punten betreft, dat is slechts een erkenning van het feit dat iets bestaat en het recht heeft te blijven bestaan. En het derde punt is iets dat toch gebeurt, of je het leuk vindt of niet; ik geef je dus de mogelijkheid van een elegante oplossing.’
‘Ik moet erover nadenken.’
‘Ga je gang. Ik wacht wel. Maar als het antwoord nee luidt, dan vertrekken we en laten Renfrew de stad innemen en deze Tempel ontwijden. Als hij nog een paar steden heeft ingenomen, zal je hem toch het hoofd moeten bieden. Maar dan zijn wij niet meer in de buurt. Dan wachten we tot alles voorbij is. En voor het geval je dan nog steeds bestaat, zal je positie er niet naar zijn om te marchanderen over de voorwaarden die ik je zojuist heb gesteld. In het andere geval zijn we geloof ik in staat het tegen de Zwarte op te nemen en hem en wat er nog van zijn zombies over is, te verslaan. Op beide manieren krijgen we wat we willen. Maar deze manier is de gemakkelijkste voor jou.’
‘Goed! Ik zal onmiddellijk de strijdkrachten verzamelen. In deze laatste strijd rijden we zij aan zij, Kalkin. Nirriti sterft in Khaipur! Zet iemand daar in de communicatiekamer, dan kunnen we met elkaar in contact blijven.’
‘Ik sla hier mijn hoofdkwartier op.’
‘Bevrijd dan eerst de priester en laat hem binnenkomen. Hij krijgt enkele goddelijke bevelen en weldra een goddelijk bezoek.’
‘Ja, Brahma.’
‘Sam, wacht even! Als we na de strijd nog in leven zijn, wil ik een gesprek met je hebben over wederzijdse aanbidding.’
‘Wil je soms Boeddhist worden?’
‘Nee, ik wil weer een vrouw zijn …’
‘Er is een plaats en een tijd voor alles, maar op het ogenblik niet.’
‘Als de tijd daar is, zal ik er zijn.’
‘Ik ga je priester nu voor je halen. Blijf aan het toestel.’
Na de val van Lananda hield Nirriti een dienst tussen de ruines van de stad en bad om de overwinning op de andere steden. Zijn donkere wachtmeesters trommelden langzaam en de zombies vielen op hun knieen. Nirriti bad tot het zweet als een masker van glas en licht zijn gezicht bedekte en omlaagstroomde langs zijn kunstige wapenrusting, die hem de kracht van velen gaf. Toen hief hij zijn gelaat op naar de hemel, keek naar de Brug der Goden en zei:
‘Amen.’
Hij draaide zich om naar Khaipur, en achter hem kwam zijn leger overeind. Toen Nirriti Khaipur naderde, stonden de goden te wachten. En de troepen van Kilbar stonden te wachten en ook die van Khaipur. En de halfgoden en de helden en de edelen stonden te wachten. En de hoge Brahmanen en vele volgelingen van Mahasamatman stonden te wachten. De laatsten waren gekomen in de naam van de Goddelijke esthetica.
Nirriti overzag het mijnenveld dat zich tot de muren van de stad uitstrekte, en hij zag de vier ruiters, de Lokapala’s. bij de poort, met naast hen de banieren van de Hemel, wapperend in de wind.
Hij sloeg zijn vizier neer en wendde zich tot Olvegg. ‘Je had gelijk. Ik vraag me af of Ganesja binnen wacht.’
‘Dat zullen we gauw genoeg merken.’ Nirriti vervolgde zijn weg.
Op die dag beheerste de Heer van het Licht het slagveld. De volgelingen van Nirriti kwamen Khaipur niet binnen. Ganesja viel onder het zwaard van Olvegg, toen hij probeerde Brahma een dolk in de rug te steken die met Nirriti op een heuvel in een tweegevecht was gewikkeld.
Daarna kwam Olvegg ten val, greep naar zijn maag en trachtte achter een rots dekking te vinden. Brahma en de Zwarte stonden tegenover elkaar en Ganesja’s hoofd rolde in een ravijn.
‘Die heeft me van Kilbar verteld,’ zei Nirriti. ‘Hij wenste Kilbar,’ zei Brahma, ‘dus moest het Kilbar zijn. Ik weet nu waarom.’
Zij vielen elkaar aan en Nirriti’s wapenrusting vocht voor hem met de kracht van vele soldaten.
Yama gaf zijn paard de sporen en reed naar de heuvel in een stof- en zandwolk gehuld. Hij hield zijn mantel voor zijn ogen en om hem heen klonk gelach.
‘Waar is je doodsblik nu, Yama-Dharma?’
‘Rakasha!’ gromde hij. ‘Ja, ik ben het, Taraka!’
En plotseling werd Yama overspoeld door een stortvloed van water; en zijn paard steigerde en kwam ten val. Hij stond rechtop met zijn zwaard in zijn hand, toen de vlammende wervelwind een menselijke vorm aannam. ‘Ik heb je schoongewassen van datgene wat afstoot, dodengod. Nu word je door mijn hand vernietigd!’